Spontaneous Music Tribune, 2021

In de Dragon Social Club in de Poolse stad Poznań vinden regelmatig concerten plaats in de Spontaneous Music Series en een keer per jaar is er een Spontaneous Music Festival. Organisator is Andrzej Nowak, die een bijzondere connectie heeft met muzikanten afkomstig van het Iberisch schiereiland. Dat is ook te horen in de Spontaneous Music Tribune serie, een aantal cd’s waarop verschillende improvisatoren zijn te horen waarvan op elke uitgave minimaal één muzikant uit Spanje of Portugal komt of daar zijn vaste standplaats heeft. Het geldt ook voor de Spontaneous Live Series, waarvan onlangs deel 6, 7 en 8 zijn verschenen.

Dat is een goede zaak, want de muziek die in Poznań ten gehore wordt gebracht, belicht freejazz en vrije improvisatie in vele facetten. Dat blijkt ook uit de laatste drie releases, die totaal verschillend zijn, hoewel de naam van één muzikant, El Pricto, op alle drie de uitgaven prijkt.

Matthias Müller – Spontaneous Live Series 006

Matthias Müller is een Duitse trombonist, geboren in Zeven maar sinds 2004 woonachtig in Berlijn. Daar heeft de improvisator opgetreden met onder meer John Edwards, Mark Sanders, Johannes Bauer, Jeb Bishop, Tobias Delius, John Butcher, Nate Wooley, Axel Dörner en Sofia Jernberg. Müller maakt deel uit van het 24-koppige improvisatie-ensemble Splitter Orchester en was ook lid van het German-French Jazzensemble. De trombonist is ook thuis in hedendaagse gecomponeerde muziek en hij schrijft muziek voor theaterstukken en dansvoorstellingen.

Müller is een muzikant voor wie improvisatie een breed veld aan mogelijkheden is, waarbij hij zich niet zelden bedient van onconventionele technieken, waarvan hij er sommige zelf heeft ontwikkeld. Hoe breed het muzikale palet van de Duitser is, is te horen op verschillende uitgaven in zijn behoorlijk lijvige discografie. Voor een deel is het ook te horen op Spontaneous Live Series 006, waarop opnamen zijn te horen van een kwartet en van een trio met Müller in de gelederen. Het zorgt voor heel verschillende, maar hoogstaande vrije improvisaties.

De eerste drie stukken op het album betreffen een kwartet dat naast Müller op trombone bestaat uit El Pricto op altsax, Vasco Trilla op drums en Wojtek Kurek op drums. In het kwartet wordt individueel geïmproviseerd, maar ook duidelijk gezamenlijk. Zo weet men in het eerste stuk te beginnen met een tergend langzaam spanning opbouwend gedeelte waarin de muzikanten zo op het gehoor nauwlettend elkaar in de gaten houden en op elkaar inspelen. Müller en Pricto spelen lange noten, laten die vibreren, buigen ze en de klanken schuren daarbij langs elkaar heen, net zo dissonant dat het spannend is maar niet zo dat het ongemakkelijk wordt om naar te luisteren. Trilla en Kurek spelen subtiel, gaan over randen van cimbalen en of laten de snare ruisen.

Gaandeweg wordt de muziek bedrijviger, luider ook, maar het nauwlettende in het samenspel blijft. Pricto’s saxtoon heeft een ruwe rand, waar Müllers toon varieert van clean tot robuust. De beide slagwerkers gebruiken hun hele drumkit en doordat ze met zijn tweeën zijn, wat goed te horen is, geeft dat de muziek een extra dimensie. Een stuk experimenteler van aard is het tweede stuk, waarin het onconventionele aspect sterk naar voren komt met vegende, flubberende, schurende, zuigende en wringende klanken. Na tweeënhalve minuut wordt het energiepeil wat naar beneden gebracht, maar het blijft experiment troef. Multifone klanken van de trombone en lucht die hard door de sax heen wordt geblazen terwijl het mondstuk met verschillende technieken wordt geteisterd: het zijn twee voorbeelden van de verre van normale ideeën van Müller en Pricto.

