Brighter, 2021
Na drie albums uitgebracht te hebben in 2019 (Dull Planet/Rotten Waves, Itch en Pin) werd het qua uitgaven even stil rond Jellephant. Niet helemaal trouwens, want Jelle Haagsma (= Jellephant) bracht eerder dit jaar nog wel twee albums met elektronische ambientverkenningen uit, samen met Daan Muller en onder de noemer Nelson Crumble. Jellephants begeleidingsband The Phantoms onderging in de tussentijd een bezettingswissel en bestaat nu uit Christopher Kalkman, Guus van Tiem en Joey Pechler.
The Phantoms zijn ook te horen op het nieuwe album, dat de titel Spills heeft gekregen. Het lijkt logisch dat een band als geheel speelt op een album, maar in het geval van Jellephant doet Haagsma de studio- of huiskameropnamen doorgaans alleen, soms voor enkele details bijgestaan door een andere muzikant. De nieuwe plaat is echter en heus bandalbum. Het is een korte plaat geworden van zo’n vijfentwintig minuten, maar er gebeurt in de korte tijdsspanne meer dan genoeg.
Jellephant heeft een eigen geluid, wat grotendeels wordt bepaald door zijn aparte stemgeluid en het gitaarwerk. Of hij nu wat lome muziek maakt zoals op Spoon Dreams Nothing of juist krachtdadige surfrock zoals op Dull Planet/Rotten Waves: het klinkt altijd als Jellephant. Op Itch en Pin liet Haagsma horen dat zijn nummers ook in gestripte vorm goed tot hun recht komen. Tierlantijnen zijn niet nodig en omfloerste bewegingen evenmin. Jellephant is op zijn best als hij zo rechtstreeks mogelijk klinkt.
Wat dat betreft is Spills een schot in de roos. Het album telt, behoudens een miniatuurtje, negen korte songs (geen enkele haalt de drie minuten) met een kop en een staart waarin niet moeilijk wordt gedaan en de vaart er flink in zit. De surfreferenties en de wollige of dromerige psychedelische liedjes zijn overboord gegooid ten faveure van een directe aanpak die de band goed staat. Dat het album door een heuse band is ingespeeld, hoor je er duidelijk aan af. De muziek op het album bevat de energie van een liveband en klinkt lekker rauw en ongepolijst.
Wat dat laatste betreft: echt lo-fi klinken Jellephant & The Phantoms niet. Daarvoor is de instrumentbeheersing te gaaf. Wel put de groep duidelijk uit de indierock van de jaren tachtig en negentig, waaraan ook wat jaren tachtig new wave-elementen zijn toegevoegd. Die laatste categorie overheerst echter geenszins; Jellephant & The Phantoms rocken flink door en lijken soms wel haast te maken, alsof de trein moet worden gehaald maar voor die tijd gauw nog wat liedjes eruit geperst moeten worden.
De single ‘Spill’ snelde het album al vooruit en is de openingstrack van het album. Even aftikken en gaan. De gitaren zijn de attractie en klinken lekker puntig, met een rauw randje. Bovendien vervullen ze een melodieuze rol. En dat doen ze in een groot deel van de songs. Die songs zijn compact, to-the-point en direct. Mooi zijn de bijna vrolijk tingelende gitaren in ’11’, al zit er her en der een dissonantje verstopt. Haagsma geeft met zijn typerende donkere stemgeluid, zoals altijd omgeven met wat galm, een wat melancholiek tegenwicht. Het werkt perfect, wat ook geldt voor de wat ruigere instrumentale gedeelten.
Opvallend is dat in ‘Rip’ vocaal uit een ander vaatje wordt getapt, maar belangrijker is dat de song gezegend is met een killerriff, zo eentje die na honderd keer beluisteren nog niet gaat vervelen. Daarnaast schuilt er ook de nodige melodie in de baspartij en bevat de song een lekkere gitaarsolo. ‘Pigs’ doet het nog een tempootje hoger en zo dendert de plaat voort. De band vindt een mooi evenwicht tussen felheid en catchiness, zonder te veel door te slaan naar het laatste. We hebben hier van doen met een alternatieve gitaarrockplaat die een groot deel van zijn charme ontleent aan de energieke en ruwe sound. Die sound is overigens ook transparant, want elk instrument is steeds duidelijk te onderscheiden.
Maar klinkt het dan niet allemaal een beetje hetzelfde? Jawel, maar dat is allerminst een bezwaar als er gestrooid wordt met sterke songs zoals dat gebeurt op Spills. Hoe doeltreffend het basic drumwerk is, komt goed naar voren in ‘Normal Ones’, dat ietsje langzamer klinkt dan de meeste songs maar nog steeds behoorlijk voortmaakt. Een klein surfrestje is nog aanwezig in ‘Stuck’, verstopt in de indierock. Zo weten Jellephant & The Phantoms in elke song iets extra’s te stoppen, hoe klein ook, waardoor een te grote eenvormigheid wordt vermeden.
In ‘Sweet’ wordt handig gespeeld met dynamiek, waardoor het refrein extra goed uit de verf komt. Daarna volgt het snelste nummer op de plaat, het jachtige ‘Smug’. De ingrediënten zijn vertrouwd, maar een kort opduikende tweede stem en de bas en drums die eventjes solo mogen, vormen een paar van de details die het nummer ver boven het gemiddelde uittillen. Tel de gitaren erbij op en het is een favoriet. De song gaat over in afsluiter ‘Fog’, dat met zijn ruige bas- en gitaarsound en garagegevoel nauwelijks onderdoet voor het voorgaande stuk.
Maar eigenlijk is elke song raak. Jellephant klinkt met zijn Phantoms op Spills energieker en directer dan ooit. Het album is duidelijk anders dan zijn voorgangers en het doet ook goed om bij elk nieuw album weer te horen dat Jellephant niet twee keer dezelfde plaat wenst te maken en ondertussen toch als zichzelf blijft klinken. De liefhebber van felle en wat gruizige indierock komt deze plaat volop aan zijn trekken. Opduvel is zo’n liefhebber.