Hive Mind, 2021

Oh Temple! is de titel van de debuutplaat van het trio University Challenged. Dat trio bestaat uit muzikanten die hun sporen her en der hebben verdiend. Ajay Saggar (gitaar, bas, piano, elektronica, veldopnamen) kennen we als Bhajan Bhoy, als de helft van het duo Deutsche Ashram en als drijvende kracht achter King Champion Sounds. Oli Heffernan (bas, synths) staat bekend als Ivan The Tolerable en als lid van onder andere Year Of Birds, Shrug en King Champion Sounds. Kohhei Matsuda (gitaar) is lid van de Japanse acid-punk en psychedelische noiserockband Bo Ningen.

University Challenged bestaat nog niet zo lang. In 2019 begon het trio live te spelen in Nederland, waarbij de muziek kon variëren van zachte melodieuze orkestrale spinouts tot epische powerjams, ondersteund door zelfgemaakte films op de achtergrond. Het maken van een album, en dan met name op vinyl, is van het begin af aan het plan geweest en met Oh Temple! pakt het trio maar meteen groot uit, want het betreft hier een dubbelelpee waarop de muziek in totaal een uur en zeventien minuten in beslag neemt. Van elk stuk op de plaat is een video gemaakt.

Er is hoorbaar veel werk en liefde in het album gestopt, waarbij men zich niets gelegen heeft laten liggen aan genregrenzen, want die worden constant overschreden. De muziek is dan ook lastig te kwalificeren. Er zijn sporen van krautrock, jazz, pop psychedelische rock en modern klassieke muziek te ontwaren, maar eigenlijk doet dat er niet zoveel toe. De muziek van University Challenged staat op zichzelf en het best onderga je die onbevooroordeeld. Met repeterende patronen wordt regelmatig een hypnotiserend effect bewerkstelligd, er is een aangename experimenteerdrift waarneembaar en de muziek mag lekker uitwaaieren. Dat laatste gaat dan weer niet zo ver dat de focus verloren gaat of dat de muziek ontaardt in een oeverloze jam. Die valkuil wordt vakkundig omzeild.

‘Serenus’ start met een zich herhalende pianomelodie, omgeven door zalvende synthgeluiden. Je zou even in de veronderstelling kunnen verkeren dat we hier te maken hebben met een neoklassiek stuk, en de muziek heeft ook zeker neoklassieke aspecten, maar als vanzelf verlegt de muzikale koers zich zodra de bas zich op de voorgrond meldt met een repeterend motief dat tegenwicht biedt aan de naar achter verdwijnende pianomelodie. De bas varieert op zijn eigen thema, synths en gitaar mengen zich in het geluid en zo ontstaat een sfeervol werk waarin steeds nieuwe elementen opduiken en dat steeds meer bezit neemt van de luisteraar.

Met het geluid van stromend water en gitaarklanken opent ‘On The Banks Of The River Swale’. De bas beperkt zich tot een simpel basispatroon en verschillende geluiden zweven om die basis heen. De muziek is gelaagd en het stuk beweegt zich traag voort, meandert, op zijn weg indrukken opvegend en als nieuw element inbrengend. De natuur is gedurende het hele stuk duidelijk aanwezig, niet alleen door het stromend water maar ook door vogelgeluiden. ‘Reverse Swing’ heeft een mooi tegendraads element door een verstorend elektronisch geluid dat door het muzikale landschap beweegt. Het geeft een ruw randje aan de muziek die met name wordt gekenschetst door een melodieus spelende bas, een antwoordende gitaar of synth, met daaromheen sfeerbepalende synthklanken. De muzikale stemmen gaan gaandeweg een ander leven leiden, al blijft het verstorende geluid aanwezig en blijft het leidende motief van de bas constant.

In ‘Choppers over Negril’ doen stemmen hun intrede, zowel pratend als half zingend en met dubby effecten omringd. Na circa twee minuten zijn de stemmen verdwenen en trekt een elektronische vervormde en wollig klinkende bas de boel in gang, samen met echoënde klanken, een tinkelende gitaar en speelse geluiden op de achtergrond. Een elektronische klank vliegt over als een vogel, tegen het ritme van de muziek in. Even later volgt een opname van een echte vogel. De bewegingen van de verschillende instrumenten en geluiden lijken soms willekeurig, maar het past allemaal prima in elkaar. De reggaestemmen keren terug en even wordt pas op de plaats gemaakt, voordat het stuk zijn gang hervat.

Het melodieuze motief van ‘How I Swam Across The Pond’ zou met een aanstekelijke beat eronder tot een mooie popsong kunnen leiden, maar University Challenged volgt een heel ander muzikaal pad. De synthmelodie wordt omringd met geluiden waaruit langzaam maar zeker de gitaar naar voren komt die met een andere melodie die van de synth naar achteren verdringt. Als strijkers klinkende klanken zijn de bewegende ondergrond waarop de gitaarmelodie rust. Die klanken nemen vervolgens de overhand, terwijl elektronische klanken hun licht ontregelende werk doen. Ook in dit stuk worden steeds meer elementen toegevoegd, zodat het stuk langzaam evolueert naar een nieuwe vorm waarin de oorsprong nog wel te herkennen is maar verstopt is de diepte.

De basis van ‘Shibboleth’ wordt gelegd door een repeterend synthmotief en een eveneens repeterende baslijn. Dat laat voldoende ruimte voor een vrije invulling en het trio maakt daar volop gebruik van. Een interview met Malcolm X wordt toegevoegd en de muziek voegt zich als het ware naar die conversatie, zodat muziek en gesprek in elkaar haken. Het is een methode die Saggar ook bij King Champion Sounds wel toepast en die ook hier uitstekend werkt. ‘Black Smoke’ is vervolgens een stuk dat duidelijk een rock-inslag heeft, maar keurig ingepast in de breedvoerige manier van musiceren van het drietal. Het gitaargeluid is vrij stevig en de muziek begeeft zich door al zijn verschillende lagen richting post-rock.

Slotstuk ‘Inside Segovia’s Dream’ is door het aanstekelijke synthpatroon een van de meest soepel bewegende werken op het album, met duidelijk herkenbare psychedelische elementen. Mooi is de Bill Laswell-achtige bassound, een zware dubby klank die met behulp van een aantal vreemde synthgeluiden de oorspronkelijke ritmiek teniet doet en het stuk een compleet ander, veel donkerder karakter geeft. Ook daar blijft het niet bij, want een nieuwe beweging wordt geïntroduceerd, inclusief een zich herhalend motief van de gitaar, en daarmee wordt de duisternis verdreven.

Stilistisch zwermt de muziek op Oh Temple! alle kanten uit en de stukken op het album verschillen onderling ook, maar er zit duidelijk samenhang in de muzikale visie en atmosfeer. Er is geen drummer en die wordt geen moment gemist. De muziek is rijk aan details en de repeterende motieven werken zwaar verslavend. Misschien moeten we de muziek, de titel indachtig, inderdaad zien als een tempel, een tempel van geluid. In dat geval zou Opduvel zomaar gelovig worden van deze schitterende plaat.

Oh Temple! bandcamp