Twee Amerikaanse bands brengen nieuw werk uit onder een positieve titel. Parquet Courts ontwikkelt zich op Sympathy For Life verder, waar Deerhoof op Actually, You Can vooral doet waar de band goed in is. In het eerste geval leidt het tot een mooi maar ook wat wisselvallig album, in het tweede geval tot een van de beste albums uit de carrière van de band.
Parquet Courts – Sympathy For Life

Rough Trade, 2021
Parquet Courts bewees op het vorige album Wide Awake! dat de band niet twee keer dezelfde plaat wil maken en zich ook niet wil vastpinnen op de enigszins nonchalante indierock van de eerste platen, waarop invloeden van Pavement en The Velvet Underground te horen waren. Op Sympathy For Life trekt de groep de lijn door, in die zin dat de muziek zich verder ontwikkelt. Opvallend is daarnaast dat, waar op de vorige platen steeds een paar liedjes door Austin Brown werden gezongen, nu alle songs door Andrew Savage van leadvocalen worden voorzien.
‘Walking at a Downtown Pace’ borduurt voort op het titelstuk van de vorige plaat, maar is meer uitgewerkt. Het ritme is aanstekelijk, de gitaar jankt een beetje en klinkt hemels. De melodieuze bas is een kenmerk dat op het vorige album al opviel en dat is op deze plaat niet veranderd. Het koortje kan minder bekoren, maar de song als geheel staat, zoals elke song op dit album mooi is uitgewerkt. Daar zit ook een beetje de pijn. Natuurlijk is het logisch dat de Pavement-nonchalance door de band niet tot uit ten treure wordt doorgevoerd, maar een beetje meer ruwheid zou de muziek geen kwaad doen. Goede songs blijven het dan nog steeds.
‘Black Widow Spider’ heeft muzikaal ook een positieve vibe en is opgesierd met percussie-elementen die achterwege hadden kunnen blijven. Het klinkt wel inventief, zoals ook de door het tweede couplet heen klinkende gitaarpartij dat doet. In dat laatste geval wordt wel iets wezenlijks aan de song toegevoegd en als geheel is het lied zeker genietbaar. In ‘Marathon of Anger’ komt de toegenomen rol van elektronica voor het eerst echt aan het licht. Dubreggae en funk waren op het vorige album al invloeden en die doen zich ook in dit nummer gelden. Het is ver verwijderd van de slackerrock uit de eerste jaren, maar het staat de band prima.
De ‘oude’ Parquet Courts horen we aanvankelijk terug in ‘Just Shadows’, maar dat is nu net niet een van de sterkste songs op het album. De song is bovendien te gepolijst en laat niets aan de verbeelding over. Niet veel beter is het dubby en funky ‘Plant Life’, waarin Talking Heads doorklinken. De song lijdt aan een matheid die maar niet doorbroken wordt, hoeveel details gaandeweg ook toegevoegd worden, inclusief de (wel geslaagde) gesproken woorden. ‘Application/Apparatus’ is dan weer wel volledig overtuigend. De elektronica overheerst en klinkt experimenteel, noisy en spannend. Ook de baspartij komt sterk naar voren in dit fraai opgebouwde hoogtepunt.
In stevig rockende ‘Homo Sapien’ is de band te horen in een vertrouwde modus en deze keer pakt dat wel goed uit, niet in de laatste plaats door de lekker ruwe sound (hier de uitzondering op de regel) en de krakkemikkige gitaarsolo. Echt funky klinkt Parquet Courts in het zeer dansbare titelstuk, dat ritmisch vernuftig in elkaar steekt, waarin de bas weer heerlijk melodieus in de weer is en de keyboards lichtvoetig klinken. Dat de funk ook een dot steviger kan uitpakken, bewijst de groep in ‘Zoom Out’, dat ook vol zit met ritmische details, wat voor een aantrekkelijke vibe zorgt. De zanglijnen steken daar helaas nogal schril tegen af.
Enkele dubeffecten maken van ‘Trullo’ nog iets, want verder klinkt het stuk wat te vrijblijvend. Daar kan de dansbaarheid van de song niet aan afdoen. Wel leuk zijn – opnieuw – de kleine nuances die in het nummer verwerkt zijn. Het album eindigt met het vrij lange ‘Pulcinella’, waarin het tempo serieus naar beneden wordt gebracht. Ineens klinkt melancholie door in een song die wellicht niet direct pakt, maar die je als een troostende deken om je heen kunt slaan. Een meer dan uitstekende afsluiter.
