Oscarson, 2021
Benjamin Finger is een Noorse muzikant, componist, fotograaf, filmmaker, producer en DJ. Aan genregrenzen laat hij zich niets gelegen liggen. Hij opereert wel regelmatig in ambient/drone-regionen, maar ook daarin stelt hij zich verre van puristisch op. Vorig jaar verraste Finger met het album Less One Knows, een gitaarplaat waarop shoegaze, indierock en lo-fi-invloeden te horen waren. Later dat jaar verscheen We Carry The Curse, een donkerder en experimenteler album dat Finger maakte met James Plotkin.
Laatstgenoemde is ook betrokken bij Exit du Départ, maar nu alleen als degene die de muziek gemasterd heeft. Finger vult zijn nieuwste uitgave met twee elektronische composities, bestaande uit soundscapes uit verre landen, vocale loops en een vereenzaamde piano. Daarmee creëert de Noor een meditatieve reis, een persoonlijke reis die ook in een in beperkte oplage verschenen fotoboek wordt weergegeven onder te titel Selected Mistakes 1997-2020.
Op het album komt het ambientgenre weer eens om de hoek kijken, maar de twee composities beperken zich daar niet toe. Finger is niet van de rustig voortkabbelende landschappen, maar geeft die reliëf met elektronische injecties, stemmen en stemmig pianospel. De muziek volgt niet een voorspelbaar parcours met pieken en dalen, maar is ook niet incoherent. In de bewegingen, motieven en ja, ook melodieën schuilen onverwachte ontmoetingen, afgelegen gebieden, vreemde gebeurtenissen en wijzigende gemoedstoestanden. De muziek bevat net als de foto’s in het fotoboek een twist. Het is iets waar je niet echt de vinger op kunt leggen omdat het niet op al te opdringerige wijze gebeurt, maar het is er.
Het eerste en tevens titelstuk begint met geluiden uit een vertrekhal, maar al gauw is Finger vertrokken met vrouwelijke zang en elektronische impulsen die zwevend en pulserend het landschap vullen. Die geluiden komen van overal en zijn veranderlijk van aard. Soms wordt een klank omhoog of omlaag gestuurd, waardoor een eigenaardig effect ontstaat. De soundscape is constant aan verandering onderhevig en in die zin kan wellicht beter gesproken worden van een compositie dan van een soundscape. Toch is ook sprake van een contemplatief geheel en is sfeer een belangrijk element in de muziek.
In die sfeerrijke muziek strooit Finger met kleine melodieën, percussieve geluiden en subtiele patronen. Enkele harde en donkere klanken doen ook hun intrede en alles bij elkaar vult de muzikale ruimte zich zodanig dat een vol totaalgeluid ontstaat dat bestaat uit een behoorlijk aantal lagen. Maar ook daarin is het stuk aan verandering onderhevig. Zo klinkt na ongeveer zeven minuten een vrouwenstem in de verte en een desolate piano op de voorgrond. Het klinkt niet als een Steinway-vleugel, maar als een oude rechtopstaande piano met een eigen karakter die in een verlaten landschap is geplaatst. Vanuit die sobere omgeving, de zich in het midden bevindend muzikale hart, wordt via eerst fijngevoelige maar verderop indringende elektronische geluiden een weg uit de verlatenheid gevonden, al blijft de stemming – vooral dankzij de nog steeds klinkende pianomelodie – melancholiek en is de weg omhoog geen rechtlijnige. Het is er wel een die geladen is met emotie.
Met een loop van onder meer vocalen beweegt de muziek weer een andere richting uit. De zich herhalende patronen vormen de basis waar Finger zijn elektronische klanken overheen legt. Ook daar blijft het niet bij, want even later creëert hij een drone van elektronica en menselijke stemmen, die overgaat in een pulserende beweging. Steeds meer stemmen komen aan de oppervlakte en vormen samen het intrigerende repeterende motief, waarin variaties worden aangebracht. Niets blijft hetzelfde in de muziek van Finger.
In het tweede stuk, ‘Départ de L’Exit’, wordt een patroon geweven van opkomende elektronische klanken, een rustige drone en mysterieuze geluiden. Er lijkt een oosters motief te schuilen in die klanken, maar wellicht is het slechts de perceptie van deze luisteraar. Geluiden als afkomstig van strijkinstrumenten (in werkelijkheid elektronica) doemen op, brengen melodische lijnen aan, ondersteund door vocalen. Het totaalgeluid klinkt rustgevend, maar ook dat is schijn. Er zit een randje aan de muziek, onder andere doordat zware klanken op de achtergrond zijn te horen en elektronische bliepjes en piepjes de vreedzame melodielijn doorkruisen.
Een loop van woordloze zang treedt op de voorgrond en is de voorbode van een nieuwe fase in het stuk, waarin de melodielijn is verdwenen en plaatsmaakt voor nieuwe bewegingen die opkomen, soms een tijd blijven hangen en weer wegsterven. Gaandeweg neemt het aantal lagen toe en werkt Finger op gedetailleerde wijze toe naar een totaalgeluid. Maar steeds als je denkt dat de definitieve vorm daar is, schiet de muziek een andere kant op doordat een nieuw element wordt ingebracht, het volume wordt opgekrikt, de klankkleuren veranderen of het tempo van de bewegingen wordt aangepast. Zo maakt een climax na minuut dertien plaats voor rondcirkelende elektronica, waarna de piano weer opduikt, iets minder desolaat klinkend dan in het eerste stuk maar nog altijd een eenzame positie innemend. Het volle totaalgeluid is verdwenen en het stuk eindigt op stemmige wijze, zij het dat enkele mysterieus aandoende elektronische klanken daar een draai aan geven.
De muziek die Finger op Exit du Départ presenteert is gedetailleerd en vergt enige inspanning van de luisteraar. Degene die geconcentreerd luistert, wordt echter rijkelijk beloond met twee stukken waarin constant wat aan de hand is, verschillende elementen in elkaar grijpen of van elkaar wegdrijven en soms niet voor de hand liggende muzikale afslagen worden genomen waarvan de logica uiteindelijk duidelijk wordt. De muzikale reis is een fantasierijke en kan door de luisteraar worden geïnterpreteerd. En daar houdt Opduvel van.