JA, 2020
Van de Portugese trompettist João Almeida verscheen eerder dit jaar het solo-album Solo Sessions *||||, zijn eerste album als solo-trompettist. Het is een experimenteel, avontuurlijk en inventief album waarop de jonge muzikant slechts gebruik maakt van zijn trompet en een demper, maar daar een heel arsenaal aan klanken uit weet te halen. Inmiddels zijn van Almeida weer drie uitgaven verschenen (waaronder een in trioverband) en daarop is te horen hoe veelzijdig en ruimdenkend de Portugees muzikaal gezien is.
João Almeida – Static I

Almeida is trompettist, improvisator en componist. In de laatste hoedanigheid treffen we hem aan op Static I, dat bestaat uit één lange track van circa een half uur, die door hemzelf wordt uitgevoerd, zij het niet op trompet. Het betreft een experiment waarbij Almeida gebruik heeft gemaakt van veldopnamen en editing (time stretching en multiple EQuing) om zo een soundscape te creëren. De opnamen zijn gemaakt tijdens een wandeling in Lissabon, maar de geluiden die zijn gemaakt zijn zo bewerkt dat de oorspronkelijke klanken niet meer als zodanig herkenbaar zijn.
Een constante in de soundscape is in eerste instantie een ronddraaiende beweging. Met de ogen dicht kun je je een rond je hoofd draaiend voorwerp voorstellen. Het is een aangename gewaarwording, zeker omdat de beweging niet steeds hetzelfde is. Almeida speelt met het volume, waardoor de klank nadert of juist van je af beweegt. Een paar klikkende geluiden zijn incidenteel hoorbaar, suggererend dat de muzikant af en toe een schakelaar om moet zetten om de beweging gaande te houden. Ook in de ronddraaiende klank wordt een nieuw geluid geïntroduceerd, een lagere toon die steeds even stabiel is en dan een beweging naar beneden maakt, dwars door de cirkelende beweging heen. Het klinkt een beetje als een motor die steeds afgezet wordt. Zo ontstaat een spanningsveld, zelfs als dezelfde ontwikkeling herhaaldelijk plaatsvindt.
Static I wijzigt van vorm, maar dat gebeurt langzaam en weldoordacht, met minimale middelen en met veel geduld. Nieuwe geluiden worden binnengeleid, terwijl de oorspronkelijke klanken en bewegingen blijven maar langzaam naar de achtergrond verdwijnen, waar ze ook weer uit opduiken. Dat gebeurt op subtiele wijze, zodat de flow van het werk niet verstoord wordt. Het ‘motorische’ geluid krijgt gezelschap van een nieuwe klank die constant is en geen beweging maakt in toonhoogte maar wel in volume. Ook dat gebeurt met beleid en met precisie.
Toch klinkt het werk als geheel niet als een te bedacht stuk muziek; de hoofdlijnen zijn uitgezet zoals hiervoor geschetst, maar in de incidentele klanken lijkt Almeida toeval toe te laten. Die incidentele klanken verstoren het statische patroon een klein beetje en voegen daarmee een smalle dosis spanning toe. Het volume van het hele stuk is bescheiden; je moet je best doen om details te horen. Het is net alsof het stuk nauwelijks oppervlakte kent maar voornamelijk diepte. Slechts een enkele keer komt even een geluid hard naar voren, verder kenmerkt het werk zich door ingehouden spanning en een wonderlijk samengaan van klanken. De draaiende beweging van het begin van het stuk verdwijnt maar keert ook weer terug. Het stuk is transparant en toch vraag je je steeds af wat je precies hoort. Static I is een intrigerend werk dat uiteindelijk daar eindigt waar het begonnen is.
João Almeida – Static II

Wie nu bij Static II een soortgelijke muzikale aanpak of op het eerste werk aansluitende klankkleuren verwacht, komt bedrogen uit. Almeida tapt uit een heel ander vaatje. De twee stukken op deze uitgave bewandelen niet een geijkt ambient/drone-pad maar hebben een grillig en onvoorspelbaar karakter.
‘Movement I’ bestaat voor een deel uit druppelsgewijs neervallende elektronische klanken, waarbij Almeida de controle bewaart maar ook ruimte lijkt te laten voor toeval. Hij varieert in het soort klanken dat hij laat horen, waarbij sommige geluiden een percussieve dimensie toevoegen, maar zonder dat het tot een ritme of een vastomlijnd tempo komt. Waar in Static I veel gebeurde in de diepte, daar gebeurt hier bijna het tegenovergestelde: bijna alle geluiden zijn goed te horen aan de oppervlakte; de diepte is er maar die is niet drukbevolkt met klanken.
Na vijf minuten vindt Almeida het welletjes en maken de druppelgeluiden plaats voor een luide en agressief overkomende drone. Die luidt een nieuwe fase in waarin de elektronica niet neervalt, maar sist en ratelt, terwijl ook lange tonen zich doen gelden. Het geduld dat Almeida op Static I aan de dag legde, heeft nu plaatsgemaakt voor nerveuze bedrijvigheid, waarbij de componist de tolerantie van de luisteraar op de proef stelt met harde geluiden, die van vorm veranderen, plots vanuit het niets op komen zetten, in een dreigend crescendo op de luisteraar af komen of zich snel voortbewegen. Het zijn intrigerende geluiden en de onvoorspelbaarheid van de muziek maakt dat je de punt van de stoel niet verlaat.
De elektronica waarmee ‘Movement II’ opent, doet denken aan een aan een touw voortslepen van een onwillig persoon. De ondertoon is dreigend en die dreiging neemt de overhand als Almeida meerdere patronen door elkaar weeft en (even later) een draai aan de volumeknop geeft. Alles is in beweging en een houvast is er niet. De Portugees varieert in alles, waarbij de muziek zelfs tot stilte teruggebracht kan worden, of donderende klanken op de achtergrond aanwezig zijn, een gelaagde drone als een zoemend insect om je heen vliegt, vibrerende geluiden worden toegevoegd of duistere krachten gaan domineren. Alles kan en mag, maar ‘Movement II’ is geen structuurloos werk. Gaandeweg wordt de logica duidelijk, maken de schermutselingen plaats voor een geordend muzikaal patroon, waarbinnen dan weer wel veel mogelijk is.
Het tweede werk op Static II is wel een grimmig en soms zelfs agressief stuk muziek waarin dreiging, duisternis en boosaardigheid elementen lijken te zijn. Het gevaar kan van alle kanten komen en plots opduiken, dus als luisteraar ben je steeds op je hoede. In het tweede gedeelte van het stuk wordt met tikkende klanken een ritme geschapen, terwijl daarbovenop de intensiteit aanmerkelijk toeneemt. De spanning die wordt gecreëerd, is immens. Als in een bloedstollende film blijf je op je plaats, bevreesd voor wat gaat komen maar tegelijkertijd gebiologeerd door wat er allemaal ten gehore wordt gebracht.
Almeida / Lonberg-Holm / Pereira – Live at Zaratan

