Redwig/Triomphe Semoule/Et Mon Cul C’est Du Tofu?/Bar Marfil, 2020

Howie Reeve is een in het Schotse Glasgow residerende muzikant die voorheen speelde in Sedgwick, Shlebie, Maxton Grainger en Tattie Toes. Sinds 2012 is hij als solo-artiest actief, waarbij hij vaak genoeg heeft aan zichzelf, dat wil zeggen dat hij de spaarzame instrumenten en vocalen voor zijn rekening neemt, maar ook regelmatig met andere muzikanten werkt. In 2015 verscheen een duo-ep met Mike Watt (The Minutemen, Firehose, The Stooges). Van Reeve als solo-artiest zijn inmiddels vijf albums uitgebracht, waarvan de laatste, Cracks, dateert van mei 2019.

Kumio Kurachi is een uit het Japanse Fukuoka afkomstige singer/songwriter en beeldend kunstenaar. Van hem verschijnt al plaatwerk vanaf half jaren tachtig en hij staat bekend om zijn vrij theatrale vocale voordracht en zijn onorthodoxe gitaarstemmingen die zijn geïnspireerd op de koto, een Japans snaarinstrument. Zijn discografie telt twaalf albums (waarvan Sound of Tuning Earth uit 2019 de laatste is) en een ontelbare hoeveelheid cassettes, compilaties en split-releases.

Aan de laatste categorie wordt nu een uitgave toegevoegd, want het bij vier verschillende labels verschenen Double Rainbow is een split-lp van Reeve en Kurachi. Dat beide artiesten op één schijf te horen zijn, is niet zo vreemd als de geografische afstand tussen de beider woonplaatsen doet vermoeden. Zowel de in Schotland wonende Engelsman als de Japanner heeft een eigen visie binnen het pop-, rock- en folkidioom en die eigenwijsheid toont zich in songs die prima bij elkaar blijken te passen.

Voor de muziek op de hem toebedeelde plaatkant roept Reeve de hulp in van gitarist Andy Kerr en (in twee tracks) saxofoniste Cathy Heyden. De eerste is het meest bekend van zijn tijd in NoMeansNo (1983-1993). De in Amsterdam neergestreken Canadees speelt sinds 2005 in het duo Two Pin Din, samen met oud-Dog Faced Hermans-drummer Wilf Plum. Heyden is een autodidactisch saxofoniste uit Frankrijk die onder andere samenwerkte met de Nederlandse drummer Rogier Smal. Met Reeve vormt zij het vrije impro/free jazz-duo Chaussons, waarvan afgelopen juni het album First Offerings verscheen.

Reeve speelde op het laatstgenoemde album elektrische bas, maar hij is de laatste jaren toch voornamelijk geroemd om zijn spel op de akoestische basgitaar, het instrument dat hij ook op Double Rainbow hanteert. Reeve’s songs zijn redelijk toegankelijk, maar hebben een licht avant-gardistiche tic en een lo-fi kwaliteit zoals je die ook aantrof bij undergroundbands uit de jaren tachtig en negentig. Het basgeluid is een voorname factor in de voordracht, al geeft de Schot zijn twee kompanen op dit album ook meer dan voldoende ruimte.

De Howie Reeve-kant van de lp telt negen stukken, al zijn drie ervan miniatuurtjes, die overigens niet te versmaden zijn. De eerste ‘Capitalism is…’ laat Heyden horen op altsax, improviserend over het geluid van een piepende lift. Doordat het stuk vooraan op het album is geplaatst, wordt je als luisteraar op het verkeerde been gezet, maar tegelijkertijd geeft de korte introductie ook een indicatie van wat de muziek die komen gaat aan vrije elementen bevat. ‘Capitalism is… 2’ is een heerlijk grofkorrelige gitaarsolo van Kerr, terwijl in het derde deel de stemmen van Heyden, Kerr en Reeve, piano en sansula zijn te horen en tekstueel wordt geknipoogd naar ‘We Are All Prostitutes’ van The Pop Group.

