El Negocito, 2021

In het Belgische Gent is het platenlabel El Negocito Records gevestigd. Dat is een interessant label met een catalogus die met name veel jazz en geïmproviseerde muziek herbergt. Dit jaar verschenen onder andere de hieronder te bespreken albums, waaruit naar voren komt dat El Negocito de ruimte biedt aan diverse soorten muziek waarin improvisatie in verschillende vormen een rol speelt.

lauroshilau – Live at Padova

Die vrouwen met verschillende roots en opererend vanuit België en Frankrijk treffen elkaar in het trio lauoshilau. Het gaat om Audrey Lauro (saxofoon en preparaties), Yuko Oshima (drums) en Pak Yan Lau (speelgoedpiano’s, synthesizer en elektronica). Zij traden op 30 november 2018 op in het Centro d’Arte in de Italiaanse stad Padua. Van dat concert is in april van dit jaar een registratie op cd verschenen.

Saxofonist Lauro verdiepte zich eerst in de jazz en daarna in de hedendaagse muziek. De afgelopen tien jaar heeft zij haar muziek ontwikkeld in de experimentele Belgische muziekscene. De altsaxofonist gebruikt haar instrument in conventionele en onconventionele vormen. Oshima is een Japanse drummer en componist die sinds 2000 woont in Frankrijk. Zij heeft haar muzikale benadering op drums ontwikkeld door improvisaties en composities met zowel muzikanten als dansers en acteurs. Zij behoudt haar passie voor ritmes en grooves, maar haalt ook nieuwe geluiden uit haar drums en metalen objecten zoals Tibetaanse schalen. Pak Yan Lau, geboren in België en met roots in Hong Kong, is een geluidskunstenaar, improvisator en componist die door de jaren heen een boeiend klankenuniversum heeft ontwikkeld met gebruikmaking van speelgoedpiano’s, synths, elektronica en verschillende geluidsobjecten. Zij vermengt akoestische, elektro-akoestische en elektronische benaderingen, waarbij ze verschillende benaderingen en geluidsbronnen versmelt met poëzie, magie en finesse.

Drie muzikanten met een eigen(wijze) spelopvatting, dat kan spannende muziek opleveren. Maar het gebeurt zeker niet altijd. Bij lauroshilau is gelukkig wel sprake van spanning. Het drietal brengt die spanning in een 42 minuten durende elektro-akoestische improvisatie waarin het instant componeren voorop staat, veel meer dan de individuele expressie. Die is er uiteraard wel, maar staat in dienst van de samenklanken, de ter plekke gecreëerde compositie en de koers die spontaan en gezamenlijk wordt gevaren. Verwacht geen sterke ritmiek, melodieën of solistische escapades; bij dit trio draait het om samenspel, klankkleuren en spanning.

Dat laatste element komt tot uiting in de ingehouden manier van spelen, waardoor je als luisteraar het gevoel hebt dat het tot een uitbarsting moet komen. Een enkele keer is er een harde klap of een plotse verandering van het patroon, maar in grote lijnen bewandelen de muzikanten een weliswaar spontaan maar ook bedachtzaam muzikaal pad. De altsax, een solistisch instrument bij uitstek, fungeert hier niet zozeer als bovenop liggende stem, maar gaat regelmatig op in het gezamenlijke spel, waardoor het trio soms als één entiteit lijkt te opereren. Soms, want de verschillende elementen waaruit de muziek is opgebouwd, zijn wel degelijk te onderscheiden.

Mooi is hoe zo nu en dan de grens tussen akoestisch en elektronisch wordt geslecht. Beter gezegd: er is vaak helemaal geen grens. Beide aspecten komen in gelijke mate aan bod en opereren zodanig dat ze elkaar aanvullen of juist in elkaar opgaan. Zo weet de saxofoon net na de tiende minuut hoge korte stoten en lange ijle tonen te produceren die prima aansluiten op de grillige elektronische klanken. In die klanken zitten ook wat akoestische percussieklanken verstopt. Het is een uitdagende passage om naar te luisteren, om in de samenklanken de individuele elementen te ontdekken.