Tot slot aandacht voor Live at Zaratan, een weergave van een concert dat Almeida samen met Fred Lonberg-Holm en João Lopes Pereira in Lissabon gaf op 5 maart van dit jaar. Almeida horen we nu op trompet, Lonberg-Holm (o.a. Vandermark 5, Peter Brötzmann Chicago 10tet, Ballister) op cello en elektronica en Pereira (o.a. Golpe, Grzegorz Włodarczyk Quintet, Ricardo Toscano Quartet) op drums. Uiteraard staat deze setting garant voor een totaal andere muzikale benadering en uitvoering dan die op de beide Static-releases.
Want Live at Zaratan is een vrije improvisatieplaat, zo eentje waarin het experiment en het onderzoeken van de mogelijkheden van de instrumenten én het samenspel centraal staan. Lonberg-Holm is uiteraard een veteraan en zijn al dan niet van elektronische effecten voorziene cellospel is een inspiratie voor vele free jazz- en vrije impro-muzikanten. Dat Almeida ook niet om een experimentje meer of minder verlegen zit, bewees hij al op zijn eerste solo-album. De interactie tussen de Amerikaan en de Portugees is er een van twee muzikanten die voor elkaar gemaakt zijn. Pereira’s inbreng zou er soms bijna door aan de aandacht ontsnappen, maar die inbreng is wel essentieel.
De drummer is net als zijn twee kompanen met geluidsonderzoek in de weer. Een groove of een steady tempo hoef je niet te verwachten, wel een adequate en vindingrijke respons op de muzikale fratsen van de trompettist en cellist. Pereira is ook gangmaker, maar dan op een vrije en onconventionele manier. Een hoekig patroon, bijvoorbeeld, verleidt Almeida tot het spelen van sputterende klanken. Andersom reageert Pereira met voller spel op het elektronische geweld van Lonberg-Holm. Een enkele keer benadert het trio de intensiteit die ook Ballister tentoonspreidt, maar de sound en muzikale aanpak van dit trio staan op zichzelf.
Tegenover de intense momenten staan passages waarin het volume wordt getemperd en bijna fluisterzacht wordt gespeeld, maar ook dan is hoorbaar sprake van een een nerveuze dadendrang en een behoefte om elkaar muzikaal uit te dagen. Mooi is het moment in ‘Take I’ waarin Lonberg-Holm een solospot heeft en die vult met hoge en spannende gestreken celloklanken. Even later krijgt hij gezelschap van een slechts lucht blazende Almeida, wat de spanning alleen maar opvoert. Niet lang daarna weet de cellist zijn instrument met elektronische effecten in distortion-stand te zetten, waar de trompettist enkele gevoelvolle, heldere lange noten overheen speelt en daarmee de schoonheid van het contrast etaleert. Pereira weet zijn momenten te kiezen en waar nodig simpel maar effectief te spelen. Als het slechts een paar keer beroeren van de basdrum volstaat, dan blijft het daarbij.
Zo zitten beide stukken op Live at Zaratan vol met details, met spitsvondigheden en met fraaie staaltjes individuele én gezamenlijke improvisatie. Met name door toedoen van Lonberg-Holm kent de muziek regelmatig een sterke elektrische lading, maar die wordt afgewisseld met akoestische vondsten. De invloed van leermeester Peter Evans klinkt een enkele keer door in het trompetspel van Almeida, maar de Portugees overtuigt op zijn eigen manier, waar drummer Pereira de perfecte sparringpartner is als het gaat om functioneel én inventief spel. Het nu uitgebrachte concert was de eerste ontmoeting van deze drie muzikanten. Op bandcamp spreekt Almeida de hoop uit dat het de eerste van vele ontmoetingen zal blijken te zijn. Als deze eerste kennismaking een voorbode is van wat nog komen gaat, dan belooft dat – als het zover komt – heel veel.