Eigen beheer, 2021

De muziek van het Utrechtse trio Graeae ontwikkelt zich door. In december 2017 bracht de band, destijds nog een kwartet, Black Red uit, een album waarop de sound van het drietal al in de grondverf stond maar een nog wat fragmentarisch karakter had. Het album werd overtroffen door het in januari dit jaar verschenen Phorcides, een veelzijdig album maar met een duidelijk eigen stempel. Waar tussen de eerste en de tweede uitgave ruim drie jaar leemte bestond, daar brengt Graeae een aantal maanden na Phorcides al opvolger B.C. uit. Daarop zet het trio een volgende stap, een stap die uitermate goed uitpakt.

Graeae omschrijft zichzelf als een ‘dark post-drone experimental trio’ dat langzame fragiele soundscapes creëert met een filmisch karakter en een donkere ondertoon. Het is omschrijving die de lading prima dekt, ook op de nieuwe plaat, die helaas alleen in digitale vorm verkrijgbaar is. Waar op de eerste release de twee tracks elk zo’n vijfendertig minuten in beslag nemen en de vier stukken op het tweede album tussen de vijftien en negentien minuten klokken, daar hebben de Utrechters op B.C. zichzelf voor elk stuk een deadline van tien minuten opgelegd. Dat heeft geleid tot vijf stukken waarop die deadline steeds net niet gehaald wordt, want ze tikken allemaal af net boven de tien minuten.

Graeae bestaat uit Spelonk (Violet Meerdink) op viool en effecten, RvD (Rutger van Driel) op bas, melodica, fluit en effecten en Serpentine op elektronica. De klankmogelijkheden die het instrumentarium biedt worden op het nieuwe album op inventieve wijze benut, waarbij ambient en drone als uitgangspunt lijken te fungeren maar de muziek al improviserend een andere richting uit mag bewegen, waarbij de oorsprong overigens niet uit het oog wordt verloren. Het leidt tot het meest consistente album van Graeae tot nu toe.

Wat ten opzichte van het vorige album opvalt, is de meer prominente rol van het vioolspel van Spelonk. Dat spel is duidelijk herkenbaar en weet verschillende stukken een melodische en melancholieke lading te geven, in pure vorm of (licht) vervormd. Daarnaast kruipt de muziek van het drietal op het nieuwe album meer onderhuids dan voorheen. In opener ‘776 BC’ bijvoorbeeld, klinkt de gelaagde basis zachtjes en spannend. Als luisteraar spits je de oren, hoewel je er dichtbij zit. Het bewegen van RvD’s vingers over de bassnaren is bijvoorbeeld goed te horen. De muziek klinkt als drone, maar is niet statisch. Het is als een bewegende grond onder je voeten. Je weet niet wat te verwachten. Vanuit het basisidee komen klanken opzetten, incidenteel, soms repeterend en uit verschillende hoeken. Iets over de helft van het stuk worden de basisdrones losgelaten en komt de viool opzetten, omringd door nieuwe elektrische en elektronische geluiden die het vioolspel lijken te willen ontregelen.

‘600 BC’ begint met een paar vervormde, zwaar nagalmende bastonen, noisy elektronica en een eenzame viool die door het muzikale geweld wordt overspoeld. Waar het vorige stuk het onheil voorspelde, daar lijkt het hier – in ieder geval gedeeltelijk – bewaarheid te worden, al wordt door de abstractie van de muziek niet duidelijk wat dat onheil inhoudt. Dat maakt het des te spannender. Het is alsof het vreedzame deel van de muziek zich probeert te verwijderen van de gewelddadige sound van het andere deel, waardoor een enorm spanningsveld ontstaat. Beluistering met een koptelefoon wordt aanbevolen, om maar niets te hoeven missen van de stortvloed aan klanken die je als luisteraar te verstouwen krijgt. Dat gaat niet zover dat een brij van geluid ontstaat; elk geluid doet ertoe en de details zijn makkelijk te onderscheiden, al is het soms wel gissen naar de herkomst van de klanken.

Met een ritmisch patroon opent ‘431 BC’, met daarachter een dreiging die dat patroon vijandig gezind is. Een puls komt daaruit naar voren. Je waant je in een oude, donkere fabriekshal waarin geluiden van buizen en opgeslagen materialen je doen opschrikken. Achter elk object schuilt gevaar. De muziek is donker, oncomfortabel en de incidentele klanken dragen bij aan de sinistere sfeer. De ondergrond wordt gevormd door een lage basdrone, op zijn plaats liggend maar niet onbeweeglijk. De viool is hier niet de verlossende factor, maar onderdeel van het duistere schouwspel, hoewel melodische flarden en frasen hoop geven op verlichting. Het stuk is prachtig opgebouwd, vertelt een abstract verhaal en je bevindt je er als luisteraar middenin.

De klankkleur van ‘430 BC’ verschilt aanzienlijk van die van ‘431 BC’. Weg is de donkere ondergrond en het begin doet zelfs enigszins denken aan folk, zij het in een sterk vervormde uitvoering en zonder dat een folkmelodie tot volle wasdom komt. Door de inbreng van steeds meer elektronische klanken wordt de folkgedachte verdreven. Wat rest is een luide soundscape van elektronica, golvend, schuivend en schurend, terwijl Spelonks viool een langzame melodie speelt, waarvan een loop wordt gemaakt, zodat een tweede vioolpartij eroverheen geschoven kan worden. Door lagen aan te brengen, krijgt het vioolspel meer body en wordt zelfs de klank van een cello benaderd. De elektronische lagen en geluiden geven de muziek reliëf en passen op wonderlijke wijze bij de klanken van de viool. De totaalklanken die Graeae zo nu en dan al dan niet bewust laat ontstaan, zijn ronduit prachtig.

In ‘146 BC’ wordt een vreemdsoortig ritmisch tapijt neergelegd, bestaande uit een kort zich herhalend fragment. Daaromheen worden lange klanken neergelegd, als donderwolken in de verte, nog zachtjes klinkend. Op gezette tijden is het fluitspel van RvD te horen, kort accenten leggend. De viool doemt op uit de donkere lagen, als een rustig en stevig baken in een harde bries van geluid. In de elektronische dadendrang zijn wat dissonanten te herkennen in de vorm van doordringende klanken, die echter als vanzelf worden opgenomen in het geheel en zo van de dissonantie lijken te worden ontdaan. Een trage golfbeweging biedt houvast, uitmondend in mooie samenklanken op het eind.

Het is altijd fijn om te horen dat muzikanten zich blijven ontwikkelen. Bij Graeae is dat zeker het geval, want de manier van samenspelen, het uitkristalliseren van de sound en het improviseren binnen de eigen experimentele kaders gaat het trio steeds beter af. B.C. kan gezien worden als een muzikale reis, een meeslepende die de volle speelduur boeit en verbazing en bewondering wekt.

B.C. bandcamp