Eigen beheer, 2020
Bijna drie jaar geleden is het alweer dat de verrassende debuut-lp Diggids van het Belgische Grovgast verscheen. Ontstaan uit de experimentele rockband Codasync wisten Bram van Houtte en Matthias Meersmans op hun debuut als duo een opwindende combinatie te maken van inventiviteit en lichtvoetigheid, wat inhield dat de muziek ingenieus in elkaar zat, meerlagig was en niet voorspelbaar, maar tevens tot dansen wist aan te zetten, een positieve en aanstekelijke vibe had en stemmingverhogend werkte. Eind 2020 is het tijd voor opvolger Heptager, uitgebracht op cassette.
Wat hierboven over het debuut is gezegd, gaat ook op voor de opvolger. Maar dan anders. Grovgast maakt niet nogmaals dezelfde plaat, zeker niet, maar gebruikt wel voor een groot deel dezelfde ingrediënten. Daarnaast schijnt het Belgische tweetal er genoegen in de te scheppen om de luisteraar zo nu en dan op het verkeerde been te zetten. Intro’s en outtro’s veronderstellen een andere muzikale koers dan uiteindelijk in een track wordt gevolgd en ook binnen de verschillende stukken worden onverwachte afslagen genomen, het tempo op- of teruggeschroefd en klankkleuren gewijzigd.
Van Houtte horen we op gitaren en bas en daarnaast is hij verantwoordelijke voor ‘synthetik stringwire’ en programmering. Meersmans doet de drums, percussie en keyboards en zorgt daarnaast voor de conceptuele continuïteit. Met de instrumentatie weten de twee een groot arsenaal aan klanken tevoorschijn te halen, waarbij met name de vervormd klinkende bas een essentiële functie heeft in de grooves waarmee het tweetal schijnbaar achteloos strooit. Bovenal is het in elke track te doen om het totaalplaatje, om de sound en de ritmes die vaak de neiging tot dansen aanwakkeren maar soms ook hoekig en weerbarstig zijn.
Opener ‘Gorlayor’ stamt uit de tijd voordat het debuut van Grovgast werd uitgebracht, maar is een aantal keren opnieuw gearrangeerd en opgenomen. Van Houtte en Meersmans gaan niet over een nacht ijs, maar zoeken naar het juiste gevoel voordat ze een stuk aan de openbaarheid prijsgeven. Het gitaarintro is zo’n moment waarop Grovgast je op het verkeerde been zet, maar zodra het ritme en de sterke groove worden ingezet, klinkt het al vertrouwder. Toch is ook nu de inbreng van gitaren, akoestische in dit geval, opvallend. De melodie van ‘Gorlayor’ is helder en contrasteert fraai met het motief van de bas. Verderop maakt de melodie van de gitaar plaats voor een synthmelodie.
‘Mystifogue’ zet de flow door, maar een tempootje hoger en nog aanstekelijker. Motieven, melodieën, grooves en ritmes volgen elkaar op en lopen door elkaar heen, waarbij in het dansbare ritme ook duidelijk een rockelement doorklinkt. Grovgast propt echter niet de hele track vol, maar stapt na een paar minuten over naar een kalere sound, waarna een rustig gitaar-outtro volgt. Dat is een prettig rustpunt voordat de zware groove van ‘Choral Salt’ zijn intrede doet. De oorsprong van dit nummer is al tien jaar oud en er is een opvallende plaats ingeruimd voor elektrische gitaren, die op het debuut grotendeels afwezig waren. Na het eerst groovy gedeelte is er ruimte voor een lopende bas en akoestische gitaren, waarna de intenstiteit weer wordt opgebouwd en de groove weer teurgkeert. Maar ook dat duurt maar kort, want Grovgast barst van de ideeën en moet die direct kwijt. Zo val je als luisteraar van de ene verrassing in de andere.
Een zware synth die enigszins doet denken aan Raketkanon opent ‘Blokhawk’. In dat stuk krijgen de synths alle ruimte en zijn de analoge drums de enige akoestische factor in het geheel. En ook de enige constante, want het steady ritme wordt omringd door synthpatronen die regelmatig van vorm, melodie en klankkleur wisselen. Uiteindelijk verdubbelen de drums het tempo, maar wordt het tempo in het outtro weer vertraagd. Een duidelijke dubinvloed is te horen in ‘Tweakdons’, een trager stuk waarin de elektro-akoestische aanpak duidelijk in doorklinkt door de combinatie van synths en akoestische gitaren. Het daaropvolgende ‘Retinarch’ is een van de eerste songs die Grovgast schreef, maar de laatste die werd voltooid voor het nieuwe album. Pas op het laatste moment vond het zijn definitieve vorm. We mogen ons gelukkig prijzen dat het stuk niet is gesneuveld, want vooral de omslag na een dikke anderhalve minuut en de zwaar opwindende groove met een grote inbreng van de elektrische gitaar hadden we niet willen missen.
‘Twinekrime’ heeft een loom intro dat zwaar contrasteert met het dansbare ritme dat erop volgt, maar van beide elementen blijken gedeelten ook prima in elkaar te passen, zo blijkt even later. Het stuk kent niet een vastomlijnde opbouw maar verandert steeds op organische wijze. Grovgast speelt in deze song ook sterk met dynamiek. ‘Ubiel Scratch’ is vervolgens een kort en ritmisch vernuftig in elkaar zittend intermezzo, waarna ‘Böhmstöt’ met verschillende heavy rockelementen stoeit. Mooi is hoe de klankkleur drastisch wijzigt door de inbreng van akoestische gitaren zonder dat de flow van het stuk wordt onderbroken. Sluitstuk ‘San Solon’ klinkt een stuk lichtvoetiger maar ook experimenteler. Het stuk wordt gedomineerd door een synthmelodie waarop wordt gevarieerd, terwijl het ritme zich steeds aan de melodie aanpast.
Het is een weirde afsluiter van een album dat uiteenlopende eenheden als complexiteit en bekoorlijkheid aan elkaar smeedt en daarmee een eigenwijs soort muziek maakt waarin verschillende genres zijn terug te horen maar geen daarvan de lading volledig dekt. Het duo Grovgast doet wat het op zijn debuut al goed deed, maar met andere accenten en wellicht nog iets doordachter, zonder dat het ten koste gaat van de spontaniteit. Heptager is rijk aan muzikale details en onweerstaanbaar.