Daar staan passages tegenover waarin bijvoorbeeld de sax een repeterend motief speelt, daarop ook varieert, de snaredrum resoneert en een elektronisch zuigend geluid wordt geproduceerd, wat vervolgens leidt tot een gedeelte waarin freejazz even de kop komt opsteken. Hier zijn het de losse elementen die domineren, maar ook dan wordt de eenheid bewaard. Het akoestische aspect overheerst kort daarna, als Lau met haar speelgoedpiano’s in de slag gaat, Oshima wat steviger uit de hoek komt, haar toms bespelend met mallets en ook Lauro op sax in een robuuste bui verkeert. Aandacht verdient ook de zacht gespeelde tweede helft van de improvisatie, waarin onder andere met elektronische klanken een mysterieuze sfeer wordt geschapen die verder wordt ingevuld door behoedzame saxklanken en afwisselende percussie waarin ook een melodisch aspect komt bovendrijven.

Alles bij elkaar genomen zou je Live at Padova kunnen beschouwen als een lange geïmproviseerde, elektro-akoestische soundscape waarin de drie muzikanten elkaars mogelijkheden en die van het instrumentarium zorgvuldig aftasten, waarbij zo nu en dan ruimte is voor wat steviger frasen maar over het algemeen de muziek vanuit rust tot stand komt. De spanning kruipt onderhuids en de klankkleuren die worden gevonden zijn fraai en niet te voor de hand liggend. Het samenspel varieert van wonderschoon tot licht schurend. Ook de dynamiek van de muziek komt goed naar voren op een album waarop Lauro, Oshima en Lau spontaan en zelfbewust musiceren, zelfs als fluisterzacht wordt gespeeld.

Sanem Kalfa, Joachim Badenhorst & George Dumitriu – Black Sea Songs

Sanem Kalfa is een in Amsterdam gevestigde Turkse zangeres. Zij vermengt jazz, improvisatie en wereldmuziek tot een krachtige mix van emoties. Aanvankelijk studeerde Kalfa cello, maar zij kwam naar Nederland om zang te studeren. In 2014 verscheen haar debuualbum Nehir en in 2018 bracht zijn Dance uit, waarop zij in duoverband is te horen met George Dumitriu. Dat is een eveneens in Amsterdam wonende maar in Roemenië geboren altviolist, violist en gitarist. Hij studeerde af als klassiek violist en studeerde als gitarist jazz in Groningen, New York en Amsterdam, waar hij ook onderzoek deed naar live-elektronica. Joachim Badenhorst is een Belgische rietblazer die zich niet stijlgebonden acht en zich breed oriënteert. Zijn hoofdinstrument is de klarinet, maar op latere opnames is hij ook te horen als zanger, pianist, gitarist, percussionist en elektronica-muzikant.

Van deze drie muzikanten verscheen begin september het album Black Sea Songs. Kalfa is geboren in Trabzon, een Turkse stad aan de kust van de Zwarte Zee. Ook het oosten van Roemenië, Dumitriu’s geboorteland, grenst aan deze zee, hoewel de muzikant niet uit de kuststreek komt. Het album van het trio Kalfa-Badenhorst-Dumitriu bevat tien liederen afkomstig van plekken langs de Zwarte Zee waaraan door het drietal een eigen draai wordt gegeven, met een vrijzinnige spelopvatting maar met respect voor de traditie. Het leidt tot een album waarop de emoties en vibraties voelbaar zijn en waarop bovenal magnifiek wordt gemusiceerd.