Parquet Courts maakt een ontwikkeling door en dat is prima, maar het pakt niet overal even goed uit. Wellicht wordt dit album in de toekomst als belangrijke sleutelplaat gezien. Als geheel kan de muziek er prima mee door, maar Opduvel bekruipt constant het gevoel dat er meer in gezeten had. Wel maakt de afwisseling tussen de verschillende songs dat verveling geen moment toeslaat. Dat de ontwikkeling van de band interessant is, staat buiten kijf.
Deerhoof – Actually, You Can

Joyful Noise, 2021
Dan Deerhoof. Bij die band hoef je een positieve vibe nooit ver te zoeken, maar in tegenstelling tot Parquet Courts heeft dit gezelschap geen echte ontwikkeling nodig. De muziek van de band is al uniek, kan alle kanten op stuiteren en bevat zoveel experiment dat bijna elke plaat opnieuw overdondert. Bijna, want niet alle albums van Deerhoof zijn even sterk. Mountain Moves uit 2017 bijvoorbeeld, waarvoor nota bene een heel blik aan gastmuzikanten werd opengetrokken, was ontdaan van de scherpe randjes en klonk veel te braaf.
Op het nieuwe album horen we gelukkig niet van dergelijke fratsen, hoewel de muziek van de band uit San Francisco juist vol fratsen zit. Zolang dat op speelse wijze gebeurt in een lekkere noisy context, zul je Opduvel niet horen klagen. Op Actually, You Can gebeurt dat. ‘Be Unbarred, O Ye Gates of Hell’ opent met alleen de stem van de zingende Satomi Matsuzaki, maar al snel wordt met een paar stevige gitaaraanslagen de boel een andere richting uitgegooid, gekenmerkt door een hoekig ritme, waar de band sowieso patent op lijkt te hebben. Voor je er erg in hebt, is weer een andere afslag genomen, al keren de verschillende elementen, zoals ook de vingervlugge gitaarpartijen, terug, zodat de openingstrack een herkenbare song blijft.
‘Department of Corrections’ is ook lekker stevig aangezet, bevat legio tegendraadse elementen en alles bij elkaar is het een drukte van belang. Matsuzaki vindt schijnbaar moeiteloos haar vocale weg in de gecontroleerde gekte. Het ritme is hoekig en stuwend tegelijk en overigens verre van strak; er wordt wat met het tempo gestoeid, zodanig dat af en toe vertraagd lijkt te worden. Het gebeurt niet daadwerkelijk. Deerhoof komt wat lieflijker uit de hoek in ‘We Grew, And We Are Astonished’, al wordt aan de melancholische song een baspartij toegevoegd die de kenmerkende speelsheid van de band benadrukt.
Daarna is het weer hectiek troef in ‘Scarcity is Manufactured’, dat het vooral lijkt te moeten hebben van een snel gitaarloopje en een exotische inslag, maar uiteraard van een paar ontregelende aspecten is voorzien die ervoor zorgen dat het vooral nooit voorspelbaar wordt. ‘Ancient Mysteries, Described’ wordt verrijkt met jazzy basspel, maar heeft ook kenmerken van een nineties indierocksong, al is het ritmische patroon daarvoor weer te ingewikkeld. Na een dikke twee minuten wordt het ritme stilgelegd, waarna het met hernieuwde energie terugkeert. In een song van Deerhoof is alles mogelijk.
In ‘Plant Thief’ spelen de gitaren eenzelfde patroon, de ene gitaar een fractie later dan de andere. Het is een van de vele details. Zoals in meer songs is ook hier de muziek behoorlijk vet aangezet. Dat de band ook wat rustiger kan opereren, is te horen in ‘Our Philosophy is Fiction’, waarop Matsuzaki trage en een beetje dromerige melodielijnen zingt over de beheerste indierock-gitaarpartijen heen. Ook ‘Epic Love Poem’ doet aanvankelijk een stap terug in tempo, maar wordt al snel opgevoerd. In deze song komt Deerhoof dicht bij een heus popliedje, maar het is er een vol weerbarstige ritmische en melodische strapatsen. Recht vooruit is niet de weg die de Amerikaanse band bewandelt.
Om die conclusie te logenstraffen bevat afsluiter ‘Divine Comedy’ juist wel lange gedeelten waarin Deerhoof recht vooruit musiceert. De zangstem is gedubbeld. Na twee minuten komt de omslag en gaat de band alsnog op over op zijn eigenwijze, bijna mathematische wijze van spelen. Zo kennen we ze weer. Deerhoof vindt zichzelf op Actually, You Can niet opnieuw uit, maar heeft kennelijk wel besloten om op het nieuwe album potig uit te pakken. De stevige rocksound vol eigenaardigheden staat de band uitstekend en dit album behoort tot de beste in de toch al niet misselijke discografie van de groep.