Tzadik, 2021
John Zorn is een radicale muzikant en componist. In de loop van de jaren heeft hij zijn muzikale spectrum enorm verbreed. Zeker in de laatste twee decennia bleek hij daarbij ook niet neer te kijken op meer toegankelijke en soms zelfs ronduit brave muziek. Ten overstaan van de fans van het eerste uur is hij daar dan ook weer radicaal in. Soms leidt het tot prachtige resultaten, zoals hij vooral in zijn Filmworks regelmatig heeft laten horen. Met The Dreamers was uiteindelijk ook niet zoveel mis. Zorn weet bovendien altijd topmuzikanten te strikken voor het uitvoeren van zijn muziek.
Opduvel houdt echter van de edgy kant van Zorn. De kerstplaat die de Amerikaan met The Dreamers maakte, is wel heel moeilijk te verteren voor wie zijn muziek graag met een scherp randje heeft en Songs for Petra Haden is voor Zorn-begrippen de ultieme braafheid. De gitaristen Bill Frisell, Julian Lage en Gyan Riley zijn virtuozen op hun instrument en de muziek die Zorn voor hen schreef is bijzonder fraai, maar ook hier mist het randje. Gelukkig brengt de muzikale workaholic nog steeds albums uit die nog wel enige extremiteit in zich dragen. Zo heeft Zorn kennelijk een nieuw project, getiteld Magick. De eerste twee uitgaven daarvan doen het hart van de rechtgeaarde Zorn-fanaat ongetwijfeld sneller kloppen.
Heaven and Earth Magick

Zorn vraagt in zijn composities vaak het uiterste van zij muzikanten. In het geval van dit project gaat het om muziek die veel raakvlakken heeft met jazz, maar die op zijn minst voor een belangrijk deel helemaal doorgecomponeerd is. Dat betekent dat de muzikanten in staat moeten zijn om Zorn’s complexe ritmiek, onmogelijke noten, duizelingwekkende snelheid en maniakale gekte tot zich te nemen en te verklanken in virtuoze muziek die niet zelden als geïmproviseerde muziek klinkt.
Dat is ook het geval op Heaven and Earth Magick. Daarvoor heeft Zorn de muzikanten Stephen Gosling (piano), Jay Roeder (bas), Ches Smith (drums) en Sae Hashimoto (vibrafoon) opgetrommeld. Bij dat laatste instrument verwacht je de naam van Kenny Wollesen te zien staan, maar Hashimoto kwijt zich prima van zijn taak. Je verwacht ook niet anders bij Zorn. Bovendien gaat het om zijn muziek die hier gewoon onberispelijk wordt uitgevoerd. De partijen van Gosling en Hashimoto zijn daarbij volledig uitgeschreven, terwijl Smith en Roeder mogen improviseren. Het klinkt als een lastige combinatie, maar het werkt.
Vanaf de eerste tonen van ‘Auto-da-fé’ is de muziek als die van Zorn te herkennen. De razendsnelle loopjes zijn voorzien van typische Zorn-melodieën en de manier waarop de muziek is opgebouwd verraadt ook zijn hand. Na een snel begin worden tempo en intensiteit drastisch teruggebracht en wordt spanning gecreëerd die ergens tot een uitbarsting moet komen. Het gebeurt een paar keer kort maar ongemeen fel. De extreme kantjes van de componist komen in die korte momenten naar voren. De muziek pakt soms behoorlijk stevig uit, zoals in ‘Asclemandres’ en ‘Casting The Runes’, maar kent ook een paar verstilde momenten, zoals in dezelfde stukken te horen is.
Het is opvallend hoe de ritmesectie zich al improviserend naadloos aanpast aan de muziek die van piano en vibrafoon komt. Het zal daarbij helpen dat zowel Roeder als Smith klassiek geschoold zijn. In zijn liner notes schrijft Zorn dat hij Gosling en Hashimoto zowat alles kan voorschotelen omdat zij steeds in staat zijn de muziek te spelen, hoe complex die ook is. Zorn citeert overigens een paar keer uit eigen werk, bijvoorbeeld in ‘Acephale (Belle Du Four)’, waarbij zijn filmmuziek soms ook om de hoek komt kijken. Het is niet nieuw: Zorn varieert op zijn eigen muziek, maar door gebruik te maken van verschillende combinaties van instrumenten en het aanpassen van de stijl, klinkt de muziek op de goede momenten nog altijd fris.
