Cargo, 2021
Opduvel had het niet zo in de gaten – waarschijnlijk omdat de cd nog regelmatig rondjes draait – maar het laatste album van Dÿse, Das Nation, dateert van ruim zeven jaar geleden. Tussendoor verschenen nog wel een single (Du musst Dÿse werden, 2014), een ep (Bonzengulasch, 2017) en een bijdrage aan de remix-single Deutschland, Du Miess Stück Scheisse! (2017), waarop verder FCKR, Egotronic en het origineel van DxBxSx zijn te horen. Nu is er het nieuwe album van Dÿse, getiteld Widergeburt.
Dÿse is een noiserockduo, opgericht in Amsterdam maar opererend vanuit Berlijn en bestaande uit André Dietrich op gitaar en vocalen en Jarrii van Gohl (echte naam Jari Rebelein) op drums en vocalen. Het tweetal maakt een speelse vorm van noiserock die echter ook mathematische trekjes vertoont. Het spel is ruig maar ook behoorlijk strak, zonder dat het meteen als mathrock gaat klinken, en de muziek is niet van humor gespeend (al staat er op het nieuwe album niet zo’n onbeluisterbaar maar hilarisch stuk als ‘Out of Tune’).
De humor maakt overigens niet dat de muziek van Dÿse niet serieus te nemen is. Daarvoor is de muziek simpelweg te goed, bevatten de songs te veel fraaie wendingen en worden te grote mokerslagen uitgedeeld. Dit tweetal weet hoe je flink van leer trekt, met een flinke dosis agressie en recht in je gezicht. Dat gebeurt echter gedoseerd. Op de juiste momenten wordt gas teruggenomen en geen enkele song bestaat uit slechts één basisidee. Het maakt dat de muziek , die qua sound consistent is, meer dan genoeg afwisseling bevat en het zorgt er tevens voor dat de echte kopstoten des te harder aankomen.
Widergeburt telt tien songs, waarvan er niet een door alleen het duo wordt uitgevoerd. In elk stuk doet een andere bassist mee. De tien verschillende bassisten zorgen niet voor een verandering in sound, want die wordt toch voornamelijk door Dietrich en Van Gohl bepaald, maar wel voor een extra boost, een stevige laag onder de muziek of een extra toevoeging aan een riff. De sound is dan ook behoorlijk vol, in ieder geval op de stevige momenten. Daarnaast toont Dÿse zich soepel in het leggen van ritmes en in de dynamische overgangen. Het spelpeil ligt hoog maar dat is niet waar het om draait. De band heeft een voldoende ruig randje, waardoor de muziek nooit klinisch wordt.
De teksten van het tweetal, waarin maatschappijkritiek en humor hand in hand gaan, zijn afwisselend in het Duits en Engels. Beide talen worden soms ook in één song gebruikt. Opduvel prefereert Dÿse in het Duits, maar waarschijnlijk gebruikt het duo gewoon de taal die het beste past bij de betreffende song. Er zit regelmatig repetitie in de teksten (vooral in ‘Der Haifisch die Zähne’), maar daar komt Dÿse goed mee weg. Hard uitgeschreeuwde kreten worden afgewisseld met gezongen passages. In die passages komen de vocale kwaliteiten goed naar voren, zeker ook wanneer meerstemmig wordt gezongen, wat Dietrich van Van Gohl uitstekend afgaat. Beste voorbeeld hiervan is ‘Huddab’, waarin a capella gedeelten worden afgewisseld met slepende heavy passages.
Muzikaal overtuigt Dÿse op het nieuwe album volledig. De riffs lijken soms een beetje op elkaar, maar er is voldoende onderscheidend vermogen om elke nieuwe song te rechtvaardigen. Ritmisch is het duo ijzersterk en geen van de songs rockt alleen maar recht vooruit. In de frasen waarin het wel gebeurt, doet het tweetal dat met een enorme dosis energie en tussen een paar ritmische escapades in. Mooi is de scratch-bijdrage op draaitafel van DJ Supreme in opener ‘Laicos Neidem’, een ritmisch stuiterende en dynamische track. Ook de bijdrage op saxofoon van Paul Berberich in het prettig gestoorde intro van ‘Ameisenhandschuh’ mag er wezen.
Een sterke dynamiek horen we ook terug in ‘Kuttenwurz’, waarin subtiliteit en furiositeit fraai afgewisseld worden. Soms benadert de sound van de band metal, zoals in ‘Höllenjunge’, maar over het randje gaat Dÿse niet en het gebeurt dus zonder afbreuk te doen aan de eigen noiserockstijl. De muziek van de Duitsers is niet te grimmig, heeft een aantrekkelijke, ja zelfs aanstekelijke kant, ondanks de harde sound, de ritmische complexiteit en de agressie die de muziek ook uitstraalt. In songs als ‘Alles ist meins’, met zijn prachtige gitaarlicks, is het moeilijk stilzitten. In ‘Prärie-Auster’ weet het duo de energie even, bijna pesterig, uit de song te halen, om uiteraard met een kneiterharde kopstoot terug te keren.
Zéér afwisselend is ’89/90′, zowel vocaal als instrumentaal, maar Dÿse plakt de verschillende ideeën op natuurlijke wijze aan elkaar, zodat toch een organische song ontstaat, al is het een ritmisch stuiterende. Dat de band ook punky uit de hoek kan komen, wordt bewezen in slottrack ‘Ich allein gegen euch alle’. Dÿse overrompelt je als luisteraar, zet je regelmatig op het verkeerde been en laat je vervolgens genieten van de vele details die de songs bevatten. Opduvel krijgt steeds weer nieuwe energie van deze stemming verhogende noiserock.