Dat wordt direct duidelijk in opener ‘Babamin Atmalari’, dat opent met een melodieuze frase van de klarinet, waarna de stem van Kalfa meermalen, als een koortje, wordt weergegeven in een woordloos motief. Daaroverheen legt zij haar voordracht, die krachtig naar voren komt. Het trio speelt het stuk als een traditioneel werk, maar ruimt plek in voor experiment, in een gedeelte waarin elektronica, dissonante klarinetklanken en altviooldrones overheersen. Het is een wending die verrast, maar ook past en bovendien niet ten koste gaat van de connectie met de Zwarte Zee. Verderop tokkelt Dumitriu en mag Badenhorst zijn melodische kwaliteiten etaleren. Ondanks alle verschillende ideeën en experimenten blijft ‘Babamin Atmalari’ toch een heuse song

Het is ook niet moeilijk een plek aan de kust van de Zwarte Zee voor te stellen bij het beluisteren van ‘Vertskhlis Tasadamts Maktsia’, waarin zuchtende en ruisende klanken met een beetje fantasie de zee vertegenwoordigen. De toonzetting van het stuk is somberder dan die van de openingstrack en Kalfa weet die somberte te vangen in een zangstijl die – zonder de woorden te kennen – tegelijkertijd berusting en droeve emotie uitstraalt. Bijzonder mooi is het tikkende ritme met een echoënd effect dat het hele stuk te horen is, dwars door de vocalen en de voornamelijk lange klarinet- en altvioolklanken heen.

Daar staat het veel vlottere ‘Nani Nani Oy’ tegenover, dat ritmisch wordt gevormd door akoestische gitaar en handclaps. De gezongen gipsy/balkanmelodie is aanstekelijk, maar het is Badenhorst die met zijn vrije melodische klarinetspel de kers op de taart legt. Kalfa’s heldere stem met een klein hees randje opent ‘Heyana’, een gedragen stuk met klaaglijk klinkende vocalen zonder ritme maar met stemmige klanken van de altviool en de klarinet. In ‘Ayna Ayna Ellere’ wordt een lichte vervorming op de zang gelegd. Met elektronica wordt een traag ritmisch patroon geschapen dat tevens zorgt voor een wat donkere sfeer. Dumitriu brengt op altviool gedoseerd vrij spel. De muziek is gedrenkt in een galm die het geheel een geheimzinnig karakter geeft.

Kalfa neemt de luisteraar als vanzelf mee in haar gezongen vertelling in ‘Cântec de la Marea Neagră’. Ook als je er niets van verstaat, komt de emotie over. Het lijkt een traditioneel verhalend stuk te zijn dat van generatie op generatie wordt doorgegeven, maar zeker is Opduvel hiervan niet. Het ingehouden altviool- en klarinetspel is weer prachtig en geeft de voordracht van Kalfa exgra glans. Waar nodig wordt de emotie door de twee muzikanten kracht bijgezet door even wat voller en robuuster uit de hoek te komen. Tegen het einde is er ruimte voor vocaal en instrumentaal experiment.

In ‘Oy Benim Sevdiceğim’ omspeelt Badenhorst de zangmelodie. Dumitriu is te horen op elektrische gitaar, waarmee hij niet zozeer een ondergrond legt als wel een eigenwijze derde partij toevoegt aan het spel van de andere twee. In het samenspel wordt een enkele keer van rol gewisseld. Een stuk grofkorreliger klinkt ‘Pipilomatina’, waarvoor met name Dumitriu verantwoordelijk is met ruig en experimenteel altvioolspel. Ook Badenhorst laat zijn klarinet af en toe gieren, terwijl Kalfa enkele kreten toevoegt. Daarmee in contrast staan het aanstekelijke ritme en dito melodie.

