Trost, 2021

Een nieuwe release van het kwartet bestaande uit Rodrigo Amado, Joe McPhee, Kent Kessler en Chris Corsano betekent blind aanschaffen. Niet alleen bestaat het kwartet uit muzikanten die ieder voor zich een behoorlijke staat van dienst hebben, maar bovenal heeft dit viertal een van de meest imponerende (free)jazzalbums van de laatste jaren op zijn naam staan. Dat betreft This Is Our Language, uitgebracht in 2015. Drie jaar later deed men het met A History of Nothing nog een keer dunnetjes over.

Wat maakt de muziek van dit kwartet zo bijzonder? Op de eerste plaats natuurlijk het spel van de individuen die het kwartet vormen. Amado’s spel op tenorsax is onweerstaanbaar door de combinatie van melodieus spel, een prachtig timbre en inventiviteit zonder overdreven fratsen. McPhee is de veteraan van het gezelschap, 81 jaar inmiddels, en hij is naast een begenadigd solist een ideale sparringpartner voor menige jazzheld, groot of klein. Of hij nu altsax, sopraansax of zijn fameuze pockettrompet speelt: het spel is altijd to the point, met een goed oor voor het spel van de andere muzikanten.

In het kwartet, dat ook wel het This Is Our Language-kwartet wordt genoemd, is de ritmesectie zoveel meer dan een ritmesectie. Kessler is een bassist die onopvallend het spel van de twee blazers ondersteunt, maar heeft ook een eigen stem die hij op gezette tijden duidelijk naar voren laat komen. Zijn spel kan subtiel creatief zijn, maar ook stevig en robuust. Corsano is een drummer die steeds op zoek lijkt naar nieuwe vondsten, nieuwe mogelijkheden om zijn spel kracht bij te zetten en om grenzen op te zoeken en als het kan te overschrijden.

Zet deze vier muzikanten bij elkaar en je krijgt iets wat zoveel meer is dan de som der delen. De drie Amerikanen en de Portugees voelen elkaar perfect aan, zoals ook tijdens optredens in ons land te horen en te zien was. Het nieuwe album Let The Free Be Men is een weergave van een concert dat het viertal gaf in het Jazzhouse in de Deense hoofdstad Kopenhagen in maart 2017. Het album telt vier vrij lange improvisaties.

Corsano opent ‘Resist’ met een solo waarin de tromvellen vrij lang doorklinken, de cimbalen gevoelvol worden beroerd en souplesse en power samengaan. Kessler voegt zich er al snel bij met klanken die suggereren dat hij een cello bespeelt in plaats van een contrabas. De controle in de vrij experimentele klanken is indrukwekkend. Daarna geven Amado en McPhee een staaltje vrije spel weg waarin het mooie brede geluid van eerstgenoemde wordt gecounterd door de gloedvolle trompetklanken van de tweede. Wanneer de ritmesectie zich erbij voegt is het kwartet pas echt goed vertrokken voor een freejazztrip waarin Amado gevoelvol soleert, af en toe gierend uithaalt, McPhee op sopraansaxofoon tussen dat spel door ruimte vindt om zijn eigen stem te laten horen en Kessler en Corsano op bedrijvige wijze een fantasierijke basis leggen. Wat een binnenkomer.

Het furieuze element dat in ‘Resist’ goed naar voren komt, contrasteert scherp met het contemplatieve begin van het titelstuk, waar alle muzikanten hun aandeel in hebben. Er hoeft even geen vaart te worden gemaakt en in plaats daarvan maakt Corsano schuivende klanken, speelt Kessler lange gestreken noten, laat Amado veel lucht langs het mondstuk lopen en brengt McPhee een paar accenten aan met zijn pockettrompet. Even lijkt het erop dat het stuk gaat uitmonden in een lome blues, met een mooie melodieuze rol voor Kessler, maar het kwartet kantelt het stuk een andere kant op door hun vrije spelopvatting en doordat Corsano het tempo flink omhoog krikt, zodat de freejazz-trein ineens vooruit dendert. Het samenspel van McPhee (sopraansax) en Amado is enig in zijn soort, met soms venijnige klanken en dissonante randjes, maar steeds met een goed oor voor melodie.

Een onvaste drone opent ‘Men is Woman is Man’, waar Kessler spelden in prikt en Amado zachtjes en bibberend zijn tenorklanken aan toevoegt. Van daaruit ontstaat een beweeglijk stuk, alsof de verschillende muzikale stemmen druk rondjes rondom een tafel draaien, in verschillende tempi , waarbij McPheen (pockettrompet) en Kessler de snelste zijn. Corsano maakt aan die bewegingen een einde met spel dat aan alle kanten om je oren fladdert, tikt en ruist. Amado’s pikkende spel wordt beantwoord door korte klanken van McPhee. Ondertussen heeft de ritmesectie elkaar gevonden en wordt het volgende gedeelte van het muzikale parcours full force afgelegd. Als afsluiting is er even tijd voor rust.

Het begin van ‘Never Surrender’ sluit goed aan op die rustige laatste passage, waarin Kessler gevoelvol solistisch spel laat horen, Corsano met een strijkstok over de randen van cimbalen strijkt en Amado met zachtjes met lucht en toon in de weer is. Een trage melodie van de saxofonist wordt door Corsano van een bedrijvige begeleiding voorzien. Lage tonen van de bas en een (eveneens) trage melodie van McPhee op pockettrompet volgen. Laatstgenoemde laat ook wat onconventionele geluiden aan zijn instrument ontsnappen. Bijna als vanzelf ontstaat een stuk waarin de muzikanten op behoorlijk potige wijze hun vrije spel laten horen, waardoor een opzwepend geheel ontstaat.

Let The Free Be Men is de derde voltreffer op rij voor dit kwartet, dat zowel stevig als kwetsbaar uit de hoek kan komen. Het draait bij deze muziek niet om technisch kunnen maar om gevoel. De muzikale hartstocht is hoorbaar en voelbaar. Dit is vrije muziek om nooit genoeg van te krijgen.

Let The Free Be Men bandcamp

Rodrigo Amado website

Joe McPhee website

Chris Corsano website