Living Myth, 2021
Chuck Bettis is een Amerikaanse elektronica-muzikant en (keel)zanger/stemkunstenaar. Hij heeft een verleden in hardcore, punk en avant-garde en hij werkte samen met onder andere John Zorn, Mick Barr, Fred Frith, Mephista, Ikue Mori, Yellow Swans, Jad Atoui en Ryoko Ono. Bettis heeft ook soundtracks gemaakt voor korte films van Motoko Fukuyama en live muziek verzorgd voor dansvoorstellingen van het Move Move Collective.
Tijdens de pandemie worden muzikanten op zichzelf teruggeworpen en dat leidt regelmatig tot bijzondere resultaten. Bettis besloot om, in plaats van persoonlijke samenwerkingen met andere muzikanten aan te gaan, van zijn computer een muzikale compagnon te maken, iets wat hij nog niet eerder had gedaan. De Amerikaan beschouwde zijn computer dus echt als een andere muzikant. Daarvoor creëerde hij een patch waarmee de computer op zichzelf over het tempo, de toonhoogte en af en toe ook tonen kan beslissen. Bettis beperkte zich tot de rol van dirigent/componist, waarbij hij de instrumentaties kiest en ook wanneer ze worden gehoord. Hoe ze precies worden gespeeld, wordt echter volledig bepaald door de computer zelf. Volgens Bettis is het in veel opzichten een strijd, maar ook een symbiotische relatie.
Op de hierboven beschreven manier is een album tot stand gekomen dat Bettis de titel Blood Activation heeft gegeven. De computer krijgt als het ware een bloedsomloop en wordt een volwaardig individu in de muziek. De beslissingen zijn mede door het elektronische instrument tot stand gekomen en elke klank die op het album te horen is, komt uit dat instrument. Er wordt geen gebruik gemaakt van ook maar enig akoestisch instrument. Die opmerking lijkt overbodig, maar na beluistering van het album blijkt die toch niet zo vreemd. Je zou zweren juist wel akoestische instrumenten te horen.
De werkwijze van Bettis leidt tot verrassende en vooral veelzijdige resultaten. In 27 minuten worden tien vrij korte stukken ten gehore gebracht met allemaal hun eigen kenmerken en sterk variërend in timbre, tempo, dichtheid, volume en dynamiek. Soms neigt de muziek naar neoklassiek, op andere momenten is de muziek sterk percussief. Dat laatste geldt voor het titelstuk, waarin gongen en zwaar slagwerk de boventoon voeren, als je niet beter wist. Het zou een ritueel voor aanvang van een oosterse vechtsport kunnen zijn.
‘Veil of Numbers’ is ook percussief van aard, maar de bewegingen zijn veel sneller. De ritmische patronen buitelen over elkaar heen, waarbij ook een melodische component wordt ingebracht. De muziek is energiek, de sound stevig en vrij helder. En nee, dat zijn geen trompetten die je op het eind hoort. Geluiden als zijnde stemmen zijn een belangrijke factor in ‘March Towards Total Surveillance’, waarin die stemmen tegenwicht krijgen van snelle elektronische bewegingen die – opnieuw – zowel percussieve als melodische elementen bevatten.
Zijn de eerste drie tracks nog enigszins vergelijkbaar, vanaf ‘Parables of Power’ krijgt de muziek op het album een ander gezicht. Het is een stuk dat klinkt als een solo voor piano. Het zou als het ware Sylvie Courvoisier kunnen zijn die aan het improviseren is, maar het werk heeft ook een modern klassieke inslag. Als we toch met namen aan het strooien zijn: ‘Opposition to a Proposition’ doet qua sound enigszins denken aan een werk met zelfgebouwde instrumenten van Harry Partch. ‘There Was Always a Crisis Before’ klinkt dan weer alsof een paar avant-gardistisch ingestelde vrije improvisatoren aan het werk zijn.
Opvallend is de frisse speelsheid die van de muziek uitgaat, wat ook geldt voor het korte ”Network of Resistance’, waarin met een paar simpele bewegingen een intrigerend stuk wordt gecreëerd. Het daaropvolgende ‘Wildcat Strike’ borduurt er op voort, maar nu krijgen de korte klanken gezelschap van een basklank die vrij door die klanken heen beweegt. De ritmiek is strak en hoekig. Enkele klanken die als blaasinstrumenten klinken, luiden het stuk uit. Met vierenhalve minuut is ‘Panoramic Gestures’ het langste werk op het album. Schijnbaar willekeurige patronen worden over elkaar gelegd, waardoor een ritmisch en melodisch complex werk ontstaat waarin toeval lijkt te zijn toegestaan binnen een vaste structuur.
Afsluiter ‘Sudden Death Clusters’ lijkt te bestaan uit flinke slagen op toms van verschillende grootte, waarvan de nagalm duidelijk hoorbaar is. Niets is echter wat het lijkt op Bettis’ Blood Activation en dat is een van de grote aantrekkingspunten van de muziek, die verwarring zaait, verwondering en bewondering oogst en in zijn complexiteit een levendige indruk maakt. Een zeer aangename verrassing.