Raw Tonk, 2020
In het Poolse Poznań organiseert Andrzej Nowak concerten in de Dragon Social Club. Dat gebeurt in het kader van de zogenaamde Spontaneous Music Series. In 2018 en 2019 vond op dezelfde plaats het Spontaneous Music Festival plaats. Van dit freejazzfestival is al een vijftal uitgaven verschenen op Nowaks eigen label Spontaneous Music Tribune, maar nu is ook op Colin Websters label Raw Tonk Records een weergave verschenen van een concert dat plaatsvond tijdens de laatste editie van het festival.
Het festival in Polen brengt bijzondere combinaties van muzikanten tot stand en op Karate horen we er zo eentje. Het betreft hier een kwartet dat naast Webster op altsaxofoon bestaat uit Witold Oleszak op hammondorgel, Paweł Doskocz op elektrische gitaar en Andrew Lisle op drums. Webster en Lisle maken samen deel uit van het Kodian Trio, maar vormen ook een duo. In die laatste vorm brachten de twee Engelsen een paar maanden geleden het uitstekende New Inventions uit op het label A New Wave Of Jazz van Dirk Serries. Laatstgenoemde is op Karate verantwoordelijk voor het mixen en masteren.
Oleszak en Doskocz hebben als overeenkomst dat ze allebei thuis zijn in exploreren van de klankmogelijkheden van hun instrument. Oleszak speelt ook piano, maar beperkt zich op dit album tot het hammondorgel en dat geeft dit kwartet een niet al te gangbare sound. Het gitaargeluid van Doskocz is rauw en vurig, maar hij kan ook ingetogen communiceren met zijn muzikale partners. Met Lisle speelde hij ook in 2018 op het festival in Poznań, samen met saxofonist Yedo Gibson, een concert dat is vastgelegd op Spontaneous Live Series 004.
Het vijfentwintig minuten in beslag nemende ‘Part 1′ is een veelkoppig monster dat tikkend en aftastend begint, met een belangrijke rol voor de hi-hat en bekkens van Lisle. Doskocz speelt zacht, terwijl je aanvoelt dat het veel harder kan. Webster toont zich van een lyrische kant. Zodra de gitarist de volumeknop gevonden heeft, wordt direct robuuster terrein opgezocht, helemaal als de volle klank van Oleszak’s hammond wordt toegevoegd. Opvallend is dat Lisle in alle hectiek lange tijd zijn trommels niet beroert. Hij doet dat pas als de geïmproviseerde klanken van de andere drie zijn geland. Voordat de vijfminutengrens is bereikt, is sprake van een eerste climax, met een scheurende gitaar, een bedrijvige altsax en een stevige hammond. Een enkele keer steekt een jaren zeventig-vibe op en komt Jon Lord of John Medeski om de hoek kijken, maar dergelijke fragmenten zijn spaarzaam.
Het meest interessant is om te beluisteren hoe de interactie tussen de vier muzikanten verloopt. Doskocz zorgt voor een elektrische lading (ook als hij zacht speelt), Webster is zijn onnavolgbare zelf op de altsax (met een scala aan technieken), Oleszak communiceert met ruige hammondklanken en Lisle is de drummer die quasi-nonchalant perfect getimede slagen etaleert. Net als de twee Engelse musici blijken de twee Polen elkaar bijzonder goed aan te voelen, wat tot menige spannende improvisatie leidt. In het stuk is geen hoofdpunt aan te wijzen; de muziek komt zoals het komt en op de spontane invallen wordt adequaat gereageerd. Dat betekent ook: ruimte geven. In de lange eerste improvisatie is voor elk van de muzikanten plek om het individuele aspect naar voren te laten komen. De muziek is afwisselend weerbarstig, chaotisch, bijtend, ingehouden spannend en excentriek. Vol gas en nerveus ingetogen zijn twee uitingen die vlak bij elkaar liggen en Webster, Oleszak, Doskocz en Lisle draaien hun hand niet om voor een muzikale afslag meer of minder.
Na de lange exercitie die ‘Part 1’ is, volgt nog het kortere ‘Part 2’, dat toch nog steeds tien minuten duurt. Ook nu wordt aftastend begonnen, zij het drukker en bedrijviger dan in de eerste improvisatie. Als drukke kleine vogeltjes komen de klanken op je af, al klinkt het kwartet ook zoekend naar de juiste vorm. Dat zoeken ís echter de vorm in dit stuk, waarin de spanning om te snijden is en geen tempo wordt gemaakt. Daardoor krijgt het stuk een bijna ambient-achtige textuur. Oleszak leidt het kwartet uiteindelijk een compleet andere richting uit door zijn snelle en fel gespeelde notenreeksen, die de andere muzikanten dwingt om mee te gaan in het robuustere spel. Alle vier de musici hebben vrij spel in een ongedwongen apotheose, die kort duurt en ook weer wordt afgebouwd.
Einde van een enerverend concert met muziek die vol zit met kleurschakeringen, spontane vondsten en fijnzinnige details, die zowel krachtig als subtiel kunnen worden gebracht. Elk van de muzikanten komt uit de verf in de impulsieve muzikale bewegingen en ongeremde improvisaties. Het is vrije muziek die nooit verveelt. Laat dat festival volgend jaar alsjeblieft weer doorgaan.