Aerophonic, 2021
Het is november 2021 en er liggen weer de nodige beperkingen op de samenleving. Ook de cultuursector, die nu gelukkig door mag blijven draaien, ontkomt niet aan maatregelen en dat heeft sommige podia ertoe gebracht het programma af te gelasten. En wie weet wat ons nog te wachten staat. Toch zijn er lichtpuntjes, zoals de kleinschalige concerten die wél doorgaan. Zo was het Amerikaanse trio Kuzu in Nederland en België voor een serie concerten. Die heeft Opduvel helaas aan zich voorbij moeten laten gaan, maar gelukkig verscheen daarvoor ook een nieuw album, getiteld All Your Ghosts In One Corner.
Kuzu bestaat uit Dave Rempis (alt-, tenor- en baritonsaxofoon), Tashi Dorji (elektrische gitaar) en Tyler Damon (drums). Het nieuwe album betreft net als de voorgaande platen live-opnamen, deze keer van concerten die zijn gegeven op 12 maart 2020 in Chicago en op 13 maart 2020 in Milwaukee. Het coronavirus was al onder ons, maar de opnames dateren van vlak voordat restricties gingen gelden en live spelen niet meer mogelijk was. Het doet niet af aan de vitaliteit van het trio, dat op zijn eigen inventieve en regelmatig luidruchtige wijze musiceert. Alsof het de laatste keer is.
Het album telt vijf stukken, waarvan het eerste en laatste zijn opgenomen in Milwaukee. ‘One Fell Swoop’ start vrij aftastend, maar ook dan is al voelbaar hoeveel power dit trio heeft. De drum- en bekkenslagen van Damon staan hard in de mix, terwijl Dorji aanvankelijk zachtjes musiceert, wat schetsen neerlegt met af en toe een uitschieter. Rempis meldt zich na twee minuten met een riedel op zijn alt die even aan John Coltrane doet denken, maar al snel schiet de saxofonist een andere kant op. Het volle drumspel blijft de leidraad voor het drietal, dat gaandeweg de route richting krachtige freejazz vindt. Rempis’ spel op de vrij lichte altsax is ferm en afwisselend. Lange tonen, snelle vingerbewegingen en gierende klanken komen er even makkelijk uit.
‘Year Of The Rat’ begint hoekig en experimenteel, waarbij een aantal onconventionele technieken wordt gebruikt, met name door Dorji, die zware en donkere klanken uit zijn versterker haalt, alsof dat ding een instrument op zich is. De baritonsax klinkt ruw en ronkend, hoewel ook opvalt hoe soepel het spel van Rempis op het grote instrument is. Dat neemt weer niet weg dat hij met het instrument ook gillend en gierend uit de hoek komt. Damon kiest hier voor brushes en dus voor een minder vol en dus zachter geluid dan in de openingstrack, al is zijn spel niet minder bedrijvig. Dorji doet op zijn elektrische gitaar ook een percussieve duit in het zakje. Met een ritmisch motief leidt hij een nieuw gedeelte van de gezamenlijke improvisatie in. De korte stoten van de baritonsax aan het begin ervan lijken erop te duiden dat het instrument moet worden tegengehouden om niet te exploderen. Uiteraard gaat Rempis uiteindelijk toch volle bak.
Tussen de twee tracks uit Milwaukee zijn de drie stukken uit Chicago geklemd. Eigenlijk is het één stuk, ‘Scythe’, dat bestaat uit drie delen. In het vrij korte eerste deel, met Rempis op tenorsax, wordt al vrij snel de potige kaart getrokken. Soms klinkt het trio vol, vooral als Dorji zijn gitaar op standje noise zet, maar vaak heeft de muziek in al zijn daadkracht ook lucht en is goed te onderscheiden wat de drie muzikanten spelen. Damon fungeert als katalysator. Zijn spel vormt de perfecte begeleiding van de noisy exercities van Rempis en Dorji, maar hij is ook degene die in de wat rustiger passages met inventief spel de spanning handhaaft, zoals bijvoorbeeld gebeurt aan het einde van ‘Scythe Part 1’.
Damon is ook degene die het tweede deel opent en opnieuw staat hij luid en duidelijk in de mix, waardoor de klanken van Dorji bijna ondersneeuwen. Bijna, want het spel dat soms welhaast klinkt als willekeurige radiofragmenten, is duidelijk te horen. Zodra Rempis mee gaat doen, is het spel weer op de wagen en wordt een portie stevige freejazz geproduceerd die er niet om liegt. Des te opvallender zijn daardoor de passages waarin gas teruggenomen wordt en Rempis zijn lyrische en melodische kwaliteiten etaleert, wat mooi contrasteert met bijvoorbeeld de grommende gitaarklanken van Dorji in ‘Scythe Part 2’. Damon gebruikt kleine percussie-instrumenten om meer kleur aan te brengen. Samen met Dorji weeft hij ritmisch en melodisch onvaste patronen, waar de gitarist een grommende onderlaag aan weet toe te voegen.
In elk stuk gebeurt zoveel, dat een beschrijving steeds tekortschiet. Ook in het derde deel wordt de boel regelmatig op het spits gedreven en is het daarnaast genieten van individuele vondsten zoals de onnavolgbare gitaartechnieken van Dorji, het kletterende spel op liggende percussie van Damon en de veelzijdige stootkracht van Rempis, die niet alles vol soleert maar ook ruimte biedt aan de twee andere muzikanten om zich in duoverband te onderscheiden. Wie overigens denkt qua rauwe intensiteit wel wat gewend te zijn, die luistert het beste even vanaf minuut vier: wat een ongelooflijke bak noisy freejazz wordt daar gemaakt.
Het is bij Kuzu een komen en gaan van nieuwe ideeën en nieuwe invalshoeken die de muziek een andere kant uitduwen, maar steeds vindt het trio elkaar in de robuuste gedeelten. In al zijn diversiteit heeft het trio een eigen geluid. Het drietal weet hoe de intensiteit op te voeren en op welke momenten dat gevraagd is. Beluistering van de muziek van Rempis, Dorji en Damon is een actieve bezigheid, waarbij je van de ene kant naar de andere schiet, in verwondering, bewondering en regelmatig ook in extase. All Your Ghosts In One Corner vervangt niet de muziek in levende lijve, maar brengt wel goed het gevoel van een live-optreden over.