Ook in het laatste kwartetstuk wordt voor de onconventionele weg gekozen, maar op een andere manier. Triangels en belletjes komen sterk naar voren, terwijl daaromheen lucht wordt geblazen, kleppen worden beroerd en schuivende en vegende percussieve klanken worden geproduceerd. Zodra het woud van klingelende geluiden wordt verlaten, wordt een enorme spanning voelbaar. De sax suggereert een gierende wind, de trombone komt tot klanken die maar moeilijk uit het instrument lijken te komen en de snaredrum, basdrum en andere percussieve instrumenten zoeken maar vinden geen ritme. Het gepraat op het eind leidt tot enige hilariteit, waarmee het spelplezier, dat sowieso al van de muziek afspat, nog eens wordt benadrukt.

Het laatste stuk op het album is een ruim 27 minuten in beslag nemende improvisatie van Müller op trombone, Witold Oleszak op piano en Jasper Stadhouders op versterkte akoestische gitaar en mandoline. Hee, even geen Iberisch schiereiland-connectie. Met de twee andere muzikanten wordt direct op een andere manier geïmproviseerd, hoewel ook hier de hang naar het experiment groot is. Het ontbreken van drums en percussie betekent niet dat niet percussief wordt gespeeld. In het begin is zelfs een sterk percussief element aanwezig. Mooi is het contrast tussen het lage vibrerende trombonespel van Müller en de speelse mandolineklanken van Stadhouders, waar Oleszak op reageert met spel rechtstreeks op de snaren van de piano.

Het instrumentarium schept vele mogelijkheden en het is mooi om te horen hoe de muzikanten soms naar elkaar toe werken. Zodra Stadhouders op zijn gitaar gaat tokkelen, antwoordt Oleszak met getokkeld spel in de buik van de piano. Müllers stem komt in het trio sterker naar voren dan in het kwartet. Daarnaast valt op dat het trio melodisch heel wat te bieden heeft. Improvisatie en experiment hoeven niet ten koste te gaan van dat aspect. Toch blijft een zekere abstractie gehandhaafd. Wellicht is het het spanningsveld tussen die twee die de muziek van het drietal tot zo’n enerverende luisterervaring maakt.

In ieder geval biedt de lange improvisatie een veelheid aan klanken en kleurschakeringen. Dynamiek en spontaniteit spelen een belangrijke rol en als luisteraar rol je als vanzelf samen met de muzikanten van het ene inventieve deel naar het andere. En wat daarvoor gebeurde met het kwartet was al intrigerend. Matthias Müller maakt met twee verschillende gezelschappen indruk op Spontaneous Live Series 006.

El Pricto – Spontaneous Live Series 007

Zoals gezegd is El Pricto op alle uitgaven die hier besproken worden aanwezig. De in Venezuela geboren maar in Spanje wonende artiest is echter niet als muzikant te horen op Spontaneous Live Series 007. Hij is echter wel de componist van de stukken en de dirigent van het elektrische gitaarkwintet dat te horen is op deze release. Dat kwintet bestaat uit Paweł Doskocz, Hubert Kostkiewicz, Diego Caicedo, Michał Sember en Jasper Stadhouders.

Het kwintet bestaat dus louter uit elektrische gitaristen, dus geen bas, geen drums en geen piano, orgel of synth. De naam Glenn Branca doemt op, maar Pricto’s composities gaan niet zover dat een heus orkest aan gitaren ontstaat, al komt het een enkele keer in de buurt. Opduvel gaat ervan uit dat de composities het raamwerk vormen waarbinnen wordt gemusiceerd en waarin ook ruimte bestaat voor improvisatie. Dat er veel mogelijk is, compositorisch en qua uitvoering, wordt bewezen in een stuk van ruim veertig minuten, bestaande uit vier delen die ook los van elkaar overeind blijven.

‘First Movement’ valt met de deur in huis: gitaren vliegen om je oren, sprankelend, tinkelend maar ook gruizig en distorted. De toon is gezet. Melodische motieven buitelen over elkaar heen, terwijl een hoofdstem enigszins snerpend en soms overhellend naar feedback domineert. Het kwintet bakt geen zoete koekjes maar speelt luid en in-your-face. Na een kleine drie minuten wordt het volume getemperd en wordt de basis rustiger. Enkele gitaren lijken het daar niet mee eens te zijn, getuige een paar stevige opdoffers die het zaakje ontregelen. Het is waar het stuk zijn spanning aan ontleent: ogenschijnlijk tegenstrijdige gedachten, bewegingen en motieven komen naar voren, soms naast elkaar, soms door elkaar heen. Je oren krijgen geen rust in de heerlijk kakofonische gedeelten waarin geen van de gitaristen zich inhoudt.