De zes wat langere en meer uitgewerkte songs kenmerken zich allemaal door heldere songstructuren, maar dragen stuk voor stuk weerbarstige en tegendraadse elementen in zich. Het is die combinatie tussen orthodox en onorthodox die de muziek van Howie Reeve zo aantrekkelijk maakt. Reeve’s harde aanslag op de snaren van zijn akoestische bas vallen op in ‘Pellet’, een mooie, ietwat vreemde en met kleine details gevulde lo-fi indierock/pop-song. Mooi is het simpele motiefje op de elektrische gitaar, wat subtiel afsteekt tegen de akoestische bas- en gitaarklanken. Zo heeft elk stuk op Double Rainbow zijn typische kenmerken, want Reeve blijft nooit te lang op één idee hangen. ‘Shrines’ begint als een vrij sobere indiepop, maar bewandelt al snel nieuwe wegen, om uiteindelijk tot een vrij robuuste indierocker uit te groeien.

Reeve zingt met een prettig in het gehoor liggende dictie, ietwat onvast maar nooit echt off-key. Zijn melodielijnen zijn een sterk punt in de muziek, want ze zijn zelden voorspelbaar en kunnen steeds van richting veranderen. Hetzelfde geldt voor de dynamiek en de klankkleur van de muziek. Zo kent het avontuurlijke ‘Puddle’ een harde en noisy uitbarsting tussen de toch vrij luistervriendelijke melodieën door. De muziek wordt verrijkt met Heyden’s gevoelvolle altsaxspel in ‘Neighbourhood Haircut’, wat een mooi jazzy tintje geeft aan de muziek, maar verderop ook bijdraagt aan de speelse dwarsigheid die steeds steviger vormen aanneemt, waarna melodieus wordt geëindigd.

Ook ‘Folk Tales’ kent een mooie twist: het lijkt als een redelijk vredelievend sprookje te gaan verlopen, maar gaandeweg doen vijandige elementen hun intrede die de verhaallijn een heel andere, meer agressieve richting opduwen. In ‘Gift Dynamic’ is het zowel subtiele als robuuste samenspel tussen de akoestische bas en de elektrische gitaar wat de aandacht trekt, evenals de ingetogen, deels in het Spaans gezongen vocalen van Reeve. Zijn muziek beslaat slechts één plaatkant, maar biedt meer nuances en interessante muzikale ingevingen dan menige band op een heel album laat horen.

In tegenstelling tot Reeve laat Kurachi zich op Double Rainbow niet bijstaan door andere muzikanten. Hij is in zijn eentje verantwoordelijk voor vocalen, gitaar, cello en drums. Zijn vocalen zijn op een uitgesprokener manier emotievol dan die van Reeve, waaraan de Japanse taal waarvan hij zich bedient wellicht bijdraagt. Zijn westers georiënteerde songstructuren en fijngevoelige oosterse lijnen komen tot uiting in ‘Slither’. Net als Reeve weet de Japanner zijn muziek steeds interessant te houden door subtiele details in zijn songs te stoppen, door te spelen met dynamiek, tempo en timbre en door niet steeds het voorspelbare pad te bewandelen.

Kurachi toont zich een verhalenverteller, wat ook zonder een woord van de muziek te verstaan goed te horen is, bijvoorbeeld in ‘Kitaro Rides a Boat’, waarin verschillende taferelen uit een verhaal de revue passeren, terwijl de Japanner met zijn spel op gitaar toch de muzikale samenhang bewaart. De drums hebben een ontregelende rol in het korte ‘The Five O’Clock Siren’, terwijl een koor van stemmen stoïcijns de melodie blijft zingen en een cello de sfeervolle onderlaag vormt. Een jazz-invloed is duidelijk te horen in het ritme van ‘Daruma of Aso’, waarin de onrustige ritmiek mooi contrasteert met de emotionele maar met beheersing gezongen melodielijnen.

De op een simpel maar fraai gitaarmotief gebaseerde popsong ‘Year One and Public’ sluit het album op passende wijze af. Maar ook hier is de muzikale weg er een met de nodige zijpaden, zodat de muzikale reis waarop Kurachi je meeneemt ergens anders eindigt dan je van tevoren zou verwachten. Double Rainbows is een split-album met twee acts die ieder hun eigenwijze ding doen en elkaar mooi aanvullen. Het zou een mooi affiche zijn voor een concertavond, maar daar moeten we waarschijnlijk nog even op wachten.

Double Rainbow bandcamp