Mascot, 2017

Aan Triggerfinger ontkomen was er in de laatste jaren niet bij. Nadat de band met de Lykke Li-cover ‘I Follow Rivers’ een onverwachte grote hit scoort, meent geen groot festival of grote zaal het te kunnen stellen zonder het Belgische trio. En Triggerfinger heeft allang bewezen een liveband van formaat te zijn.

Bijna vanzelfsprekend zijn er cynici die beweren dat de band te veel gaat voor het commerciële succes en zijn muziek daarop aanpast. Maar als Triggerfinger een ding heeft aangetoond, is dat de groep dat juist níet doet, tenminste niet op geluidsdrager. Natuurlijk is de band immens populair en worden grote zalen uitverkocht, maar eigenwijsheid kan Ruben Block, Mario Goossens en Monsieur Paul niet ontzegd worden. De vorige plaat By Absence Of The Sun was bijvoorbeeld potiger dan voorganger All This Dancin’ Around, terwijl tussen die twee platen juist die grote hit werd gescoord.

Nu is er Colossus, waarvan de titel doet vermoeden dat er nog een harde schep bovenop wordt gedaan. Dat blijkt mee te vallen, maar de nieuwe plaat laat wel een band horen die nog altijd in ontwikkeling is en die niet terugdeinst voor een experiment op zijn tijd. Bewonderenswaardig is dat het drietal daarbij zijn eigen gezicht bewaart. Iedere track op Colossus klinkt ontegenzeglijk als Triggerfinger, ook al zijn er grote verschillen tussen de verschillende songs.

Meest ‘vintage’ Triggerfinger is de vooruitgesnelde single ‘Flesh Tight’, een aangenaam rockend, enigszins poppy nummer, vergelijkbaar met ‘Perfect Match’ van het vorige album. Block laat zich als zanger van zijn verleidelijkste kant horen in deze ronduit sexy track, waarin we ook toetsen en de baritonsax (van Steve Berlin) ontwaren. Ook het dansbare ‘Upstairs Box’ had nog op een van de vorige albums kunnen staan. De saxofoon en de handclaps zijn hier de finishing touch.

Colossus opent met de titeltrack, dat drijft op een dansbare rockbeat en een dwingende baslijn, alsof je naar een noiserock-song gaat luisteren. Dat is niet het geval; Triggerfinger heeft te veel beheersing in huis om genadeloos over de top te gaan. Dat neemt niet weg dat ‘Colossus’ een ijzersterke song is. De gitaarpartij is spaarzaam en er is zelfs sprake van twee bassen. De geur van seks is op te snuiven van ‘Candy Killer’, dat wat funky elementen herbergt maar te stijfjes voortbeweegt om echt als funk te klinken.

In het hart van de plaat bevindt zich rustpunt ‘Afterglow’, dat door Block overtuigend wordt gezongen, maar door het keyboardsausje te plechtstatig overkomt. Het wordt helemaal goed gemaakt door de steady beat van ‘Breathlessness’, dat ook met toetsen wordt verrijkt, nu om de sound wat zwaarder te maken. In ‘Bring Me Back A Live Wild One’ doet glamrock (denk: T-rex) zijn intrede, en dat glamjasje met heerlijke saxpartij van Berlin zit Triggerfinger als gegoten.

Maar wat Colossus pas echt bijzonder maakt, zijn de meer experimentele tracks, die allemaal in het tweede deel van de plaat te vinden zijn. Het enigszins tegen industrial aanleunende ‘That’ll Be The Day’ is een voorzichtige poging, maar in ‘Steady Me’ gaan alle remmen los: na een traditioneel gitaarintro horen we bellen en trommels die samen een hoekig ritme vormen. Het nummer klinkt als The Beatles in de tijd dat die band in de studio aan het experimenteren sloeg, maar ook hier geldt: het blijft op en top Triggerfinger. Maar dan zoals we het trio nog niet eerder hoorden. De fraaie instrumentale afsluiter ‘Wollensak Walk’ is te omschrijven als desert blues, maar dan niet van Afrikaanse maar van Amerikaanse origine. Daarna volgt overigens nog een luchtiger mystery track.

Nee, van Triggerfinger zijn we nog lang niet af. Iedere song op Colossus herbergt een lading details, subtiliteiten die de muziek naar een hoger plan tillen. Het songmateriaal is sterk, de ‘drive’ nog volop aanwezig en vooral tonen de Belgen de moed om nieuwe wegen in te slaan. Colossus is een stap voorwaarts die bewondering wekt en vooral uitnodigt tot herhaald luisteren.

Triggerfinger website