Dat geldt zeker voor Heaven & Earth Magick waarop de muzikanten imponeren met hun uitmuntende spel, waarbij het volledige bereik van de instrumenten wordt benut, de composities goed en gevarieerd klinken en een speelsheid bewaard blijft die het allemaal niet te zwaar maakt. Mooi is dat de muziek ook ruimte toelaat voor solistisch spel van Roeder en Smith. Het doet af en toe duizelen hoe het allemaal in elkaar steekt, maar dat is juist een grote aantrekkingskracht van deze muziek, waarin ook nog plaats is voor een ballad (‘Konx Om Pax (A Satanic Ballad)’) die subliem ontspoort.
Chaos Magick

Een van de meer extreme uitingen van Zorn in de laatste jaren is het trio Simulacrum, bestaande uit John Medeski (orgel), Matt Hollenberg (elektrische gitaar) en Kenny Grohowski (drums en percussie). Voor Chaos Magick wordt dat trio aangevuld met Brian Marsella op elektrische piano. Simulacrum is een jazzmetal-uitlaatklep van Zorn, die in zijn muziek ook wat andere genres stopt. Het spel van het trio kan furieus zijn en zeker live uit zich dat in een dicht geluid waarin wonder boven wonder het individuele spel goed naar voren komt.
Op dit album wordt de metal enigszins getemperd. Intens is de muziek nog altijd. Er zijn duidelijk raakvlakken met Heaven and Earth Magick – het blijft per slot van rekening Zorns muziek – maar de instrumentatie is zo anders dat er een compleet ander geluid naar voren komt. Waar piano en vibrafoon de melodieuze boventoon voeren in dat andere kwartet, daar is het hier aan het orgel en de elektrische piano om te excelleren. Dat is Medeski en Marsella wel toevertrouwd. De potige drums van Grohowski zijn een stuwende kracht en een gamechanger ineen (luister naar de omslag van jazz naar rock in opener ‘The Initiate’).
En dan is er nog Hollenberg, wiens gitaarspel het gepiel op de vierkante millimeter van Medeski en Marsella van een stevige injectie voorziet en die ook zelf solistisch in de weer is. Zijn rustige, melodieuze patroon ‘Corinthians I’ is om in te lijsten. Daaromheen leggen Medeski en Marsella hun gevoelvolle spel, terwijl Grohowski speels maar beheerst het stuk van schwung voorziet. Zo hoorden we Simulacrum nog niet. Herkenbaar zijn wel het zware orgelgeluid en de laag gestemde rockgitaar in ‘The Servitor’. Marsella is de virtuoze solist, terwijl Hollenberg zich bezighoudt met Zorns typerende syncopische ritmiek. In het laatste gedeelte is hij ook verantwoordelijk voor de metalinjectie, waar Grohowski met zijn snelle spel op de basdrum ook zijn steentje aan bijdraagt.
De snelheid van Marsella en Medeski komt goed tot uiting in ‘Egregore’, waarin Grohowski bewijst een uitstekende jazzdrummer te zijn. Hollenberg is de aangename stoorzender die de muziek richting rock probeert te duwen. Mooi zijn de overgangen waarbij Grohowski een aanstekelijke shuffle lijkt in te zetten. De muziek stuitert echter een andere kant op, zoals je als luisteraar ook steeds heen en weer wordt geslingerd. Het lijkt wel alsof Naked City aan het werk is. ‘Crossing The Abyss’ doet een metalsong vermoeden, maar klinkt daarentegen stevig funky en jazzy, met enkele metalaccenten tussendoor. De intensiteit is enorm.
De stem van Aleister Crowley is te horen in ‘Liber M’, dat het moet hebben van suspense. Het is een behoorlijk contrast met de twee voorgaande stukken. ‘Imp of the Perverse’ brengt de energie weer terug en bevat een magistrale drumsolo van Grohowski, krachtig en technisch knap uitgevoerd. ‘Corinthians II’ besluit het album op rustige wijze, maar ook hier klinkt de niet geringe muzikale bagage van de muzikanten in door.
Allemaal mooi, die technische hoogstandjes, maar het gaat erom of de muziek ook iets doet. Daarin stelt Chaos Magick zeker niet teleur. De muziek lééft, is enerverend en opzwepend. Bovendien is de muziek gevarieerd en staat virtuositeit ten dienste van het geheel. Het is niet slechts één Zorn-trucje dat hier voorbij komt, wel komen een paar melodieën uit de oude Zorn-doos of lijken ze daar verdacht veel op (zoals ‘St. Augustine’). Het is niet echt een bezwaar, want de instrumentale en muzikale invulling is zo smaakvol en gevoelvol dat het gevoel van herkenbaarheid wordt overschaduwd door bewondering en begeestering.