Tora, 2021
Saxofonist Giuseppe Doronzo en percussionst Pino Basile komen beiden uit dezelfde regio in Italië: Apulië gelegen in het Zuidoosten van het land en ook de meest oostelijk gelegen landstreek van Italië. Beide muzikanten maken deel uit van het AVA Trio, dat in Groningen is opgericht. Nu komen de twee Italianen met een duo-album waarvoor zij hun inspiratie halen bij hun geboortegrond. De twee zijn ook moderne improvisatoren, dus een traditioneel album hoef je niet van ze te verwachten.
Toch vormt de traditie van Apulië een belangrijk onderdeel van de muziek en waar die muziek voor staat. Een hint wordt al gegeven door het instrumentarium dat op het album wordt gebruikt. Doronzo is te horen op baritonsaxofoon, ney anban (een Iraanse doedelzak) en bubbù (een Apulische bolvormige fluit), terwijl Basile op tamburrello, cupaphon (een gestemde friction drumset), frame drum en bubbù speelt. Hoe dat eruit ziet, is te zien in onderstaande trailer van het album.
De titel Aterraterr bevat twee keer het woord ‘terra’ (aarde) en kan dus worden gezien als een verwijzing naar de geboortegrond van de twee muzikanten. Die spelen overigens geen bewerkingen van traditionele stukken maar eigen composities, vier van de hand van Doronzo, drie van Basile en een gezamenlijke compositie. Daarin klinkt de herkomst van de musici wel duidelijk door. Van enige oubolligheid is in de muziek geen sprake, want de twee Italianen eren hun traditie door er een eigen draai aan te geven. Opvallend is daarbij dat de twee de ruwe intensiteit van hun spel in het opnameproces in stand hebben gelaten.
Met heerlijk droge én hese baritonsaxklanken opent ‘Favo’, waarbij Basile voor een donkere ondergrond kiest, waar hij vervolgens een ritmische hoge klank aan toevoegt. Dat is voor Doronzo het sein om melodische frasen te gaan spelen. Basile weet met zijn percussieklanken een subtiel ritme te creëren, maar versterkt soms ook het saxspel door unisono mee te spelen. De melodische lijnen hebben soms een licht oosterse inslag maar verraden ook Doronzo’s klassieke achtergrond. Halverwege wordt de koers verlegd, gaat het tempo omhoog en wordt een bedrijvig ritmisch patroon neergelegd. Doronzo gebruikt het bereik van zijn sax meer. Tegen het einde krijgt de muziek meer experimentele jazztrekjes.
Het gaat er heel anders aan toe in ‘Albarelli’. Beide muzikanten spelen in dit stuk op de bubbù en de klankkleur van het stuk verschilt als dag en nacht ten opzichte van de openingstrack. Gebleven zijn de ritmische patronen, hoewel die niet strikt vastliggen. De stemmen van de muzikanten klinken soms door de fluiten heen. Het spelplezier spat van elke klank die uitgestoten wordt af en de beide fluiten mogen licht dissonant langs en over elkaar heen bewegen. Baritonsax en percussie zijn weer terug in ‘Lauro’, een vlot stuk dat ondanks het verschil in timbre prima op ‘Albarelli’ aansluit. Doronzo vindt een mooi evenwicht tussen lyriek (melodie) en experiment (vegende klanken) en Basile is een bedrijvige percussionist die de juiste klanken bij de juiste saxnoten vindt maar ook individueel spel laat horen waarin ritmische inventiviteit wordt gekoppeld aan aanstekelijkheid.
Meer contemplatief is ‘Maggese’, waarin de prachtige sound van de baritonsax goed naar voren komt en met de percussie tweestemmigheid wordt gecreëerd. De lijnen van de sax zijn langzaam, met een mooi, klassiek aandoend vibrato. Het ritme is rustig en steady. In het korte en speelse ‘Bubbù Sapiens’ zijn de Apulische fluiten weer daar, waarbij Basile nu ook met percussie in de weer is. Het lijkt bijna vrolijk te worden, maar als luisteraar donder je snel van de roze wolk zodra ‘Katsikodromos’ wordt ingezet. Doronzo bespeelt de ney anban en de klank van dit instrument is even wennen. De schoonheid van het instrument openbaart zich echter al snel, zeker als Basile zich erbij voegt en het stuk ritme krijgt. Het stuk straalt een Midden-Oosten-gevoel uit, op een grillige manier, van de ene emotie in de andere schietend.
Basile opent het lange ‘Strazzavisazz’ met gevoelvol spel, waarbij opvalt hoe mooi de met één vel bespannen percussie-instrumenten doorklinken, niet al te lang maar wel duidelijk. Het is nu aan Doronzo om een patroon te weven, wat hij doet om zo tot melodische en polyfonische lijnen te komen. Enkele repeterende motieven zorgen voor herkenbaarheid, terwijl die herhalingen toch nooit lang duren en er constant op wordt gevarieerd. Doronzo krijgt lang soloruimte en benut die met aanvankelijk vrij ruw maar uiteindelijk zeer gevarieerd spel, daarbij de galm van de ruimte benuttend. ‘Matematica Matestre’ sluit vervolgens mooi aan, met beheerst percussiespel, regelmatig op het randje van overblazen vertoevende saxtonen. De kleppen van de sax zijn duidelijk te horen. Zodra de toon van de saxofoon zakt, komen melodieën bovendrijven.
Tot slot worden de bolvormige fluiten weer van stal gehaald in ‘ Bubbustan’, de afsluiter waarin ook de stemmen van de muzikanten meeklinken. Het is een positief einde van een album waarop door Doronzo en Basile verschillende muzikale invloeden bij elkaar worden gebracht en uiteindelijk een logisch geheel vormen. De muziek is vrij toegankelijk maar heeft een scherp randje. Bovenal is het gevoelvolle en gevarieerde spel van de twee Italianen een lust voor het oor en dat samen met de originele invalshoek maakt Aterraterr een album om te koesteren.