Jazzwerkstatt, 2021
Meinrad Kneer is een Duitse contrabassist, improvisator, bandleider en labelbaas. Zijn muziek beweegt zich langs de grenzen van jazz, vrije improvisatie, hedendaagse gecomponeerde muziek en etnische muziek. Zijn contrabasstudie deed Kneer in Nederland, waar hij al snel te vinden was in de Nederlandse jazzscene, later gevolgd door de internationale scene van vrije improvisatie. Sinds 2011/2012 woont hij in Berlijn. Momenteel leidt de bassist het Meinrad Kneer Quintet en The Phosphoros Ensemble en is hij als co-leader te vinden in Dalgoo, Rose/Kneer/Barrett en Sequoia.
Kneer is ook bandleider bij het trio Ab Baars/Meinrad Kneer/Bill Elgart. Dat trio is in september 2010 ontstaan uit het duo Baars/Kneer. Saxofonist, klarinettist en shakuhachispeler Baars is al jaren een van de toonaangevende jazzmusici in Nederland. Hij heeft zijn eigen trio, vormt met zijn partner Ig Henneman het Duo Baars-Henneman en hij is lid van het ICP Orkest. Daarnaast heeft Baars met verschillende muzikanten, bands en ensembles gespeeld. Elgart is een uit het Amerikaanse Cambridge, Massachusetts afkomstige drummer die echter al sinds 1976 – een korte onderbreking uitgezonderd – in Europa vertoeft, waar hij zich thuisvoelt in de vrije muziekscene en waar hij met tal van jazz- en vrije improvisatiemuzikanten heeft samengewerkt en nog steeds samenwerkt.
Het trio Baars/Kneer/Elgart brengt met thrīe thrēo drī zijn derde album uit. Hoewel het hier om ervaren muzikanten gaat, klinkt de muziek op dat album fris van de lever, alsof een stel jonge musici aan het werk is. Tegelijkertijd is het spelpeil zo hoog en het samenspel zo geolied, dat daar ontegenzeglijk ervaring uit spreekt. Het album is lang, 72 minuten, maar waar bij dit soort vrije muziek na verloop van tijd nog wel eens luistermoeheid optreedt, is daarvan bij dit trio totaal geen sprake. Het speelplezier spat er vanaf en dat werkt aanstekelijk.
Daarbij heeft de muziek mooie ruwe en avant-gardistische trekjes. Ruw is bijvoorbeeld het tenorsaxspel van Baars in de eerste paar minuten van opener ‘Verticality’, dat steeds tegen het overblazen aan zit of over de grens heen gaat. Kneer en Elgart bieden een vrije maar ook vrij stevige basis. Hoewel de drummer en bassist individueel opereren en het de moeite loont om bij verschillende luisterbeurten naar een van hen te luisteren, lijken ze ook een twee-eenheid te vormen, zo vanzelfsprekend sluit hun spel op elkaar aan. Kneer weet soms de suggestie te wekken dat hij met zijn snaren smijt, terwijl Elgart het woord ‘beweging’ een nieuwe dimensie geeft.
De muziek van het trio heeft iets vanzelfsprekends, terwijl het spel tegelijkertijd onvoorspelbaar is. In ‘High Rider’, met Baars op klarinet, komt dat goed naar voren. De rol van de drie muzikanten is gelijkwaardig en in deze triobezetting komen de individuele stemmen ook even luid door. Loopjes van de klarinet krijgen tegenwicht van snel basspel, terwijl de drums ‘all over the place’ zijn, waarbij snare, basdrum, toms, cimbalen en kleine bekkentjes allemaal goed zijn te onderscheiden. Mooi is het melodieuze spel van Baars, die zich echter niet laat verleiden tot kant en klare melodieën, maar aanzetten daartoe afwisselt met losse staccato noten.
Het beheerste spel en de samenklank (met hier en daar een dissonantje) van klarinet en gestreken bas in ‘Boulder Clay Movement No. 1’ zijn prachtig. Elgart legt de percussieve accenten, met gevoel voor timing en klankkleur. De humor wordt niet uit het oog verloren, getuige ‘The Duck Stays Between The Teeth’. Wie het spel van Baars hoort, herkent de titel. Het hese eendengeluid wordt van een passende, niet vastomlijnde, ritmisch hortende en stotende begeleiding voorzien. Vermelding verdient ook het schurende, wringende en glijdende spel van Kneer in tweede helft van de improvisatie.
In ‘Alternative Experimental Assembly X’ horen we Baars op de shakuhachi, de Japanse fluit waar de Nederlander zich in heeft gespecialiseerd. Kneer speelt hoge tonen, waardoor de klanken van de instrumenten elkaar naderen. Zonder een echt tempo te spelen legt Elgart daar een veelvoud aan percussieve klanken onder. Kneer en Elgart openen ‘A Day Like Any Other’ op freejazz-wijze. Baars voegt zich daar met vrij harde klarinetklanken bij. De vanzelfsprekendheid en onvoorspelbaarheid gaan ook hier hand in hand. Daarna volgt het bijna 14 minuten durende ‘All Other Forms of Matter and Energy’, een lange improvisatie die ook als vanzelf loopt, waarin de muzikanten (Baars op sax) al responderend op elkaar hun eigen rol pakken. Opvallend is hoe de drie in al hun dadendrang ook een zekere rust vinden, zonder dat de energie uit het stuk gezogen wordt.
Baars, Kneer en Elgart eindigen thrīe thrēo drī met ‘Aerolith’, een contemplatief maar ook spannend stuk waarin invloeden uit ambient en etnische muziek zijn waar te nemen. Daarmee eindigt een lang album dat echter geen seconde verveelt. Integendeel, het trio weet te intrigeren met hun individuele spel, creatieve vondsten en de manier waarop de interactie tussen de muzikanten plaatsvindt. Een prachtige (free)jazz/vrije improvisatieplaat.