Esc.rec, 2021

Hannes d’Hoine is een contrabasspeler uit Antwerpen die wellicht het meest bekend is als lid van Die Anarchistische Abendunterhaltung, waar hij sinds 2006 deel van uitmaakt, maar die ook werkte met onder andere Tamikrest, Lyenn, Kreng, Rudy Trouvé, Alba Griot Ensemble, Mark Mulholland, Roy Aernouts en Craig Ward, Blackie and the Oohoos, Dez Mona, Ellen Schoenaerts en Liesa van der Aa. D’Hoine studeerde aan het Antwerpse conservatorium. Hij componeert voor dans, film, theater en andere performances. Daarnaast brengt hij zijn muziek uit onder de naam Jon Doe One, waarvan tot nu toe twee albums zijn verschenen: Small Numbers (2019) en Horro Vacui (2020), beide verschenen bij Entr’acte.

Op het in Deventer gevestigde label Esc.rec verschijnt nu Jon Doe One’s derde album, getiteld ‘Sol Invictus’. De titel ziet op een oude Romeinse cultus, met wortels in heidense rituelen, waarbij tijdens de winderzonnewende de terugkeer van het licht wordt gevierd. D’Hoine ziet zijn album ook als het gaan van donker naar licht. Het album is ontstaan uit klankenonderzoek op de elektrische contrabas, waarvan hij het geluid zo ver mogelijk probeerde te manipuleren. Daaruit ontstonden nieuwe manieren om geluiden te produceren met de bas en effecten. D’Hoine nodigde Hanne de Backer uit in zijn thuisstudio en voor een tweede sessie, in Vooruit Kunstencentrum, voegde Berlinde Deman zich erbij. De opnames zijn vervolgens door D’Hoine versneden en gemixt en in sommige gevallen gelaten zoals opgenomen.

De Backer speelt basklarinet en baritonsaxofoon en Deman serpent. Dat is een oeroud blaasinstrument dat wordt gezien als een voorloper van de tuba en de euphonium. De serpent heeft een mondstuk, maar is gemaakt van hout en is gevormd als een slang.

‘Hepha’ opent met lange tonen van de blazers (serpent en basklarinet), die spelen met de nodige valse lucht. Het elektronische ritme vormt daarmee een contrast. De elektronische klanken klinken aanvankelijk even luid als de blaasinstrumenten. De muziek heeft iets abstracts, maar is niet helemaal ontdaan van melodie. Vooral in het spel van de basklarinet zijn melodische lijnen te horen. Het spel van De Backer en Deman is sfeervol en kent een zekere rust, die wordt gecounterd door het hoekige ritme. In het spel is ook iets aftastends te bespeuren, waarmee duidelijk wordt dat de muziek van oorsprong improviserend tot stand is gekomen. Daarnaast maakt Jon Doe One gebruik van ambienttexturen. Voor- en achtergrond verschuiven in het laatste gedeelte, als een melodisch motief zijn intrede doet en de blaasinstrumenten soms klinken alsof ze zich verder weg in de ruimte bevinden. Het stuk is in zijn ogenschijnlijke rust ook continu in beweging.

Een rustige, enigszins vibrerende drone opent ‘Lyclo’. De blazers spelen lange noten, terwijl de contrabas een traag ritme speelt. De Backer is nu te horen op baritonsax, waarmee zij samen met Deman op serpent een motief speelt, waarop wordt gevarieerd en waarmee in het stuk ook een cadans wordt aangebracht. Jon Doe One is echter niet van het rekken van kleine ideeën, dus die cadans verdwijnt al vrij snel om plaats te maken voor een contemplatief deel waarin melodieën lijken te gaan ontstaan maar de muziek toch zijn abstractie behoudt. Daarop volgt een gedeelte met experimentele klanken, waar rustgevende lange tonen overheen worden gelegd. De draad wordt weer opgepakt als de cadans wordt hersteld, maar de muziek klinkt nu voller. Maar ook daar blijft het niet bij, want nu volgt een gedeelte dat zindert van onderhuidse spanning. Bijzonder mooi in het stuk als geheel is de subtiele balans tussen akoestische klanken en elektronische bewerking.

Zachte prikkende elektronische klanken zijn te horen in ‘Theli’. De contrabas, serpent en basklarinet leggen daar een sfeervolle deken van klanken overheen, waarbij het samengaan van die klanken tot prachtige resultaten leidt. Met een donker randje, maar dat draagt juist bij aan de schoonheid van de muziek. Soms schuren de klanken een beetje en dat maakt weer dat de muziek spannend blijft. De sfeer is overigens niet zo donker dat de muziek geen licht meer bevat; deze luisteraar ervaart het stuk als het vanuit een donkere ruimte kijken naar het licht dat in de verte schijnt. De muziek klinkt overigens dichtbij, wat onder meer wordt veroorzaakt door de hoorbare ademhaling van de muzikanten.

‘Usso’ bevat dreiging in de vorm van een zware en duistere klank die om de circa tien seconden opdoemt. Daar staan lichte synthklanken tegenover (het klinkt althans als een synth). Samen met andere klanken ontstaat een imposant bouwwerk, een kolos in het midden van een kale vlakte of een stad met ondergeschikten. De muziek neemt je echter mee naar andere oorden zodra de zware klank wegvalt. De sfeer is en blijft somber. De dreiging is namelijk niet helemaal weg en keert zo nu en dan terug, eerst verder weg en daarna dichterbij, als de zware klank opnieuw zijn intrede doet. Ook nu klinken elektronische geluiden die verlichting brengen en daaruit ontstaat voorzichtig een repeterend ritmisch en melodisch patroon. Zo beweegt de muziek langzaam weg van de donkere oorden, op zoek naar een veiliger (kleuriger) plek. De weg ernaartoe wordt echter verhinderd door de duistere en sombere klanken die het slotstuk uitluiden.

Jon Doe One speelt met licht en duisternis en maakt die begrippen bijna tastbaar. Het instrumentarium is schitterend en de bewerking is er een met veel gevoel voor esthetiek, voor details en voor sfeer. De muziek beweegt zich merendeels traag voort, maar dat staat er niet aan in de weg dat je als luisteraar wordt meegezogen in de bijzondere klankenwereld, een wereld met een grote verbeeldingskracht. Zelfs in de vrij talrijke momenten van ogenschijnlijke rust blijft de muziek enerverend om naar te luisteren. Sol Invictus is een prachtig en tijdloos album. Live gaat de muziek vergezeld van bijpassende visuals van Stijn Grupping. Gaat dat zien.

Sol Invictus bandcamp

Hannes d’Hoine website