Throatruiner, 2021
Bij het uit de Franse stad Rennes afkomstige Fange is een aantal dingen voorspelbaar. Ten eerste is dat dat de band met enige regelmaat een nieuw album uitpoept, ten tweede dat de titel van zo’n album met de letter p begint. Fange voldoet ook aan de verwachtingen als het gaat om het maken van een bak sludgy teringherrie. Daar houdt de voorspelbaarheid echter op. Het bij het vorige album tot trio teruggebrachte gezelschap weet vanaf het in 2019 verschenen Punir de muzikale koers steeds iets te verleggen, zonder aan hun modderige uitgangpunten te tornen. De ontwikkeling zet zich door op het nu verschenen Pantocrator.
Sinds het vorige album Pudeur maakt Fange geen gebruik meer van een drummer. De drumsound komt uit een kastje en dat heeft tot gevolg dat de industrial-kant van het geluid van de band aan importantie heeft gewonnen. De bezetting is op het nieuwe album ongewijzigd gebleven, en zo horen we dus Benjamin Moreau op gitaar, machines en vocalen, Antoin Perron op bas en vocalen en Matthias Jungbluth op vocalen. Dit kerntrio staat garant voor een overdonderende sound die als een smerige brij over je heen gutst, hoewel in die brij steeds meer nuance waarneembaar wordt.
Na het vorig jaar verschenen Pudeur maakte de Franse band nog een ep, getiteld Poigne. Daarop werd de industriële kant van de band nog verder uitgediept. Die ontwikkeling zet zich op Pantocrator niet door. De sound van de band schuift weer iets op richting het vorige volledige album. De verrassing zit deze keer in de opzet van het album, want de nieuwe plaat telt slechts twee stukken. Die nemen allebei ruim vijftien minuten in beslag. Dat betekent wel dat Fange iets van zijn directe stootkracht inlevert. Die stootkracht is er nog wel (en hoe!) maar wordt iets meer gedoseerd.
Opvallend is dat het trio meer oog heeft voor atmosfeer. Niet dat de band nu meteen ambient- of drone-passages in zijn muziek integreert, maar er wordt af en toe wat gas teruggenomen en met name de elektronische laag die her en der wordt aangebracht, zorgt voor een sferische tint. Die gaat overigens ook regelmatig ten onder in het sludgy geweld, maar toch. In het eerste gedeelte van het tweede stuk, ‘Les Vergers De La Désolation’ presteert het drietal het zelfs om een licht symfonisch getinte synthlaag toe te voegen. Het is niet iets waar Opduvel op voorhand de handen op elkaar brengt, maar het werkt.
Dat komt vooral doordat de Fransen nog steeds ongekunsteld hun gal spuwen, muzikaal en tekstueel, alsof hun leven ervan afhangt. ‘Tombé de la France’ opent met snoeiharde industrial death metal en dat gaat de band nog altijd uitstekend af. Al snel blijkt echter dat de band meer dan ooit de nuance zoekt, als een post-punkachtige passage opduikt. Ook de combinatie van industrial en sludge blijft er een die nooit gaat vervelen. Waar veel industrial strak en machinaal klinkt, daar klinkt Fange groezelig en gruizig. De sferische inbreng weet de band goed te integreren en de manier waarop daarna weer bruut van leer wordt getrokken, is indrukwekkend.
De afwisseling doet de muziek van Fange goed. Door het loslaten van geijkte songstructuren en doordat de tijd wordt genomen om de verschillende elementen die de muziek herbergt te laten bloeien, klinkt de band opener dan voorheen, terwijl men toch regelmatig een enorme muur van geluid weet op te trekken. De schoonheid zit in het contrast. De twee stukken mogen dan lang duren, de Fransen bezondigen zich geen moment aan gejam, iets wat de muziek zou kunnen ruïneren. De band zit niet verlegen om muzikale ideeën die in de twee lange tracks worden geserveerd met een urgentie waar menige hardcore punkband jaloers op zal zijn.
Agressie is altijd een troef geweest in de muziek van Fange en ook op het nieuwe album is die volop aanwezig. Als de band voluit gaat, dat is het een nietsontziende sludgemachine die alles op zijn weg wegmaait. De zang klinkt getormenteerd, zowel als even wat rustiger aan wordt gedaan dan als Jungbluth de ultieme brulboei uithangt. De gekwelde geestesgesteldheid komt beter naar voren dan ooit. Dat is wellicht ook de grootste vooruitgang die Fange op Pantocrator boekt: de band weet emotioneel te raken, niet alleen met zijn agressie maar ook met de tristesse die de muziek uitstraalt, vooral in ‘Les Vergers De La Désolation’. Het is pure winst en opnieuw een bewijs dat de muziek van Fange heel bijzonder is.