Trost, 2017
Vandaag verschijnt de tweede vinylschijf van het Kodian Trio, simpelweg II geheten en opgenomen in de Sunnyside Studio te Brussel. Het eerste studio-album (I) verscheen begin 2016 bij A New Wave of Jazz en daarna verschenen enkele live-opnamen bij Raw Tonk Records: Live at Paradox op cd-r en Volt/Pletterij op cassette. Het is te hopen dat het verschijnen van II bij het grotere Trost Records zorgt voor meer naamsbekendheid van het trio, want als het gaat om rauwe en intense vrije improvisatie, kent Kodian Trio zijn gelijke niet.
Kodian Trio bestaat uit de Belgische gitarist Dirk Serries, de Engelse saxofonist Colin Webster en de eveneens uit Engeland afkomstige drummer Andrew Lisle. Webster beperkt zich op de nieuwe plaat tot het spelen van altsax. Tijdens concerten speelt het trio lange, volledig geïmproviseerde sets, maar getuige I en het nu verschenen II pakt men de zaken in de studio iets anders aan. En dus horen we op het nieuwe album zes stukken, in lengte variërend van ruim drie en een halve minuut tot elf minuten. Aan titels doet Kodian Trio niet: de stukken zijn genummerd A1 tot en met B3.
Opener ‘A1’ laat horen hoe het drietal al hortend en stotend en weerbarstig tot de mooiste resultaten komt. Serries laat zijn gitaar doorklinken maar dempt ook, Webster sputtert en fragmenteert maar speelt ook lange noten en Lisle voorziet het geheel van afwisselende slagen op snare, basdrum, toms en bekkens. De rauwe energie spat van de muziek af.
Die energie neemt alleen maar toe in ‘A2’. Serries speelt tegendraads, houdt in en haalt uit, en Webster laat horen dat hij op altsax even robuust uit de hoek kan komen als op baritonsax. Uiteraard is de toon wat lichter, maar dat compenseert de Brit door met tomeloze inzet te spelen. Lisle is de niet-verbindende factor als het om zijn spel gaat, want dat is eigenwijs en bij tijd en wijle zeer krachtig, maar toch houdt de drummer het zaakje bij elkaar. Nadat Serries en Lisle halverwege even als duo spelen, neemt de de slagkracht in het vervolg nog verder toe. Met melodieuzer spel van Webster wordt die weer getemperd. Lisle speelt een korte solo, waarna gezamenlijk wordt besloten.
Kodian Trio staat voor veel meer dan energieke vrije impro. Een goed voorbeeld daarvan op II is het eerste gedeelte van ‘A3’. Lisle opent met bedachtzame slagen op de toms en Webster valt in met redelijk ingetogen spel, waarin hij melodieuze lijnen speelt die niet lijken te worden afgemaakt, wat een spannend effect geeft. De energie van het stuk neemt aanzienlijk toe wanneer Serries invalt met donkere en grofkorrelige tonen. Webster verhoogt het tempo van zijn spel en lijkt er in razend tempo vandoor te willen. Hij komt niet weg, want Serries en Lisle blijven hem met vastberaden spel op de hielen zitten. Bijzonder is hoe Lisle zijn spel varieert in tempo en intensiteit en daarbij toch de indruk wekt een duidelijke beweging voorwaarts te maken. Serries fungeert met a-ritmische ingevingen als stoorzender, het zand in de motor dat voor haperingen zorgt, waardoor de muziek van het trio weerspannig en onvoorspelbaar klinkt. Webster keert sputterend op het nest terug, protesterend met alles wat hij in zich heeft. Het slotwoord is voor Lisle, die met een paar krachtige slagen het stuk beëindigt.
Kant 2 opent speels en aftastend. Webster speelt staccato noten, Lisle doet het met hihat en bekkens. Meest aanwezig is echter Serries, die in hoog tempo technieken combineert en zowel vervreemdende effecten als aardse grondtonen produceert. Verderop is het trio vertrokken voor een zowel gezamenlijke als individuele dollemansrit, al blijkt bij dit drietal altijd weer dat wel degelijk controle aanwezig is in de chaotische muzikale passages.
Serries opent ‘B2’ met enkele zwiepende tonen, waarbij hij overigens zijn tegendraadse spel niet loslaat. Webster fladdert om het spel van de gitarist heen terwijl Lisle met brushes op zijn snare de muzikale onderlaag vormt. Gaandeweg worden de open noten minder. Webster en een zeer creatieve Lisle spelen een ingehouden en spannend duet. Wanneer Serries zich weer meldt, wordt het tot dan toe redelijk beheerst klinkende stuk voorzien van een korte luidruchtige finale.
‘B3’, tot slot, laat Webster en Serries horen in een aftastende opening, waarin de lange noten van de saxofonist door de gitarist worden voorzien van zacht ratelend gitaarspel. Webster zoekt het hoge register op en combineert dat met rauwe klanken. Lisle reageert met het leggen van een snel maar zacht ritmisch patroon op voornamelijk bekkens, waarmee hij doorgaat zodra de saxofoon stopt. Webster maakt zuigende en smakkende geluiden en Serries speelt tegendraads maar beheerst. De saxofonist gaat uiteindelijk over op clean en rustig spel en samen met de zachtjes spelende Serries en de met spanning geladen bekkenslagen van Lisle wordt het album besloten.
De tweede studioplaat van Kodian Trio is een album dat de oren op scherp zet en de fantasie prikkelt. Lisle, Serries en Webster voelen elkaar perfect aan, waardoor ieder zijn individuele en eigenwijze spel kan spelen zonder dat dit in de weg staat aan de expressiemogelijkheden van de andere twee muzikanten. De geïmproviseerde muziek is opwindend, spannend, inventief en intens. II is een schitterende plaat die iedere draaibeurt aan glans wint.