Fundacja Słuchaj, 2021
Uit Barcelona komt de drummer en percussionist Vasco Trilla. Hij is een veelzijdig slagwerker die veel op de meer progressieve Europese jazzpodia te vinden was en hopelijk binnenkort weer te vinden is. De productiviteit van de Catalaan is groot, want ook op geluidsdrager duikt zijn naam steeds vaker op, vaak in gezelschap van anderen maar soms ook solo. Aan de muzikale ideeën en het geluidsonderzoek van de Catalaan komt nooit een einde en steeds weet hij te verrassen met nieuwe vondsten en nieuwe invalshoeken.
De werklust van de percussionist blijkt ook uit de eindeloze rij samenwerkingen. Trilla speelde samen met onder andere Andrea Centazzo, Mars Williams, Peter Evans, Rodrigo Amado, Martin Kuchen, Tom Chant, Susana Santos Silva, Kaja Draksler, Jasper Stadhouders, Wilbert de Joode, Seppe Gebruers, Ada Rave, Mette Rasmussen, Luis Lopes, Luis Vicente, Yedo Gibson, John Dikeman, Joachim Badenhorst, Luis Vicente, Michal Dymny, Ilia Belorukov, Ferran Fages, El Pricto, Diego Caicedo en Colin Webster. Je gaat je bijna afvragen of er nog Europese freejazz/vrije impro-muzikanten zijn met wie Trilla níet heeft samengewerkt.
Het laatste solo-album van de Spanjaard, The Torch In My Ear, dateert van 2018 en dus werd het wel weer tijd voor een nieuwe solo-uitgave. Die is er nu, getiteld Unmoved Mover. Trilla is daarop te horen met een setup bestaande uit een gong en een pauk. Dat klinkt vrij beperkt, maar dat is gerekend buiten de muzikale vindingrijkheid van deze muzikant. Beide instrumenten kunnen bespeeld worden met mallets, drumsticks, ijzeren staafjes en objecten, om maar wat voorbeelden te noemen. De pauk kan ook dienen als ondergrond voor objecten die erop worden geplaatst, worden bespeeld en in beweging worden gebracht, zodat de diepe pauk mee resoneert. Trilla kent deze en nog meer mogelijkheden en maakt daar op zijn nieuwe album gretig gebruik van.
Die gretigheid is terug te horen in het speelplezier dat van de muziek uitgaat. Of misschien is het beter te spreken van het plezier in het onderzoeken van de mogelijkheden van de instrumenten, van de klanken die ze voortbrengen, van de akoestiek van de ruimte en van de boventonen die uit het spel naar voren komen. De muziek zelf klinkt niet gretig; er gaat een zekere rust vanuit. Trilla bouwt zijn muziek zorgvuldig op en weet in zijn geïmproviseerde spel zijn muzikale ideeën op verschillende manieren vorm te geven. Subtiliteit, speelsheid en gedetailleerdheid zijn daarbij de sleutelwoorden.
Hoe één slag op de gong een veelheid aan klanken kan veroorzaken, is goed te horen in het titelstuk. De eerste harde slag op een vrij grote gong klinkt lang na. In die tijdspanne slaat de percussionist op kleinere objecten, ijzeren staafjes die elk hun eigen klankkleur hebben, een klankkleur die Trilla kan sturen door de manier waarop hij het percussie-instrument aanslaat en door het voorwerp dat hij gebruikt om op erop te slaan. Daarnaast heeft het slaan op met name de grote gong invloed op de andere voorwerpen en instrumenten die in de buurt van die gong zijn opgesteld. Trilla plaatst zijn klanken zo dat een spannend geheel ontstaat, ook als hij overgaat op strijkende klanken.
In ‘Hylomorphism’ staat de pauk centraal, aanvankelijk op de conventionele manier bespeeld, dus met mallets. Trilla benut de diepte en de veelkleurigheid van het instrument. Met een paar slagen op de gong brengt de muzikant accenten aan. Tegenover het bedrijvige spel in dat korte stuk, staat de kille verstilling van ‘Ousia’. Strijkbewegingen zorgen voor een wat ongemakkelijk geluid bij het aanstrijken, maar monden uit in prachtige naklanken. Het stuk heeft een wat naargeestige sfeer, als een berusting, een stil maar nog vers verdriet. In de loop van het stuk klinken harde slagen die worden afgewisseld met meer fijnzinnige uitingen. De gemoedstoestand is nog ruw en aan schommelingen onderhevig.
De pauk wordt met tromstokken bespeeld in ‘Living Bodies’. De donkere klanken van het instrument vormen een mooi contrast met de kleine belletjes die rinkelen en klingelen. Gaandeweg ontstaat een levendig koor van belletjes, waar Trilla een onheilspellende lange klank aan toevoegt. Echt donker klinkt de muziek in ‘Nous’, waarin Trilla aan het strakgespannen oppervlak van de pauk de meest vreemde geluiden weet te ontlokken. Het is een fascinerend hoorspel, zeker als de percussionist het aantal klanken laat toenemen en het raden is hoe die geluiden allemaal tot stand komen. De noisy geluiden vormen vervolgens een perfecte ondergrond voor het luiden van een aantal bellen. Tegenover de intensiteit van ‘Nous’ staat het veel vriendelijker klinkende korte stuk ‘Hylozoism’.
Met ‘Celestial Spheres’ wordt zowel duister als speels terrein opgezocht. De zware klanken van de pauk klinken dreigend en staan tegenover geluiden die afkomstig lijken te zijn van een kleine sirene en gongen in verschillende maten. Ook als de pauk niet bespeeld wordt, blijft de dreiging intact. Slagen met regelmatige tussenpozen geven het effect van een slaande klok in ‘Causeless Cause’. Verrassend is de inzet van een speeldoosje, waarvan de bekende melodie langzaam uit de pas gaat lopen, wordt ontregeld doordat meer exemplaren worden opgewonden en zich erbij voegen. Zo ontstaat een speels orkestje. Ondertussen blijft die ene slag klinken, nu met een wat grotere tussenruimte.
De inbreng van de speeldoosjes in het laatste stuk is een mooi voorbeeld van de originele ideeën die Trilla heeft en die zijn percussieve spel verrijken. Op Unmoved Mover toont de slagwerker zich van een veelzijdige kant, terwijl hij door de basisopzet van pauk en gongen ook coherentie creëert. De manier waarop de Catalaan zijn stukken opbouwt, met steeds weer andere subtiliteiten verfijnt en met klankkleuren, dynamiek en ritmiek speelt, leidt tot spannende, wonderschone en fascinerende muziek.