Glove Compartment, 2021
Het is nog maar drie maanden geleden dat het album Pyre van Glice verscheen. Waar dit duo zich in het verleden regelmatig bezighield met het maken van vrije noise-improvisaties, daar liet dit nieuwe album strakker gearrangeerde en meer afgeronde nummers horen, opgebouwd uit onder andere analoge elektronica, vervormde stemmen, krassende gitaren, veldopnamen, percussie en saxofoons.
Glice bestaat uit Ruben Braeken en Melle Kromhout. Laatstgenoemde speelde tien jaar lang in de Amsterdamse cultband Fata ‘el Moustache’ Morgana. Daarnaast heeft hij als wetenschapper zijn promotie-onderzoek gewijd aan ruis in geluidsopnamen. Nu is er zijn eerste solo-album, getiteld Object Constancy. Daarop horen we Kromhout op een andere wijze, al zijn er wat Glice-overeenkomsten aan te wijzen. Doen we niet, want de muziek op dit solodebuut staat prima op zichzelf en heeft daarvoor geen vergelijkingen nodig.
Nou ja, eentje dan: waar Glice nog wel eens heerlijk noisy uit de hoek komt (maar altijd controle houdt), daar houdt Kromhout het solo binnen de perken. De elementen voor een noise-soundscape zijn soms hoorbaar aanwezig, maar de Amsterdammer kiest voor subtielere wegen om zijn geluiden in een muzikale vorm te gieten. De muziek is in de loop der jaren ontstaan en het grootste deel werd opgenomen en in elkaar gelegd tussen 2017 en 2020. Het heeft geleid tot een gevarieerd album waarop het experiment niet uit de weg wordt gegaan maar wel wordt gekanaliseerd in goed te verhapstukken brokken muziek.
Opener ‘At Home’ lijkt een ambient-stuk te worden als pulserende en statische, opkomende en wegstervende klanken het stuk starten. Maar Kromhout doet meer dan alleen dat. Een onvaste stem duikt op te midden van de lange klanken, daarmee de muziek prompt een lo-fi indietintje gevend. Het stuk heeft overduidelijk popsensibiliteit, terwijl het toch grotendeels uit ambientklanken bestaat. Die klanken laten licht door en hebben een optimistische inslag. De zangmelodie zou anders doen vermoeden, maar de muziek werkt stemmingverhogend. In het daaropvolgende ‘F.M.B.’ doet ritmiek zijn intrede, dwingend maar niet zwaar. Die zwaarte volgt in de synthmelodie, waar Kromhout een tweede, meer dominante melodie aan toevoegt. De muziek balanceert op het randje van synthpop, maar steekt de grens niet over.
In ‘Six Voices’ zijn invloeden uit dance aanwezig en ook hier is pop hoorbaar, maar zoals in meer stukken op het album geldt ook hier dat Kromhout genregrenzen aantikt zonder specifiek één stijl te spelen. Het gaat om geluiden en hoe die te verwerken tot stukken muziek, zonder hokjesdenken. In dit geval levert dat een song op die bijna catchy is te noemen. Bijna. De muziek behoudt een paar stekeligheden, soms verstopt maar niet onvindbaar. Veel beweging in de diepte is te horen in ‘Numerology’. Twee bewegingen werken op elkaar in en vinden elkaar. Ze worden aan banden gelegd als een zwaardere toon wordt ingezet en verdwijnen helemaal als plots een bedrijvig ritme de kop opsteekt. Mooi is hoe Kromhout stemmen gebruikt als instrumenten. Een veelzijdig en fascinerend stuk.
Op de ritmische component wordt voortgeborduurd in ‘Detachable Electric System (with people)’, al verdwijnt de complexiteit ten faveure van dansbaarheid. Het stuk bloeit helemaal open als de melodie zijn intrede doet, omringd door rondvliegende synthgeluiden. ‘Kingdom’ moet het als basis dan weer hebben van een monotoon ritmisch patroon, waar de andere geluiden (ritmisch, percussief, melodisch) omheen gelegd worden. De verschillende stemmen, waaronder menselijke, komen in verschillende tempi voorbij. Uiteindelijk ontvouwt zich de hoofdmelodie waar al die tijd naartoe lijkt te worden gewerkt.
De muziek op het album heeft ook zijn donkere kanten, zoals in ‘Two’. Vanuit de diepte komt een duistere toon, als het geluid van een tromslag dat door een paar muren moet en daardoor enigszins wordt gedempt. Een strakke drone en een simpele melodie klinken. Kromhout geeft dan het stuk een draai, vliegt even op, zonder de duisternis prijs te geven. Daarna keert hij op het oude nest terug, om van daaruit langzaam het stuk uit te luiden met een drone, krakende elektronische geluidjes en een hele korte bevlieging. ‘The Fold’ en ‘Granta’ zijn vervolgens twee vrij lichtvoetige stukken. In het eerste werk is een traag tweetonig motief de grondstof voor een ritmisch aanstekelijk stuk waarin ook weer stemmen als instrument opduiken, in het tweede horen we een dansbaar ritme, een dwingende baslijn, een fluitende melodie en een positieve vibe. Voetjes van de vloer en dansen met een blij gemoed.
De stemming slaat om in ‘Fagnano’. Nu geen dansbaar ritme meer. De geluiden zijn scherper en barser. Gedeeltelijk. Enkele synthlijnen proberen de lieve vrede te bewaren. Zij krijgen hulp van een rondfladderend geluid. Een piano drukt het geheel een stemmige kant op. Tot slot is er het lange ‘21.09.2003, 23:03′, waarin Kromhout echt gaat voor ambient. Het stuk klinkt beheerst en heeft een suggestieve kracht. Het is zo’n werk waarin je je helemaal kunt verliezen als je de ogen sluit. Kromhout brengt enkele verstorende elementen aan en brengt daarmee spanning aan in het langzaam opbouwende stuk.
De geluiden die Kromhout op Object Constancy laat horen komen overal en nergens vandaan. Daarnaast laat hij horen dat hij uit verschillende muzikale vaatjes kan tappen zonder dat de coherentie van het album als geheel verloren gaat. Hij varieert in complexiteit, in kleurgebruik en in intensiteit. Experiment en toegankelijkheid hoeven elkaar niet te bijten, zo blijkt bij beluistering van dit wonderschone album dat een grotere groep dan alleen de in ambient en experimentele muziek geïnteresseerde muziekliefhebbers zou moeten kunnen aanspreken.