Copper Feast, 2021

2020 mag dan een rotjaar geweest zijn, er verschenen wel opvallend veel sterke noiserock-albums, zoals de platen die op deze site zijn besproken van Sex Swing, Bruxa Maria, Bruges, Couch Slut, Trainer, Repetitor, KLÄMP, MoE, Heads., Friends of Gas, Casual Nun, Life Savings, The Shits, Easy Prey en Lawyers. De uitgaven van de laatste twee betreffen trouwens ep’s. In 2021 lijkt de lijn moeiteloos te worden doorgetrokken, getuige de fraaie releases van onder andere Nopes en Trigger Cut. Zou die vervelende lockdown dan toch muzikaal ergens goed voor zijn?

Aan het lijstje met sterke noiserock-albums kunnen we nu ook Let’s Not (And Say We Did) van Zeahorse toevoegen. Het gaat gaat hier om het derde album van het Australische kwartet, na Pools uit 2013 en Torana Dreamin uit 2016. Inderdaad, er zijn productiever bands. Maar laten we daar niet om zeuren, als Zeahorse albums van het kaliber Let’s Not (And Say We Did) uitbrengt. De muziek van het viertal valt onder de noemer noiserock en is van de fuzzy en licht psychedelische soort. In de acht songs die het album telt, vindt de band een mooie balans tussen die drie stromingen, zonder een moment door te slaan naar echte psychedelische rock.

Als Zeahorse één sterke troef heeft, dan is dat de ritmesectie. Die is ijzersterk en staat terecht prominent in de mix, wat de muziek een extra kracht geeft. Het drumspel is stevig en to the point, maar het is vooral de vette bas die Opduvels hart sneller doet kloppen. De Australiërs zitten niet om een verslavende baslijn verlegen en samen met de drums zijn die baslijnen een lust voor het oor. Op zo’n solide ondergrond moet het voor een gitarist een feest zijn om te spelen. Strakke gitaarriffs zijn niet meer nodig, er is immers al die bas. De fuzz wordt daarom ingezet en zweverige lijnen worden afgewisseld met meer elementair spel. De met galm omgeven zang zorgt (ook) voor een psychedelisch randje. Ook die galm wordt niet overdreven; doseren is een kunst die Zeahorse verstaat.

‘Designer Smiles’ begint met feedback, een laag gestemde gitaar en een diepe bassound. Unisono spel van bas en gitaar zet de muziek kracht bij. De klok staat op rock en de energie spat van de muziek af. Mooi is hoe de gitaar monotone lijnen speelt terwijl de bas melodieuze lijnen fabriceert zonder een moment aan kracht in te boeten. In het laatste gedeelte doen spacey elementen hun intrede. ‘Panic Laps’ doet er qua tempo een schepje bovenop en nu is het de stevige baslijn die monotoon klinkt, terwijl de gitaar wat melodieën brengt en als een vrije vogel, soms knotsgek fuzzend, door de muziek heen beweegt. Er wordt gezongen in plaats van geschreeuwd, wat contrasteert met de vette sound die wordt neergezet.

Een Unsane-waardige riff is waar ‘Guilty’ op gebouwd is, een song in een wat loom tempo maar met een overdonderende oerkracht en een oprechte emotie. De scherpe gitaar bovenop de stevige ondergrond klinkt hemels. Het beukende ritme van ‘Guilty’ maakt vervolgens plaats voor het uptempo, hard doorrockende ‘The Ladder’, dat een aanstekelijk refrein kent dat nog dagen in je hoofd naspookt. Ook hier hoeft de gitaar geen muzikale krachtpatserij te vertonen, dat gebied wordt bestreken door bas en drums, dus strooit de gitaar met melodieën. De song duurt vier minuten, maar al zou die drie keer zo lang zijn, het zou nog niet gaan vervelen.

De riff van ‘Cut The Slack’ zou een doom/sludge metalband niet misstaan. Zeahorse geeft er een psychedelische twist aan door de lome, ietwat dromerige en galmende zang. Verrassend is vervolgens de beat waarmee ’20 Nothing’ begint, maar het is de totaal verslavende riff die de hoofdattractie vormt. Mooi is hoe de gitaar soms met slechts een paar tonen accenten legt, precies op de tel en zeer doeltreffend. Gaandeweg de song wordt de riff iets langer losgelaten, wat je als een junkie doet hunkeren naar de terugkeer ervan. Dat gebeurt ook, maar Zeahorse brengt er variatie in aan.

De energie wordt niet logelaten en met ‘One of Everything’ wordt het tempo weer iets opgeschroefd. In deze song is de laag gestemde gitaar terug. De muziek is niet ingewikkeld maar bevat de nodige details (luister naar de hi-hat!), terwijl de band zijn muziek ook tot de kale essentie terug durft te brengen. Vanuit de achtergrond komt slottrack ‘Don’t Laugh’ opzetten, een song waarin het psychedelisch gehalte vrij groot is, maar de noiserock-basis intact blijft in de vorm van een oersimpel motief van bas en gitaar. De tempoversnelling gebeurt bijna ongemerkt en zonder de trance te verstoren. Een geweldig einde van een dito plaat. Aan die lockdown moet ooit een einde komen. Kan iemand dan alsjeblieft deze band boeken?

Let’s Not (And Say We Did) bandcamp