Elektronische klanken die een onderwater-gevoel geven zijn te horen in ‘Dereler’. De elektrische gitaar klinkt daarentegen helder. Kalfa zingt luid maar met nuance, omgeven door een lichte galm. De oorspronkelijke elektronische klanken worden vervangen door nieuwe geluiden, waarna ook Badenhorts zingende klarinet in het spel betrokken wordt. ‘Ay Dolayim’ laat de vocalen van Kalfa samengaan met lichte elektronische klanken, waaraan langzaam meer invulling wordt gegeven. De akoestische gitaar van Dumitriu mengt zich in het geheel, als een soort tegenwicht ten opzichte van de soms wat futuristisch klinkende elektronica. Ook Badenhorst biedt even later dat tegenwicht. Het stuk lijkt weg te drijven van de traditie maar maakt ook bewegingen ernaartoe.

Die verhouding tussen he traditionele en het moderne is overigens mooi in balans op dit album, waarop Kalfa, Badenhorst en Dumitriu in elk stuk een subtiele manier vinden om dat evenwicht te bewaren. De momenten waarop het experiment even de boentoon voert zijn welkom als contrast met de wonderschone oorspronkelijke melodieën. Black Sea Songs is een prachtig album dat zowel liefhebbers van oude liederen uit de streek als meer avontuurlijk ingestelde muziekliefhebbers moet kunnen aanspreken.

Les Chroniques de l’Inutile – L’occurence (concert takes)

Het laatste te bespreken album is er een van een wat groter gezelschap, want Les Chroniques de l’Inutile is een sextet bestaande uit Benjamin Sauzereau (gitaar), Erik Bogaerts (saxofoons), Pierre Bernard (fluiten), Eric Bribosia (piano en keyboards), Lennart Heyndels (bas) en Jens Bouttery (drums en keyboards). Het tweede album van dit gezelschap, na Virgule uit 2017, is getiteld L’occurrence (concert takes) en bevat opnames van concerten die werden gegeven in De Krook in Gent op 6 april 2019 en Jazz Station in Brussel op 30 oktober 2019.

De muziek van Les Chroniques de l’Inutile is een kruising tussen jazz en kamermuziek. Voor het compositorische gedeelte is gitarist Sauzereau verantwoordelijk. Het sextet zoekt en vindt een balans tussen vrijheid en organisatie, waarbij naar eigen zeggen muzikale ongelukjes worden gevierd, meningsverschillen worden verwelkomd, vergissingen voer zijn voor creativiteit, toevalligheden een bron van plezier zijn en plezier een paspoort naar de essentie is.

De woorden ‘jazz’ en ‘kamermuziek’ kunnen bij dit gezelschap in ruime zin worden opgevat. De muziek kent geen genregrenzen en regelmatig worden elementen uit verschillende genres gebruikt. Bovenal weten de muzikanten steeds de balans te bewaren tussen serieuze en lichtere elementen. Er is mondjesmaat wat humor in de muziek te vinden. Opener ‘Le Duplicata’ vertrekt vanuit een gitaarmotief, waarop door de andere muzikanten op wordt voortgeborduurd. Er is ook plek voor ontregeling, getuige het gedeelte waarin fluit, bas en drums vrij spel hebben en de structuur even wordt losgelaten. De muziek klinkt helder en elk instrument valt op zijn plek, bewust of onbewust en precies in het spel van de anderen of juist – bijna pesterig – net ernaast.

In ‘L’autre Malentendu’ wordt een thema geïntroduceerd door de piano, niet precies volgens het voorschrift, zo lijkt het, maar met de vrijheid om dat thema ook te omspelen. Het stuk krijgt een ballad-karakter zodra Bogaerts op saxofoon een gloedvolle solo brengt, die een vrij volle begeleiding krijgt van de overige instrumenten, waarvan de drums de meest vrije rol vervullen. Het stuk bouwt fraai op en het gezelschap bewijst dat je een ballad ook een flinke kracht mee kunt geven, waardoor saaiheid nooit de kans krijgt om toe te slaan. Een stuk luchtiger klinkt daarna ‘Une Question Impertinente Est Une Question Pertinente’, dat een beetje lome groove heeft en waarin de instrumenten allemaal een duidelijk te onderscheiden invloed hebben. Sauzereau is de begenadigde solist en daarmee de meest opvallende muzikant, maar ook de percussieklanken van Bouttery komen sterk naar voren.

