Principal, 2021
Het Claudio Scolari Project is toe aan zijn vijfde album. Drummer Scolari is een geschoolde muzikant (ook te horen op synth en verantwoordelijk voor programmering) die zich zowel beweegt in de wereld van (modern) klassieke muziek als (avant-garde) jazz. In die laatste hoedanigheid werkt hij al langere tijd samen met Daniele Cavalca, die ook slagwerker is en daarnaast synths, Fender Rhodes en piano speelt. Scolari’s zoon Simone is de trompettist met wie Scolari al langere tijd samen speelt. Sinds het vorige album Upside Down is de bezetting uitgebreid met bassist Michele Cavalca.
Dat vorige album liet goed horen waartoe dit kwartet in staat is, maar de muziek klonk hier en daar wat te klinisch, waardoor het album ook wat lang leek te duren. Het eerste geldt een stuk minder voor het nieuwe album Cosmology, waarop opnieuw technisch knap en strak wordt gemusiceerd maar er meer ruimte bestaat voor het gevoel binnen het spel. Het tweede euvel wordt niet verholpen, want Cosmology is met een speelduur van 75 minuten nog een stuk langer dan Upside Down, maar doordat alles met net wat meer finesse en een goed gevoel voor variatie is neergezet, is dat nauwelijks een bezwaar.
Het kwartet speelt jazz met een elektrische en elektronische component. Door het trompetgeluid van Simone Scolari en de inzet van rhodes en synths komt de sound soms in de buurt van de jaren zeventig Miles Davis, maar deze band speelt allerminst leentjebuur en is meer bezig met het verder exploreren van de eigen mogelijkheden en sound, waarin de aanwezigheid van twee drummers uiteraard opvallend is. Dat leidt er echter niet toe dat de muziek volledig bepaald wordt door de twee slagwerkers. Voor de melodische rol en het solistisch spel zijn trompet, synth, rhodes en piano onontbeerlijk.
Cosmology wordt voorgesteld als een soundtrack van een imaginaire reis in de ruimte, waar akoestische en elektronische geluiden samensmelten in een eindeloze dialoog. Het is een omschrijving die gedeeltelijk hout snijdt. Dialogen zijn er zeker en het samengaan van akoestische en elektronische klanken is ook duidelijk hoorbaar, maar Opduvel kan zich niet steeds inleven in het kosmische aspect. Dat is overigens geen beletsel om te kunnen genieten van de muziek, waarvan de sound als een huis staat en waarin fantasierijk wordt omgesprongen met de mogelijkheden die het instrumentarium biedt.
Het viertal opent het album met een van de sterkste stukken op het album: ‘Dark Matter’. De drums spelen een shuffelende groove, de synths en rhodes produceren rondvliegende geluiden maar dragen ook bij aan de groove, de trompet speelt een beheerste melodie en de bas glijdt er soepeltjes tussendoor. De sound die het kwartet maakt, heeft iets onweerstaanbaars, zeker als de ritmiek zo aanstekelijk werkt als in dit stuk. Het solistisch spel van een van de muzikanten ligt steeds ingebed in de algehele sound van het kwartet, een van de redenen waarom dit project zoveel meer is dan zomaar het volgende jazzkwartet met elektronica.
Een rockinvloed is overduidelijk aanwezig in het stevige ‘Magnitude’. De ritmiek is nu recht vooruit. Het avontuur zit in de elektronische klanken die in een patroon rondfladderen en een absolute meerwaarde is de piano, die uitstekend in de elektronische omgeving blijkt te passen en een mooi tegenwicht vormt ten opzichte van het trompetspel. Dat trompetspel komt goed naar voren in het ingetogen ‘Hyper Galaxy’. Scolari speelt met een demper. De elektronica wordt hier wat spaarzamer ingezet, waardoor de dialoog tussen de trompet en de piano in het volle glorie hoorbaar is. Mooi is ook hoe Cavalca’s bas zich vrij maar ook enigszins behoedzaam mengt in het geheel.
Is ‘Hyper Galaxy’ wat somber getoonzet, met ‘Aurora’ laat het kwartet een heel andere stemming horen. Een snel synthpatroon vormt de constante in een stuk dat optimistisch door-rockt. De positieve vibe wordt vervolgens vastgehouden in het afwisselend groovy en hoekig klinkende ‘Zenith’, met een voorname rol voor de Fender Rhodes. Veel bedachtzamer is ‘Spectrum’. Het tempo daalt, er klinken sfeervolle synths en weer is daar de samenwerking tussen trompet en piano, dat ook nu een sterke troef blijkt, waarbij de trompet melodisch en de piano melodisch én ritmisch in de weer is. De elektrische bas is het ultieme smeermiddel. Prachtig.
De titeltrack is het kortste stuk op het album, waarin het volle instrumentarium wordt benut en sfeer en groove elkaar in evenwicht houden. Het lange ‘Blue Shift’ is weer een langzaam stuk dat beheerst klinkt, maar langzaam opbouwt en waarin het frivole spel van de rhodes opvalt. Even neemt Scolari het heft in handen met ferm drumspel, maar het stuk eindigt kalm. ‘Aphelion’ wordt geleid door een enigszins funky aandoende rockgroove en een tikkelend synthpatroon. Het is een van de meest expressieve tracks op het album. Om de balans weer te herstellen is ‘Lunation’ weer een ingetogen werk, met een ruimtelijke sound en fijngevoelig spel waarin de rol van de bas een prominente is.
De echo op de trompet is goed hoorbaar aan het begin van ‘Black Hole’. Scolari’s sound is door het hele album heen helder en behalve door de echo wordt het geluid van de trompet niet gemanipuleerd. In het dynamische stuk wordt de intensiteit op- en afgebouwd. Dan volgt de grootste verrassing op het album, want ‘Collision’ zou als dansvloerkraker niet misstaan. Net als in ‘Aurora’ is ook hier de positieve vibe voelbaar. Tegenover de aanstekelijke dansgroove van ‘Collision’ staat de bedachtzame slottrack met sprankelend pianospel ‘Nebula’. Het is een sfeervolle afsluiter van een album waarop het Claudio Scolari Project bewijst in zijn kenmerkende elektro-akoestische sound nog steeds nieuwe mogelijkheden te kunnen ontdekken. Cosmology is een afwisselend en muzikaal rijk jazzalbum.