Weird Cry, 2018

Ojai is een plaats in het zuiden van Californië. Het is ook de plek waar Weird Cry Records is gevestigd, het platenlabel van multi-instrumentalist Rob Magill, die logischerwijs ook in die plaats woont. In Ojai is ook de Ojai Valley Grange gevestigd en dat is de plek waarop in de zomer van 2016 Eyes In The Dirt is opgenomen, een duo-release van Patrick Shiroishi en Rob Magill.

Patrick Shiroishi is een Japans-Amerikaanse muzikant, opererend vanuit Los Angeles. Hij is te vinden in onder andere Upsilon Acrux, Corima, Japanties, Doctor 9, In The Womb, Oort Smog, Nakata, Black Sun Sutra, Sewing Circle en Hoboglyphs. Daarnaast gaat hij regelmatig samenwerkingen aan en speelt hij solo. In november 2017 verscheen van hem het indrukwekkende Tulean Dispatch, een zeer persoonlijk album waarop Shiroishi op alt- en baritonsaxofoon is te horen.

Magill is componist en improvisator en zijn muziek varieert enorm. Zo is het onlangs bij Weird Cry verschenen Love Is Mental Illnesses Greatest Enemy (dat stamt uit 2013) een verzameling voornamelijk korte en maffe (schetsen van) songs met een nadruk op gitaar, orgel en vocalen, hoewel Magill ook saxofoon en klarinet speelt. In Easy Mind, Painful Head, een duoplaat met Eugene Chadbourne, draait het dan weer om vrije improvisatie in langere vorm, terwijl op From The Year 1842 (uit 2014) jazz, noise, rock en nog veel meer in de blender worden gedaan en als onvoorspelbare brokken muziek worden gepresenteerd. Het zijn slechts een paar van de vele uitgaven van de man uit Ojai. Aan de muziek van Magill zit nog wel eens een steekje los. Een prettig steekje, welteverstaan.

Shiroishi en Magill spelen samen in het quintet Black Sun Sutra, maar dit is de eerste release van de twee muzikanten als duo. Het tweetal beperkt zich op Eyes In The Dirt tot rietinstrumenten, want Shiroishi speelt sopraan-, alt- en baritonsaxofoon en Magill sopraan- en tenorsaxofoon en basklarinet. In zeven volledig geïmproviseerde stukken tonen de beide rietblazers zich van een inventieve en veelzijdige kant.

Opener ‘Picture Paintings’, met Shiroishi op alt en Magill op tenor, begint rustig, waarbij melodieuze saxlijnen om elkaar heen kringelen, ieder een eigen weg zoekend maar in harmonie met de ander. Na ruim tweeënhalve minuut begint die lieve vrede voor het eerst een beetje te wringen. Gaandeweg lijken beide saxofonisten zich gevangen te voelen, willen zij de impasse doorbreken. De ingetogen lijnen bevatten spanning en het wachten is op de ontlading. Die komt na ruim vierenhalve minuut, als de onvrede niet langer verborgen kan worden gehouden en beide muzikanten zich van een gemene kant laten horen. Geen nette klanken meer, maar agressieve aanzetten en dito spel. Dat echter plots weer omslaat in beheersing. De onrust blijft echter voelbaar en al gauw nemen spanning en intensiteit toe. Arpeggio’s volgen en nu lijken de saxofonisten bevrijd, zodat rustig kan worden besloten.

Op ‘Nail In The Wall’ horen we Magill op basklarinet en Shiroishi op alt. De lage klanken van Magill worden door Shiroishi beantwoord met zachte maar nerveuze notenreeksen. Door het spel van Magill ontstaat een spanningsveld dat aanhoudt zodra Shiroishi melodielijnen gaat spelen. Ook nu houden de beide muzikanten het niet steeds netjes en worden onconventionele plaagstoten uitgedeeld. Als luisteraar ben je nooit zeker van wat komen gaat, want elk moment kan de muzikale stemming resoluut omslaan en wanneer dat gebeurt is onvoorspelbaar.

‘Wind In The Trees’ begint spannend, met trillende baritonsaxnoten van Shiroishi die contrasteren met de fijne melodie van de tenorsax van Magill. Gaandeweg neemt de baritonsax de melodische rol op zich, naast de tenorsax. Het volume neemt langzaam toe en de muziek wordt steeds noisier. Van de oorspronkelijke opzet wordt geen spaan heel gelaten. Even wordt gas teruggenomen om daarna te eindigen met een ruwe uitbarsting. De muzikanten kiezen voor de lichte saxen (sopraan) in ‘The Past Universe’, maar lichtere kost levert dat niet op. Integendeel: het stuk gaat furieus van start met een kakofonie van snelle noten, totdat Shiroishi en Magill elkaar vinden in een serie uitgerekte klanken, die niet harmoniëren maar schuren en wrijven. Met hetzelfde gemak schieten de saxofonisten er gezamenlijk vandoor door razendsnel te spelen. De muziek klinkt niet soepel maar de muzikanten tonen hier wel degelijk hun souplesse, wat ook blijkt uit de plotselinge en sublieme overgang naar een gespannen rust, waarna het zaakje opnieuw wordt aangezwengeld en beiden de luisteraar weer een adrenalinekick geven.

De verschillende combinaties van instrumenten maken dat de klankkleur van ieder stuk verschilt, maar bieden de rietblazers ook legio verkenningsmogelijkheden. In ‘Long And Wide Doors’ wordt de onrustige natuur van de spelers benadrukt door het afwisselend beheerste en robuuste spel. Responderen gebeurt uitermate snel en met gemak wordt van muzikale stemming gewisseld. Aan het eind gaan beiden volle bak. Wat weer in contrast staat tot het begin van ‘Low Love’ (Magill op basklarinet en Shiroishi op altsax), dat ingehouden start. Maar niet rustig, want vooral Shiroishi toont zich de onrust zelve, wat zich uit in zenuwachtige hoge noten. Magill kan niet achterblijven en mengt zich in het gewoel. De beide muzikanten vinden echter rust in het lange, verfijnde en melodieuze laatste gedeelte. Besloten wordt met ‘Begin To Look Around’, een wat korter stuk waarin met name de robuuste, gemene en chaotische kant van het duo (op tenor en alt) wordt benadrukt.

Shiroishi en Magill benutten op Eyes In The Dirt een breed spectrum aan muzikale mogelijkheden en daarbij tonen zij zich wispelturig en ongedwongen. Stukken kunnen plots omslaan en mooie melodieën en luidruchtige gevechten wisselen elkaar af. Het maakt de muziek onvoorspelbaar, spannend en uitermate boeiend om naar te luisteren.

Patrick Shiroishi website

Weird Cry Records bandcamp