Verschillende gitaarstijlen komen naar boven in de muziek van El Pricto. Zo is aan het einde van het eerste deel een solerende metalgitaar te horen. In de ‘Second Movement’ klinkt aan het begin een van de gitaren alsof die in een grot is opgenomen. Even later friemelen twee gitaristen zich een weg door het gitarenwoud, waarin verder gruizige, scherpe en metalige klanken zijn te onderscheiden. Op een of andere manier past het allemaal precies in elkaar, ook al is van mooie harmonieën geen sprake. Het schuift allemaal net langs, door en over elkaar heen. De communicatie is daar, de verschillen blijven. In Pricto’s compositie is er niet een bepalend tempo. De gitaristen spelen soms in een verschillende tempi, waarbij er geen hoofdlijn bestaat.

In het derde deel, met de subtitel ‘R.I.P. Van Halen’, wordt een onvaste ondergrond gelegd met elektrisch geladen klanken, waar andere gitaren als een melodisch percussie-instrument overheen tingelen. De ondergrond wordt even voorgrond, om daarna te verdwijnen. Nieuwe motieven nemen de overhand, kriskras door elkaar heen. Al snel wordt het spel robuuster, experimenteler en drukker. Op elk moment kan een nieuwe stem invallen, met een haaks op de andere gitaren staande klankkleur en nieuwe bewegingen. Soms blijft een van de instrumenten plots alleen achter, zoals rond de vijfde minuut, als een van de gitaristen zich eenzaam door een solopassage ploetert. Rustpunten zijn schaars, omdat zelfs de rustiger overkomende lange passage in het tweede gedeelte in feite niet rustiger is omdat er steeds wat gebeurt of omdat er steeds spanning op staat.

Maar er is nog een vierde deel en dat begint met een zwaar en doomy klinkende gitaar die wordt omringd met tinkelende gitaren en een scherp solerende gitaar. Waar menigeen op het patroon zou voortborduren, wordt hier het zware motief losgelaten om plaats te maken voor het tegenovergestelde: snel bewegende lichte gitaarklanken, als muizen die een wedstrijd doen wie als eerste bij de kaas is. Uiteraard blijft het ook daar niet bij, want al gauw wordt de muziek scherper en noisier, dat laatste zelfs tot in een climax die behoorlijk lang aanhoudt. In die climax zijn verschillende gitaarstemmen te onderscheiden; het is geen noise alleen om het maken van noise. Ook in de gedeelten waarin slechts een paar gitaren zijn te horen, klinken de instrumenten luid en spatten de klanken je als het ware onder.

Het luisteren naar dit album is een intensieve bezigheid. De muziek is ook intens en daarnaast zo veelomvattend dat je oren tekort komt. Het is bijna te veel. Bijna, want El Pricto bewaakt de balans tussen hard en noisy spel en individuele elementen die daarbinnen, daarnaast of daaromheen naar voren moeten komen. Er valt veel moois te ontdekken, ook na de zoveelste draaibeurt van Spontaneous Live Series 007.

El Pricto Degenerative Spontaneous Orchestra – Spontaneous Live Series 008

Van een kwintet naar een octet en in één geval een nonet. El Pricto is ook hier niet als muzikant actief, hoewel hij de muziek wel stuurt. De muzikanten waarmee hij werkt zijn Paweł Doskocz (elektrische gitaar), Witold Oleszak (piano), Ostap Mańko (viool), Michał Giżycki (basklarinet), Matthias Müller (trombone), Paweł Sokołowski (sopraninosaxofoon), Vasco Trilla (drums), Diego Caicedo (elektrische gitaar) en op één track Jasper Stadhouders (mandoline). De muziek die het gezelschap speelt is gestoeld op klassieke composities, die uiteraard een vrije bewerking krijgen.

Dat laatste is dan wel voor zover Pricto dat toelaat. Hij is de dirigent en degene die in real time de geschreven muziek vertaalt naar handmatige signalen (gebaren) voor improvisatie. Deze luisteraar was op voorhand wat argwanend, met name omdat het bewerken van klassieke stukken naar muziek met ruimte voor improvisatie niet altijd goed werkt. De argwaan verdwijnt echter al snel bij beluistering van dit album.

