Not Applicable, 2021
Uit het noodwesten van Engeland komt Chris Sharkey, die sinds 1999 in Leeds woonachtig is. Hij kan bogen op de nodige muzikale ervaring. Zo speelde hij elektrische gitaar, bas en elektronica met Charles Hayward (This Heat), Jack Wylie (Portico Quartet), Roller Trio, Anton Eger’s Æ, Joshua Blackmore’s SiZE, Acoustic Ladyland, trioVD, Shiver en The Geordie Approach. Sharkey is ook als solo-artiest actief. Daarnaast is hij een van de leden van Not Applicable, een groep muzikanten, componisten, beeldend kunstenaars en filmmakers die samen nieuwe benaderingen van hun artistieke bezigheden ontwikkelen.
Een van de mogelijkheden om kunst, in dit geval muziek, aan de man te brengen is het runnen van een platenlabel dat de muziek uitbrengt. Het is dus logisch dat Sharkey’s solo-album Presets verschijnt bij het label Not Applicable. Daarop is Sharkey al improviserend te horen op elf tracks voor elektrische gitaar en hardware. De gitarist maakte zijn muziek ‘in het moment’, dus zonder vooropgezet idee, waarbij hij is uitgegaan van de begintoon om van daaruit de muziek zich te laten ontwikkelen. Uit een aantal uren muziek heeft de Engelsman elf tracks geselecteerd die datgene wat hij wil uitdragen goed weergeven.
De tracks op het album variëren behoorlijk in lengte (tussen twee en achttien minuten) en ook in sound, hoewel Sharkey ervoor zorgt dat het album een zekere flow heeft, dat de stukken onderling niet zodanig afwijken dat de samenhang verloren gaat. Met de mogelijkheden die de muzikale uitrusting en aanpak bieden, wordt al onderzoekend zowel spontaan als bedachtzaam omgegaan. Na de opnamen is niet meer inhoudelijk aan de muziek gesleuteld. Een flink aantal tracks is makkelijk als ambient/drone te bestempelen, maar er is hier wat meer aan de hand. In de abstractie liggen melodische accenten verscholen, vinden opmerkelijke verschuivingen plaats en worden klankkleuren zodanig gemixt dat de muziek duidelijk Sharkey’s stempel draagt.
Opener ‘Blue Cloud, Red Fog’ laat direct horen wat een zee van mogelijkheden de aanpak van Sharkey biedt. Een repeterend motief is leidend, terwijl daaromheen wolken van geluid te horen zijn, maar ook incidentele klanken en ontregelende geluiden. Soms lijkt het stuk zich even richting een songstructuur te bewegen, maar daar komt het niet daadwerkelijk van. Juist in de abstractie en de vele onverwachte effecten schuilt de spanning. Alles is constant in beweging en behoudens het leidende motief valt de muziek nergens in herhaling.
In het lange ‘The Sharecropper’s Daughter’ wordt de basis niet gelegd door een motief, maar door een snel pulserende drone. Sharkey bouwt de muziek geduldig uit, maar zorgt er ook voor dat er steeds iets gebeurt. Er is geen sprake van een soundscape die zich traag ontwikkelt, maar van een die onderzoekend van aard is, steeds in een nieuwe richting bewegend, terwijl ondertussen toch een solide basis aanwezig is, die echter ook aan verandering onderhevig is. Nieuwe lagen worden toegevoegd, nieuwe kleuren verrijken de muziek en kleine geluiden klinken alom. Er wordt gespeeld met bewegingen en de tempi daarvan, zonder dat het stuk als geheel een echt tempo kent. Zelfs als het stuk uitmondt in een lange drone, bevinden zich daarbinnen zoveel details dat elke nieuwe beluistering tot nieuwe ontdekkingen leidt.
De muziek van Sharkey is elektronisch, maar niet zodanig dat de muziek geen gevoelswaarde meer heeft. Er zijn voldoende organische elementen te vinden in de klankenpracht die de Brit de luisteraar voorschotelt. Naast het verrassingsaspect doordat elk geluid zijn unieke plaats inneemt, zijn er elementen die als duister of onheilspellend kunnen worden omschreven, wat een zekere gemoedstoestand teweeg brengt. Het is echter ook het pure experiment dat ervoor zorgt dat de muziek op zichzelf staat, verwachtingspatronen logenstraft en verwondering schept. Sharkey schuwt daarbij het gebruik van dissonanten niet, evenals het maken van noise, al gaat het nergens zover dat de muziek echt ongemakkelijk wordt om naar te luisteren.
Zo weet Sharkey in ‘Evangelist (Salvation History)’ met dissonante klanken, klinkend als een orgel, spanning aan te brengen, terwijl de grondtonen ervoor zorgen dat alles op zijn plaats blijft en het stuk weliswaar enigszins wringt maar ook goed beluisterbaar blijft. Het is het spanningsveld tussen de verschillende elementen waarin de schoonheid van de muziek zich ten volle openbaart. Mooi is ook om te horen hoe dat spanningsveld zich soms op lijkt te lossen, maar Sharkey toch steeds weer weerbarstige geluiden toevoegt, waardoor de spanning de volle negen minuten die het stuk duurt intact blijft.
Een goed voorbeeld van hoe uiteenlopend de muziek van Sharkey is op Presets, is het contrast tussen het moody, donker getinte ‘Detained at The Border’ en het veel speelsere en meer lucht doorlatende ‘Blowup’, waarop met names snelle en soms zelfs enigszins stuiterende elektronische bewegingen zijn te horen die de in wezen vrij sombere onderlaag van levendigheid voorzien. ‘Watt Law and Order’ klinkt elektrisch geladen, wat te horen is aan de tikkende en ruisende elektronisch geluiden.
Presets kent zeker momenten waarop de muziek enigszins tot rust komt, maar ook dan gebeurt er van alles. Bovendien klimt de muziek vanuit die relatieve rust naar nieuwe hoogten. In ‘Torpid Metacarpals’ zijn de bewegingen aan de oppervlakte rustig, maar het stuk bevat in de diepte de nodige beweging; donkere klanken die ervoor zorgen dat de spanningsboog strak blijft staan. De muziek in dit stuk wordt niet zozeer bedrijviger als wel luidruchtiger en gelaagder. Het album eindigt met ‘Scorpion Bowl’, waarin Sharkey op meer en minder subtiele wijze verschillende gradaties van dreiging weet te creëren. Het lange stuk is een van de hoogtepunten op een album dat uitblinkt in sfeer, spanning en onvoorspelbaarheid. De vele details zorgen er ongetwijfeld voor dat de muziek ook op de lange termijn blijft boeien.