Tombed Visions, 2017

Een van de meest interessante labels van dit moment als het gaat om geïmproviseerde en experimentele muziek is Tombed Visons Records, dat zijn thuisbasis heeft in het Engelse Manchester. De muziek wordt veelal op cassette uitgebracht en bij het label verscheen muziek van onder andere Shepherds of Cats (o.a. Shepherds of Cats & Günter Heinz), Jan Daelman, Dirk Serries en Thijs Troch (Daelman/Serries/Troch), Colin Webster en Graham Dunning (Oval) en René Aquarius, John Dikeman en Dirk Serries (Night Realms). In een kort tijdsbestek verschijnen aan het einde van deze maand vier uitgaven van Tombed Visions.

De eerste daarvan is Church van de eveneens vanuit Manchester opererende tenorsaxofonist Mark Hanslip. Hij speelde vanaf het midden van het vorige decennium ook gecomponeerde muziek, maar sinds hij in 2008 in Manchester neerstreek is hij zich vooral gaan toeleggen op geïmproviseerde muziek. Hij maakt deel uit van HTrio, Twelves, The Revival Room en Johnny Hunter’s Quartet en hij werkt(e) met drummers Andrew Cheetham en Phillip Marks, bassist Otto Willberg en pianist Stephen Grew.

Die laatste vinden we ook terug op Church. Grew legt zich toe op volledig geïmproviseerde muziek. Hij speelt in het kwartet Grutronic, het Grew Trio, het Grew Quartet en het duo Grew en Grew en werkte onder meer met Evan Parker en Keith Tippett. Hanslip en Grew worden bijgestaan door laptop-muzikant Alexander Cutteridge en op vier van de zes stukken ook door gitarist Ed Williams (ook wel: Ed Afraux).

De opnames van deze tape-uitgave zijn in 2015 gemaakt in de Lancaster Baptist Church; geen alledaagse locatie voor het soort muziek dat op dit album te horen is. Het trio/kwartet speelt vrije improvisatiemuziek die zich niet makkelijk in een hoek laat wegzetten. De muziek is eigenzinnig en weerbarstig, maar klinkt ook opvallend melodieus en warm. Ook de inbreng van elektronische klanken van Cutteridge brengt daar geen verandering in; hij weet steeds de juiste geluiden te produceren, die niet per se warmbloedig klinken maar wel perfect aansluiten op het temperamentvolle spel van met name Hanslip en Grew, waarbij met name de warme toon van Hanslip opvalt.

Grew toont zich een zeer bedrijvig pianist; vooral in de korte opener ‘I’ regent het noten. Hanslip speelt barse tonen en Cutteridge en Williams zetten daar noisy spel tegenover. Zo kwiek als de opener klinkt wordt het verder nergens, maar wel kent de muziek – ondanks de afwezigheid van een slagwerker – enorm veel beweging. ‘II’ is een stuk donkerder dan de openingstrack, spannender ook door de vervreemdende klanken die Cutteridge uit zijn laptop tovert en het tegendraadse, schrapende gitaarspel van Williams.

De suspense wordt nog tastbaarder op ‘III’, zeker in het eerste gedeelte waarin Grew het lage register opzoekt en Cutteridge dreigende klanken tevoorschijn haalt. Hanslip speelt met lucht en voorzichtige lange tonen, later overgaand op trillende figuren. Het is Grew die voor melodische lijnen zorgt. De donkere, onheilspellende sfeer blijft gehandhaafd, ook wanneer alle muzikanten tegelijkertijd loos gaan in een chaotisch gedeelte. Hanslip heeft tegen die tijd de leidende rol overgenomen van Grew en ook Williams laat zich meer gelden.

Aan de duisternis komt nog geen einde, want ook ‘IV’ ademt donkere sferen, al klinkt het meer berustend dan in ‘II’ en ‘III’. Het tempo ligt laag en er valt zelfs een stilte, wat bijdraagt aan de ingehouden spanning die het stuk uitstraalt. Het spel van Grew is minimaal. Hanslip blaast lucht, goed hoorbaar, waardoor het lijkt of je als luisteraar vlakbij staat. De schijnbare rust kan natuurlijk niet blijven duren en na drie minuten zijn piano en gitaar de eersten die de spanning doorbreken met snel spel. De tenorsax speelt fragmentarische, korte frasen.

Het spel met lucht wordt door Hanslip ook gespeeld op ‘V’, maar droger nu. Grew rijgt de noten weer aaneen en Cutteridge contrasteert daarmee door geluiden te produceren die klinken alsof de muzikanten zich in een verlaten moeras bevinden. De sfeer slaat echter om zodra Hanslip en Grew door elkaar heen improviseren en Cutteridge noisier klanken uit zijn laptop haalt. De overgang naar een rustiger gedeelte is grandioos. Die rust is ook hier relatief; het spel van de muzikanten is te grillig om enige sereniteit uit te kunnen stralen. Het duurt dan ook niet lang voor weer onrustige oorden worden opgezocht.

Ook in het afsluitende ‘VI’ wordt met suspense gespeeld, waarbij Cutteridge nu kiest voor futuristischer geluiden. Hij is degene die de basis vormt in dit stuk, waar Grew dat met notenreeksen in eerdere tracks deed. Hanslip klinkt alsof hij in de grote ruimte wat verderop positie heeft gekozen. Grew beroert de lage pianotoetsen, maar weet na bijna vier minuten ook weer een paar snelle riedels te produceren, waarmee het robuustere tweede gedeelte van ‘VI’ wordt ingeluid. Hanslip en Grew spelen daarin gejaagd, met veel noten, en Cutteridge maakt percussieve klanken.

De akoestiek van de kerk zal ertoe bijgedragen hebben dat de muziek helder is vastgelegd, waardoor ook in de hectische momenten elke afzonderlijke klank goed te horen is. Church is geen alledaagse vrije improvisatieplaat. Het contrast tussen abstract spel en melodie en tussen weerbarstige en warmbloedige klanken zorgt voor spanning. Het improviseren gebeurt gezamenlijk. Er is geen sprake van solospots, het samenspel is waar het om gaat. Al die kenmerken zorgen voor een mooie, luisterrijke vrije improvisatieplaat.

Church bandcamp

Mark Hanslip website

Stephen Grew website

Alexander Cutteridge website

Ed Afraux bandcamp

Tombed Visions Records bandcamp