Lurker Bias, 2018
Dit is wat je noemt een bijzondere samenwerking. De Franse bassist Maxime Petit en de Amerikaanse riet- en koperblazer Daniel Carter vonden elkaar en leven zich muzikaal uit in zes korte improvisaties op een titelloze cassette, verschenen bij het Amerikaanse label Lurker Bias. Het is een tape van korte duur (ruim twintig minuten), maar in dat beperkte tijdsbestek laten de twee muzikanten wel een onuitwisbare indruk achter.
Petit is lid van Louis Minus XVI, een band die opereert op de scheidslijn tussen jazz en rock, waarvan eind vorig jaar het overtuigende derde studio-album De Anima verscheen. De bassist is ook te horen op het eveneens vorig verschenen Craters van Dead Neanderthals, een intense ambient/drone/noise-trip. Het jaar daarvoor bracht Petit een ep uit met gitariste Ava Mendoza en slagwerker Will Guthrie.
Daniel Carter is misschien niet de meest bekende, maar wel een veel gevraagde (free-)jazzmuzikant, die saxofoon, klarinet, trompet en fluit speelt en samenwerkte met onder andere William Parker, David S. Ware, Roy Campbell, Sun Ra, Matthew Shipp, Sunny Murray, Susie Ibarra en Cecil Taylor, om er maar een paar te noemen. Dat de in 1945 geboren blazer muzikaal ruimdenkend is, bewijzen minder voor de hand liggende samenwerkingen met bijvoorbeeld Spring Heel Jack, Vernon Reid, DJ Logic, Thurston Moore, David Grubbs en Yo La Tengo.
Op de cassette met Petit beperkt Carter zich tot de rietinstrumenten saxofoon en klarinet. Zijn spel is vrij en vloeiend, de noten lijken als vanzelf uit zijn instrument te stromen. Uitspattingen of onconventionele technieken heeft de rietblazer niet nodig om maximale zeggingskracht te bereiken. Tegendraadse elementen zijn er wel, maar door de cleane toon die de Amerikaan produceert, gaan die enigszins verscholen. De ongedwongen lijnen van Carter zijn zo mooi dat ze zonder enig tegenwicht van een ander instrument ook volledig tot hun recht zouden komen.
Het bij die constatering laten, zou de inbreng van Petit echter ernstig tekort doen. Die inbreng is essentieel, want het spel van de bassist is minstens zo sprekend en oorstrelend als dat van de saxofonist/klarinettist. Petit kan een behoorlijke bak herrie maken, maar ook een strakke groove neerleggen. Op de ep met Carter doet hij echter geen van beide. De basgitaar van de Fransman klinkt vaak opvallend licht en zijn spel is – net als dat van Carter – volkomen vrij.
Regelmatig countert Petit de lange lijnen of melodieuze vondsten van Carter met expressief spel, ontdaan van vastomlijnde ritmes en getuigend van een sterk inlevingsvermogen in het muzikale denkproces van Carter, of die nu altsax, sopraansax of klarinet speelt. Zo ontstaat geen tweestrijd, maar een samengaan van toch twee onafhankelijk van elkaar bewegende muzikale entiteiten.
Het is een waar genot om te luisteren naar Carters ontspannen spel met een vrijmoedig daaromheen manoeuvrerende Petit. In feite is sprake van twee melodie-instrumenten, volkomen gelijkwaardig aan elkaar. Twintig minuten zijn natuurlijk veel te kort, maar als die minuten gevuld zijn met dit soort beheerste en vooral ook zeer fraaie freejazz, is klagen daarover muggenzifterij. Deze samenwerking doet wel verlangen naar meer.