A New Wave Of Jazz, 2017
Vrijdag 1 september a.s. verschijnen twee nieuwe releases op het A New Wave Of Jazz-label van Dirk Serries. Dat label opereerde tot nu toe onder de vlag van Tonefloat, maar daar is verandering in gekomen. Wat ook veranderd is, is dat de twee nieuwe uitgaven niet op vinyl maar op cd verschijnen. Dat zal een financiële reden hebben, maar zeker de plaat die nu besproken wordt past door de lengte van de stukken beter op cd dan op vinyl. Voor Double Vortex zijn zelfs twee schijfjes nodig.
Het gaat hier om twee sessies die plaatsvonden in de Vortex Jazz Club in Londen op 8 februari 2017. Het kwartet bestaat uit John Dikeman (saxofoon), Andrew Lisle (drums), Dirk Serries (elektrische gitaar) en Colin Webster (saxofoon). Het kwintet betreft dezelfde muzikanten aangevuld met saxofonist Alan Wilkinson. Lisle, Serries en Webster vormen samen het Kodian Trio, waarvan eerder een plaat (I) op A New Wave Of Jazz verscheen. Datzelfde geldt voor het kwartet met Dikeman (Apparitions).
Wilkinson, van oorsprong uit Manchester, maakt al geïmproviseerde muziek sinds eind jaren zeventig en is vooral in de Engelse jazzscene een veel geziene gast. Hij heeft vaak gespeeld met drummer Paul Hession en maakte deel uit van het Ubiquity Orchestra en van een trio met Steve Noble en Tony Moore. Later vormde hij met Hession en bassist Simon Fell een trio. De lijst met samenwerkingen met individuele muzikanten is bijkans eindeloos.
Wie bekend is met de improvisatoren die de beide schijfjes bevolken, weet dat zij niet terugdeinzen voor een kakofonie meer of minder en dat dit bijdraagt aan de opwindende ervaring die dit soort freejazz teweegbrengt. Op ‘Double Vortex’ wordt de naar een heerlijke pot jazzherrie verlangende luisteraar niet teleurgesteld, maar zowel het kwartet als het kwintet bieden veel meer dan alleen dat.
Serries en Lisle openen ‘Session One’ van het kwartet, maar het duurt niet lang voordat de beide saxen hun onderlinge gevecht aangaan, Dikeman op zijn vertrouwde tenorsax en Webster op baritonsax. De saxen klinken op de voorgrond, maar Serries en Lisle bieden opvallend duidelijk weerwerk. Serries speelt zijn a-ritmische en noisy spel en Lisle deelt ferme tikken uit. Het is een waar genot om naar te luisteren omdat in alle hectiek de muzikaliteit buiten kijf staat. De live-energie is uitstekend vastgelegd op cd en met de ogen dicht waan je je in de jazzclub, vooraan bij het podium.
Na zo’n zeven minuten wordt het lawaai voor het eerst getemperd, maar rustig is de muziek niet. Serries jengelt, Dikeman scheurt, Lisle gebruikt vooral zijn snare en Webster speelt zijn onorthodoxe spel. De muziek is constant in beweging, gaat soms langzaam maar vaak zonder vooraankondiging van de ene frase over in de volgende. De muzikanten voelen feilloos aan wanneer in te houden en wanneer uit te halen.
Onderweg worden duo’s en trio’s gevormd, maar het is vooral het vrije samenspel waarmee het kwartet imponeert. Webster wisselt na een kwartier van bariton- naar altsax en later weer terug, maar voor de intensiteit van zijn spel maakt dat geen verschil. Het lange ingehouden gedeelte vanaf minuut vijfentwintig is razend spannend. Het lijkt wel een spel waarbij degene af is die zich het eerst niet meer kan beheersen. Dikeman waagt de eerste voorzichtige poging om de anderen mee te krijgen, maar de weg naar de finale is een lange. Webster en Dikeman luiden uiteindelijk gezamenlijk de laatste luidruchtige fase in.
Op ‘Session Two’ doet Wilkinson mee en dat betekent drie saxofoons die door elkaar heen toeteren. De geluidserupties klinken nog forser, maar Serries en Lisle weten door het saxofoongeweld heen te breken. Wilkinson speelt altsax en baritonsax en Webster beperkt zich nu tot de baritonsax. Een inleiding is er nauwelijks en in het eerste gedeelte gaan de muzikanten er vol op. De saxofoons gieren, sputteren en scheuren, de drums zijn alomtegenwoordig en de gitaar laveert houterig, met horten en stoten daar tussendoor.
In de tweede sessie bestaat meer ruimte voor korte solopassages, maar ook nu worden duo’s en trio’s (en nu ook kwartetten) gevormd. Met dezelfde ingrediënten maar met de toevoeging van één saxofonist ontstaat een geheel ander stuk dan ‘Session One’, waarbij in de rumoerige gedeelten een opvallende rol is weggelegd voor de fabuleus drummende Lisle, die zonder een duidelijk ritme te spelen de zaak bij elkaar lijkt te houden. Serries’ vrije capriolen op elektrische gitaar lijken elke nieuwe release inventiever te worden.
Uiteraard zijn het de drie saxofonisten die het duidelijkst naar voren komen. Zowel Dikeman, Webster als Wilkinson overtuigen in hun solo’s, maar vooral in het gezamenlijke spel, waarin geen van hen een duimbreed lijkt toe te geven maar men elkaar nergens in de weg zit. Het is meer dan kriskras door elkaar musiceren; hier wordt de kunst van het luisteren gecombineerd met het maken van uitbundig lawaai. Zodra het volume in toom wordt gehouden, overtuigen de drie saxofonisten evenzeer door het creëren van spanning.
Deze dubbel-cd bevat louter vrij geïmproviseerde muziek waarin geen compromissen worden gesloten. Interactie tussen de muzikanten is er echter volop en het wekt bewondering hoe in de vaak regerende chaos toch alles klopt. De rauwe energie overrompelt, maar Quartet en Quintet klinken even bezield in de ingetogen passages. De muzikale toewijding en de spontaniteit maken dat Double Vortex een buitengewoon opwindende live-cd is.