Waar vaak vanuit een thema de vrijheid wordt gezocht, daar werkt ‘Le Subterfuge’ andersom, want het groovende ritme en het thematische gedeelte volgen na een vrije start. Het ritme van bassist Heyndels en drummer Bouttery is bijzonder aanstekelijk en biedt de andere muzikanten volop mogelijkheden tot expressie. Bernard en Bogaerts cirkelen om elkaar heen, Sauzereau soleert afwisselend en Bribosia doet dat sprankelend. Soms neemt het sextet de tijd om aan een stuk te bouwen, zoals in ‘Presque Convive’, dat met aftastende keyboardklanken begint, waarvanuit de gitaar zich meldt met galmend spel. Pas na drie minuten worden drums en bas ingezet, in een traag tempo een aanzet gevend tot de structuur die daarna gevonden wordt. Langzaam nemen ook de zwaarte en de intensiteit toe.

Melodisch gitaarspel vormt de leidraad in ‘Bucuresti’, waarbij de ruggengraat wordt gevormd door het soepele bas- en drumspel. De muziek ademt, heeft een aangename vibe en een mooie dynamiek. ‘Joseph’ is daarna een stuk trager en doet in het eerste gedeelte qua klankkleur aan werk van Bill Frisell denken. Het spel is beheerst en de muziek heeft ook lucht op de momenten dat de totaalklank voller wordt. Mooi zijn de vrije invullingen van drums en bas. Na ruim drie minuten krijgt het stuk meer vorm, als het tempo wat omhoog gaat en een ritme wordt gecreëerd. De saxsolo van Bogaerts is verfijnd en past goed in het muzikale bed dat daarvoor door het ensemble is gemaakt.

Met bijna twaalf minuten op de teller is ‘Les Aventures d’Ignace Dabrowski’ het langste stuk op het album. Ook hier neemt het zestal de tijd om het stuk op te bouwen. In die opbouw heeft ieder zijn rol. In het begin valt het hoge basspel op. Na drie minuten komt iets van een thema naar voren, maar het is eenmalig en het bevindt zich midden in de opbouw naar een korte climax. Daarna volgt het thema nogmaals, maar nu als opmaat voor een saxsolo. Het is alsof een belofte wordt gedaan die verderop pas wordt ingelost, zodat je als luisteraar geboeid daarop blijft wachten. Maar er zijn meer verrassingen: na nogmaals kort het thema lijkt Bouttery een marsritme in te zetten. Dat wordt het uiteindelijk niet, maar het is zo’n moment waarop de oren zich extra spitsen. Het korte thema volgt nog een paar keer, het duidelijkst rond de negende minuut, waarna het stuk stemmig wordt uitgeluid, met een hoofdrol voor Bernard op fluit en Bribosia op piano.

Het album wordt besloten met ‘Robert Mikulandric’, een stuk waarin wordt gespeeld met starten en stoppen en soms met stilte, die dan weer wordt opgevuld door het geluid van een baby die zich kennelijk in het publiek bevindt. De muzikale invulling wordt redelijk klein gehouden, terwijl toch weer elk ensemblelid aan bod komt. Het is een fraai einde van een album waarop het sextet steeds de juiste wegen vindt om vanuit een basisidee tot spontane en gevarieerde muziek te komen. Nergens vervalt het zestal in flauw ensemblespel, want steeds is in de muziek een prikkel aanwezig die de aandacht trekt. 64 minuten is best lang voor een album, maar er staat geen seconde te veel op L’occurrence (concert outtakes).

Live at Padova bandcamp

Black Sea Songs bandcamp

L’occurence (concert takes) bandcamp

Audrey Lauro website

Yuko Oshima website

Pak Yan Lau website

Sanem Kalfa website

George Dumitriu website

Les Chroniques de l’Inutile website