Trytone, 2021
De in Amsterdam geboren en getogen Fie Schouten is een klarinettist die alle klarinetten bespeelt, maar een voorliefde heeft voor de lage instrumenten. Zij opereert solo en met haar eigen ensembles. Ze werkte met verschillende componisten en samen met Tobias Klein is zij de drijvende kracht achter het festival Basklarinet Festijn. Daarnaast is zij hoofdvakdocent basklarinet aan het Prins Claus Conservatorium in Groningen.
Eerder dit jaar verscheen Monologues, waarop Schouten solo is te horen op basklarinet en bassethoorn. Enkele weken geleden verscheen onder de naam van Schouten ook Nut, een album met kamermuziek voor (contra)basklarinet. Schouten is daarop te horen op zowel basklarinet als contrabasklarinet, naast Jelte Althuis op basklarinet, Tatiana Koleva op vibrafoon, Eva van de Poll op cello, Bart de Vrees op percussie en Marko Kassl op accordeon. Het album telt vijf composities, waarvan de bekendste ‘Anubis-Nout’ van Gérard Grisey is. Grisey wordt beschouwd als een van de grondleggers van de spectrale muziek, die in de jaren zeventig vooral in Frankrijk ontstond.
‘Anubis-Nout’ is in het hart van het album geplaatst. Het betreft een werk dat de Franse componist in 1983 schreef voor Hans Sparnaay en door Grisey is opgedragen aan zijn in hetzelfde jaar vermoorde collega en vriend Claude Vivier. In de compositie staat ‘Anubis’ (god van de dood in de Egyptische mythologie) voor de gewelddadige dood, terwijl Nout (de hemelgodin) daarentegen de troostende, vreedzame dood vertegenwoordigt. Schouten speelt het solostuk op contrabasklarinet. De lage en rauwe klank die zij in het eerste deel laat horen past perfect bij het thema van ‘Anubis’. Opvallend is de galm van de ruimte waarin het stuk is opgenomen. Schouten speelt hard en gedecideerd. Tussen die klanken in is er ruimte voor melodisch spel. Het werk kan wat abstract overkomen, ook in handen van Schouten, maar in het contrabasspel legt zij zoveel gevoel dat de emoties er makkelijk doorheen sijpelen. Vooral in het laatste gedeelte overheerst een gevoel van verdriet en berusting. Berusting is er ook in ‘Nout’, maar waar die in het voorgaande deel gedwongen is, lijkt dat hier het gevolg van de langzame aanvaarding van het onontkoombare. Het contrabasklarinetspel is zachter van kleur, langer van toon en vriendelijker van opzet. Een paar weerbarstige trekjes zijn in het stuk waar te nemen, maar het is vooral de beheersing waarmee Schouten het stuk brengt die indruk maakt.
Het album opent met ‘Connect4’ van Evan Ziporyn, een Amerikaans componist en dirigent en zelf ook basklarinettist. Ziporyn studeerde onder andere bij Gérard Grisey. Hij werkte onder meer met Bang On A Can All Stars, Iva Bittova en Gyan Riley, Paul Simon en het Steve Reich Ensemble. ‘Connect4’ is een vrij levendig en evenwichtig stuk met een gelijkwaardige rol voor de basklarinetten, vibrafoon en cello. Hoewel er vrij veel korte noten worden gespeeld, leidt dat niet tot een fragmentarisch werk. Mooi is hoe het stuk aan het einde als het ware wegsterft, met zachte klanken, voornamelijk bestaande uit geblazen lucht, terwijl je toch overduidelijk hoort dat de klanken uit een basklarinet komen.
Van Ruud Roelofsen wordt ‘on intimacy VI ‘mozaïek” gespeeld. Roelofsen is een componist afkomstig uit Rhenen maar hij opereert vanuit Chicago. Hij studeerde klassieke percussie. Als componist werkte hij onder andere met het Arditti Quartet, aTonal Hits, Bart de Vrees, Dario Calderone, Ensemble Soundinitiative, Gyre Ensemble, Het Vers Ensemble, the Moscow Contemporary Music Ensemble en Orkest de Ereprijs. Roelofsens voorliefde voor percussie komt naar voren in het werk, waarbij niet alleen Bart de Vrees als percussionist betrokken wordt, maar ook de andere instrumenten in meer of mindere mate een percussierol vervullen. De compositie is echter geen percussiestuk, want met name de basklarinet en cello weten met experimentele een veelzijdige klanken en klankkleuren het werk muzikale glans te geven. De spanning is voelbaar en die spanning wordt gedurende het hele stuk vastgehouden. Roelofsen voorkomt daardoor dat zijn stuk louter een interessante opeenvolging van klanken en geluiden is. Het uitmuntende spel is een bewijs van hoe experimentele muziek ook vlekkeloos kan klinken.
Enrique Raxach is een Nederlandse componist van Spaanse afkomst. Zijn werk is beïnvloed door de seriële muziek, maar deze componist toont zich in zijn composities niet star. Integendeel, zijn werk heeft een grote gevoelswaarde. ‘Decade’ is een beweeglijk werk voor basklarinet en accordeon. De basklarinet is daarbij aanvankelijk het solerende instrument over een serie accordeonakkoorden en -patronen die licht schuren en die daardoor spanning in het werk brengen. Maar dat is niet alles. Ook de accordeon heeft een melodische inbreng, waar de basklarinet soms onder het geluid van de accordeon duikt. De verschillende tempi zorgen voor afwisseling, evenals de dynamische verschillen die het stuk herbergt.
Het laatste werk op het album is ‘Tap-Blow-Dance4’ van Hanna Kulenty, een Poolse componist die tegenwoordig in Warschau en Arnhem woont en werkt. Haar werk is een stuk met veel ruimte voor ritme voor basklarinetten, vibrafoon en cello. Melodische en ritmische lijnen lopen door elkaar heen in een snel tempo. Even wordt een vertragende beweging gemaakt, met name door glijdende tonen van de cello. Het tempo wordt daarna weer opgepakt. De glijdende tonen van de cello keren regelmatig terug, maar zonder het vertragende effect. Met unisono spel worden markeringen aangebracht. Het is een schoolvoorbeeld van hoe modern klassieke muziek redelijk toegankelijk kan klinken, terwijl het stuk toch voldoende diepgang heeft om geoefende oren te kunnen bekoren.
Over de stukken op Nut is goed nagedacht en dat zal ook gebeurd zijn over de volgorde waarop ze op het album zijn geplaatst. Die volgorde klinkt logisch, terwijl tegelijkertijd recht wordt gedaan aan de veelzijdigheid van de muziek. De werken worden met veel gevoel uitgevoerd en nergens is dan ook sprake van strikte abstractie. Nut is een prachtig album dat nieuwsgierig maakt naar ander werk van de artiesten die erop spelen én naar andere composities van de componisten waarvan werken worden gespeeld.