Luminous, 2021
Dee Byrne is een saxofonist, componist en improvisator met als interesse het verleggen van de grenzen van conventionele jazzharmonie en -structuur. Haar compositorische vaardigheden gebruikt zij in haar kwintet Entropi en het Engels/Zwitserse sextet MoonMot. Daarnaast is zij te vinden in het kwintet Ydivide, tentet Favourite Animals, London Improvisers Orchestra, Johnny Hunter’s kwartet Now It Can Be Told en zijn grote Britfunk ensemble Atmosfear. Samen met Merijn Royaards vormt Byrne het duo Deemer. Royaards is van oorsprong drummer, maar is zich steeds meer toe gaan leggen op elektronica. Hij noemt zichzelf een kunstenaar-onderzoeker die wordt geleid door ingewikkelde bewegingen door muziek, kunst en architectuur. De interactie tussen ruimte en geluid in steden met een geschiedenis of heden van conflict is een terugkerend thema in zijn multimediale werk.
Deemer begon in 2006 als een wekelijks improvisatiesessie in een magazijn in Hackney Wick, een buurt in Oost Londen. In dat magazijn lieten Byrne en Royaards hun akoestische drums en sax door verschillende effecten gaan, op luid volume. Royaards verruilde zijn drums voor analoge drummachines en Byrne versleet verschillende effectpedalen. Het duo zocht naar verbreding van zijn horizon door samen te gaan werken met andere improviserende musici. Zo is men uitgekomen bij Johnny Hunter, voor Byrne geen onbekende gelet op haar deelname in twee projecten van deze drummer. Hunter heeft ervaring in zowel avant-garde als mainstream jazz en daarnaast is hij ook componist.
Na een optreden op het London Jazz Festival in 2019 dook het drietal de studio in om Aftermath op te nemen. Uit één lange sessie die in de Viva Recorders studio in Islington in november 20219 plaatsvond werden negen korte tracks gedestilleerd die de collectieve muzikale onderneming van het trio op die dag weerspiegelen. Bij elkaar levert dat geen lang album op, maar de compacte vorm pakt zowel in de verschillende tracks (slechts één track tikt de zes minuten aan) als het album als geheel goed uit. De muziek is afwisselend, apart en bij vlagen zeer opwindend.
Om met dat laatste te beginnen: het is goed om te horen hoe Byrne op haar vrij lichte sax een aantal keren ongemeen fel uit de hoek weet te komen. Zo is ‘Dawn Chorus’ een robuuste saxsolo, met veel power gespeeld. Dave Rempis kan er een puntje aan zuigen. Royaards voegt er met zijn elektronica dreigende klanken aan toe, terwijl Hunter zijn bekkens laat ruisen. Ook in ‘Kinetic Frenetic’ weet Byrne zeer heftig te soleren, waarbij ze haar sax ook hoog laat gieren. Het is freejazz met een twist, door de soms knotsgekke inbreng van Royaards. Door de elektronica wijkt de sound van Deemer + 1 sowieso af van de meeste jazztrio’s.
Het album kent ook bedaarder momenten, zoals in het titelnummer, dat opent met langzaam stuiterende elektronica, een paar echoënde tonen van Byrne en beheerst bekkenspel van Hunter. Het is een stuk dat aftast en waarin spanning wordt gecreëerd. Dat gebeurt doelbewust maar ook onvoorspelbaar. Er zit een lichte galm op de sax, de elektronica is soms subtiel, op andere momenten zeer duidelijk aanwezig, regelmatig weirde klanken inbrengend in het stuk dat langzaam bedrijviger vormen gaat aannemen. Ook in ‘Clear Seeing’ wordt suspense opgeroepen, dit keer door mysterieuze elektronische klanken, ruisende cimbalen en een coole saxmelodie.
‘Icescape’ is gedrenkt in effecten. Je hoort de sax in pure vorm, maar door een effect komt het spel kort erna vervormd terug. Royaards maakt een elektronische soundscape met uitspattingen, alsof om elke hoek iets vreemds aan de hand is. Als een verlaten spookstad waar het ’s nachts niet pluis is. Het is nacht. Het stuk is een intrigerend samengaan van klanken. ‘Ghost Trails’ is dan weer een jazzy dodendans met een aantrekkelijk ritme. Het komt dicht in de buurt van een heuse song, met de altsax als zangstem. Er valt nog meer te dansen, want ‘Dance Off’ is een jazz/funk-duet van Byrne en Hunter, met een zeer energieke rol voor de laatste en een onvermoeibare rol voor de eerste, die geen moment stilhoudt.
Elektrisch geladen freejazz is te horen in ‘Bubbling Under The Surface’. Byrne soleert over een zéér bedrijvige ritmesectie van drums en elektronica. De saxofonist gaat niet voor de snelle notenreeksen, maar voor contrasterend langzaam spel, waarbij ze haar sax soms laat gieren. Zodra zij haar spel beëindigt nemen Hunter en Royaards wat gas terug. Met elektronische basklanken, een zachte drone op de achtergrond en fijngevoelige tikken op de drums kent het stuk een vrij rustig einde. Het einde van het album is dat echter geenszins, want Hunter zorgt in ‘Circuit Fried’ voor eeen stevig rockritme. Byrne speelt een dreinend motief, om vervolgens haar improvisatorische skills nog eenmaal voor het voetlicht te brengen, terwijl Royaards verantwoordelijk is voor de funky en spacey elektronica.
Kortom: er valt heel wat te beleven op dit levendige album, dat in een vloek en een zucht voorbij lijkt te zijn door de afwisseling in kleur en intensiteit, de adrenalineverhogende opwinding, de soms weerbarstige maar regelmatig ook aanstekelijke ritmiek, het spannende samengaan van de verschillende instrumenten en het zowel beheerste als soms ook zeer robuuste spel. Warm aanbevolen.