Makkum / Subroutine 2021
Arnold de Boer, wonend in Amsterdam maar geboren in Friesland, is wellicht het meest bekend als zanger en gitarist van The Ex. In 2009 was hij degene die het lef had de grote schoenen van G.W. Sok te vullen en twaalf jaar later kan geconcludeerd worden dat hem dat goed is afgegaan. De Boer heeft niet getracht de voordracht en teksten van zijn voorganger te kopiëren, maar heeft zijn eigen stem ingebracht in de band.
Sinds 1996 is De Boer al actief onder de naam Zea, wat de laatste jaren een eenmansproject is geworden. In 2017 verraste hij met een geheel Friestalig album, getiteld Moan gean ik dea. De reacties waren lovend en zorgden voor een nieuw publiek. Het is dan ook niet vreemd dat Zea nu met een tweede Friestalig album komt. Daar heeft De Boer veel werk ingestoken, want het gaat hier om meer dan ‘zomaar’ een cd, maar om een boekwerkje met teksten plus de cd.
Als er een thema is dat op Witst noch dat d’r neat wie naar voren komt, dan is dat taal. De teksten van de vijftien liederen die De Boer uitvoert staan allemaal afgedrukt in het boekwerk, dat je ook als een dichtbundel zou kunnen zien. De gezongen Friestalige teksten staan erin, maar van elk nummer staat de tekst ook in het Nederlands, Engels en een andere vreemde taal afgedrukt. Die laatste taal verschilt per lied, waarbij De Boer heeft gekozen voor een taal die bij de betreffende song past.
Qua instrumentarium heeft De Boer gekozen voor een sobere invulling. In enkele liedjes begeleidt hij zichzelf slechts op akoestische gitaar, waar zo nu en dan een synth of een ander instrument aan wordt toegevoegd, bespeeld door hemzelf of een andere muzikant. De liedjes klinken daardoor vrij ‘kaal’, wat de zeggingskracht van de woorden ten goede komt. Het gitaarspel varieert, De Boers stemgeluid is aangenaam en de teksten worden zonder pathos maar niet zonder emotie voorgedragen.
De sobere opzet ten spijt, gebeurt er heel veel op Witst noch dat d’r neat wie. Het is goed dat de teksten niet alleen in het Fries staan afgedrukt, zodat mensen als ondergetekende die de Friese taal niet machtig zijn, ook kennis kunnen nemen van de ook vrij sobere maar interessante teksten van de hand van De Boer zelf of van anderen. Zo is ‘De doar’ (‘De deur’) oorspronkelijk een gedicht in het Nederlands van Bert Schierbeek over afscheid nemen van zijn geliefde vrouw Margreetje. De Boer vangt de essentie in zijn geloofwaardige declamatie en en het hoekige gitaarpatroon, terwijl hij de emotie met trompetspel mede vormgeeft.
‘Sucht’ is een oorspronkelijk Fries gedicht van Anne Wadman. De Boer declameert nu niet, maar zingt de tekst, terwijl hij met een akoestische gitaar een getokkeld motief speelt, met een grondtoon die aan een lage pianoklank doet denken. Het is toch echt een gitaar. Anne Wadman vertaalde het gedicht ‘Decemberavond’ van Hein Eersel in het Fries. Eersel is een Surinaamse taalkundige en van zijn gedicht staat de originele Nederlandse tekst afgedrukt. Het vindt zijn oorsprong in het Sranan en daarom heeft De Boer ervoor gekozen om de vertaling in deze taal van linguïst Jan Voorhoeve af te drukken. Zea laat ‘Desimber’ het album afsluiten. Grijze en donkere tinten overheersen en dat verklankt De Boer met desolaat gitaarspel en regenachtige geluiden. In de voordracht klinkt de heimwee door.
Zea waagt zich ook aan ‘Ne me quitte pas’ van Jacques Brel. Het is een even obligate als gewaagde keuze. Want ga er maar aanstaan: de onnavolgbare dictie van Brel evenaren. Dat doet De Boer dan ook niet. Hij heeft zijn eigen manier van zingen en daarmee weet hij de emotie goed te vangen, evenals met de muzikale invulling, waarin ook plaats is voor cellospel van Harald Austbø. Met ‘Roeiers’ bevat het album ook een gedicht van Hans Faverey, waarbij Zea de vertaling in het Fries van de vertaler en dichter Klaas Bruinsma gebruikt. Naast gitaar speelt De Boer op dit stuk ook gyil, een Ghanese pentatonische balafon (slagwerkinstrument). Het steeds verder landinwaarts roeien wordt beeldend gemaakt door het gestage staccato patroon.
Laten we overigens niet vergeten dat de oorspronkelijke teksten van De Boer ook als gedichten kunnen worden gelezen, waarbij opvalt dat hij met weinig woorden veel weet te zeggen. De woorden zijn vaak ook interpretabel. Een goed voorbeeld daarvan is ‘Doch noch’. De tekst is invoelbaar, maar waar het precies over gaat komt niet uit de woorden naar voren. Ieder kan er zijn/haar eigen gevoel bij hebben. In ‘Ik gean nea dea’ (‘Ik ga niet dood’) beperkt De Boer zich tot die ene zin, gelegd bovenop een doorlopend gitaarmotief. De herhaling van die zin brengt gedachten naar boven over het einde, het onvoorstelbare idee dat je hele wezen, inclusief je gedachten, ophoudt te bestaan. Eén zin is genoeg. Muzikaal refereert het stuk aan Afrikaanse blues.
Met het beperkte instrumentarium weet Zea voldoende te variëren. Zo doet de titeltrack, waarop Ineke Duivenvoorde op drums is te horen, Amerikaans aan en wordt ‘Fuort’ verrijkt met ritmische uitspattingen en een ‘drum crash’. De strenge tekst wordt op zeer herkenbare wijze voorgedragen. Vermelding verdienen nog de fraaie hardanger vioolpartij van Mary Oliver in ‘Wer werom komme’, waarop Tammo Kersbergen basdrum speelt, en het mooi gezongen duet van De Boer met Dina Popma in het sombere ‘Wat motte wy dwaan as wy gjin jild hawwe?’
Zo zouden we nog wel even door kunnen gaan, want er valt veel te vertellen over Witst noch dat d’r neat wie, over de bronnen van de liederen, de verschillende talen, de fascinerende teksten, de echte emoties en de mooi uitgekiende instrumentatie. Of je er nu diep induikt of gewoon geniet van de liedjes en teksten: dit album en boekwerk vormen een muzikaal kunstwerk om te koesteren.
Witst noch dat d’r neat wie bandcamp