Crazysane, 2021
Zahn is een instrumentaal trio, bestaande uit Felix Gebhard (gitaar), Chris Breuer (bas) en Nic Stockmann (drums). De laatste twee muzikanten zijn ook te vinden in het trio Heads., dat met Collider (2018) en Push (2020) twee sterke nosierockplaten afleverde. Breuer was ooit lid van The Ocean en LLynch, terwijl Stockmann ook in Eisenvater actief was. Gebhard was ooit te vinden in Numbfire, Hansen Band en Home Of The Lame. Tegenwoordig maakt hij deel uit van Muff Potter. Als Zahn brengt het vanuit Berlijn opererende drietal nu hun debuutalbum uit op Crazysane Records.
Het trio maakt muziek die ergens te plaatsen is tussen noiserock, post-punk en sludge, met wat invloeden uit krautrock en psychedelische rock. Door de kleine bezetting gitaar-bas-drums heeft de band een vrij transparante sound, hoewel her en der hand- en spandiensten worden verricht door gastmuzikanten. Die gasteninbreng is niet zo groot dat wordt getornd aan de basissound van Gebhard, Breuer en Stockmann, maar zorgt voor een extra dimensie op de momenten dat dat nodig is. Het geluid is dus niet volgepropt, maar de muziek ademt.
Zahn opent met ‘Zerrung’, dat de basisingrediënten direct naar voren laat komen: een sterke basriff, post-punk gitaarwerk en een straf drumritme, aangevuld met enkele effecten. De noiserockinvloed is duidelijk en de sound is niet al te smerig, maar ook niet al te clean of droog. Aan het eind van het stuk volgt een zweverig stuk, waarmee ‘Zerrung’ wordt verbonden met ‘Pavian’, een stuk dat eveneens tussen noiserock en post-punk beweegt, waarbij de muziek nog iets potiger uitpakt. De bas- en gitaarlijn zijn oersimpel maar zeer doeltreffend. Er worden wat effecten toegevoegd, maar ook zonder die toevoeging zou de sterk op repeterende patronen leunende instrumentale song overeind blijven.
Zahn moet het niet hebben van beukende riffs, maar heeft oog voor het melodische aspect, wat goed naar voren komt in ‘Tseudo’. Mooi is dat de gitaar daar slechts enkele schetsmatige lijnen voor nodig heeft. Daar moet wel bij worden vermeld dat Gebhard ondersteuning krijgt van Breuers bas, waarvan de lijn verre van monotoon is. Voeg er wat dynamiek aan toe en je hebt een dijk van een song. Zang is volstrekt overbodig.
‘Gyhum’ kent een lang drone-gedeelte in de eerste paar minuten, waar de gitaar als het ware doorheen zweeft, en later ook een synth. Spanning en dreiging zijn hier de kernpunten. Na een paar minuten gaat Zahn over tot het spelen van krautrock, waarin een vrij grote rol is weggelegd voor de sythesizer van gast Alexander Hacke. Het is enigszins een stijlbreuk ten opzichte van de eerste drie tracks, maar het past. De krassende saxofoon van Sofia Salvo past perfect in het noisy krautende geheel.
Het vrij lange ‘Gyhum’ wordt gevolgd door het korte ‘Schranck’, een stevig noiserockstuk dat op momenten zelfs een beetje neigt naar metal, maar nooit helemaal naar dat genre overhelt. Vervolgens combineert Zahn op ‘Lochsonne Schwarz’ noiserock en post-punk met psychedelische effecten. De bas en drums zijn daarbij de nuchtere factor die voorkomt dat de muziek te veel gaat zweven. ‘Aykroyd’ drijft op een verslavende basriff, terwijl daar bovenop een vrij rustig motief wordt gelegd waarin ook de sax – van opnieuw Salvo – een rol speelt. Ook hier gaat de band enigszins schetsmatig te werk. Verderop volgen psychedelische effecten in het gitaarwerk. Verder bezondigt Zahn zich niet aan overbodige fratsen.
Het album eindigt met ‘Staub’, dat vrij minimalistisch van opzet is. De belangrijkste kenmerken zijn de vrij ijle gitaarsound, de zware bas en een traag maar strak drumritme. De goed klinkende drums van Stockmann verdienen overigens extra aandacht. De drumsound is vrij droog, waarbij vooral in dit stuk de harde snare opvalt. Verder kent de track in het eerste gedeelte wat opvulling van de synth van Fabian Bremer. Die invulling is echter vrij spaarzaam. Na vier minuten volgt een lange uitloop, waarin Breuer piano speelt. Zo eindigt Zahn op vrij stemmige wijze.
De instrumentale muziek van Zahn is simpel en pakkend, waarbij elke noot op de juiste plaats lijkt te vallen, terwijl de muziek toch ook een behoorlijke sludgy rand heeft. De songs en de muzikale invulling zijn zo sterk, dat vocalen geen moment gemist worden. De muziek heeft zo zeggingskracht genoeg. Door de basissound zo nu en dan aan te vullen met extra instrumenten en door een draai te geven aan de geijkte sound, zoals in ‘Gyhum’, varieert de band voldoende om zijn debuut van begin tot eind te laten boeien. Een sterke debuutplaat dus, die doet uitzien naar de liveverrichtingen van dit drietal.