Hoewel El Pricto zelf niet uit Polen afkomstig is, zijn de stukken op het album gebaseerd op werk van drie Poolse componisten. Het eerste en het laatste stuk zijn geïnspireerd op ‘String Quartet No. 2’ van Karol Szymanowski, een werk uit 1927. Het eerste stuk van het octet heeft als bron het eerste gedeelte van het strijkkwartet ‘Moderato dolce e tranquilo’. Zeer gedegenereerd, staat erbij, en dat is niets te veel gezegd. De muziek van de componist is met enige moeite wel te herkennen, maar wordt als het ware uit elkaar getrokken en gebruikt om naar eigen inzicht op te improviseren. Het instrumentarium van het ensemble van Pricto wijkt uiteraard ook behoorlijk af van een strijkkwartet. Toch weet het achttal onder leiding van de Venezolaanse Spanjaard eigen muziek te creëren die op zichzelf boeiend is om naar te luisteren. Bij tijd en wijle is de muziek zelfs spannend te noemen, zeker als de vioolpartij uit het kwartetstuk wordt omringd door klanken die in scherp contrast staan tot het originele werk. De dynamiek is prachtig en de manier waarop het octet wegdrijft van het origineel heeft iets geestdriftigs. Pricto tempert het enthousiasme zo nu en dan om de score niet helemaal uit het oog te verliezen.

Het laatste stuk op het album heeft het ‘Vivace, scherzando’-gedeelte van hetzelfde strijkkwartet als uitgangspunt. Stadhouders speelt op dit stuk mandoline en volgens de hoestekst is het stuk gedegenereerd tot een mandoline-concert. In het strijkkwartet is het gedeelte het meest kwieke, levendige stuk. In de versie van het nonet is het dat ook, maar heeft het nog veel meer smaken. De elektrische gitaren schuren, de piano lijkt een vertragende rol op zich te nemen, terwijl de blazers in een vrije rol elkaar proberen te vinden. In de eerste twee minuten zijn al zoveel stemmingen voorbij gekomen dat het welhaast duizelt. Stadhouders bespeelt de mandoline op fraaie wijze, soms mooie akkoorden producerend maar ook robuust spelend. Hij heeft solopassages maar komt soms ook met moeite boven de klanken van de anderen uit als die met zijn allen in de weer zijn. Het hele stuk ademt een levenslust die stemming verhogend werkt.

Van Fryderyk Chopin wordt ‘Largo in Eb’, een werk uit 1847 voor piano, door het octet gedeconstrueerd, met als toevoeging ‘grotesk gedegenereerd’. Het is niets te veel gezegd. De stemming van het originele stuk blijft intact, maar wordt in verschillende facetten uiteen gerafeld, wat met name komt door de verschillende rollen van de instrumenten, die op elkaar inspelen met vaak stemmig maar emotioneel spel dat bijzonder fraai klinkt. Zelfs in de onvermijdelijke noisy passage en in snelle bewegingen van de piano blijft de stemming van het stuk intact.

Dan is er nog ‘Romans’ uit ‘Serenata for Strings’ van Mieczysław Karłowicz, een stuk uit 1897 in andante-tempo dat nu wordt gedegenereerd door het achttal muzikanten plus dirigent. Dat gebeurt aanvankelijk rustig en sfeervol, maar zodra piano en drums een ferme ingreep plegen, wordt de eerbied overboord gegooid en maken de muzikanten hun eigen muziek, soms met horten en stoten en met verrassende vondsten, zoals de plotselinge veranderingen in dynamiek of het ontregelen door middel van snelle frases dwars door een in een lager tempo gespeeld gedeelte heen. Na ongeveer zesenhalve minuut is het ensemble helemaal los en is het vrij spel voor eenieder. De muziek wordt al snel weer in banen geleid, om later nogmaals te ontsporen. Van het originele stuk is nog maar weinig over.

Puristen zullen er ongetwijfeld van gruwen en spreken van een gebrek aan respect, maar wie openstaat voor muzikaal avontuur en niet vies is van een klassiek thema dat wordt bewerkt of, zo je wilt, misbruikt, komt bij El Pricto’s ensemble ruimschoots aan zijn trekken. Opduvel heeft zijn scepsis laten varen en is aangenaam verrast.

Spontaneous Live Series 007 bandcamp

Spontaneous Live Series 008 bandcamp

Matthias Müller website

El Pricto website