Eigen beheer, 2020
João Almeida is een jonge trompettist (hij is van 1997) uit de Portugese hoofdstad Lissabon. Ondanks zijn jonge leeftijd heeft hij al met tal van nationale en internationale muzikanten samengewerkt. In het laatste jaar van zijn jazzopleiding heeft Almeida les genomen bij Peter Evans. Dat hij daarvan wat heeft opgestoken, is te horen op Solo Sessions *||||, zijn eerste album als solo-trompettist, waarop hij overigens wel zijn eigen weg kiest.
De Portugees toont zich op zijn album een gerijpte improvisator, maar wel een die nog steeds een jeugdig enthousiasme aan de dag legt in zijn spel. De manier waarop hij de trompet muzikaal behandelt, getuigt van een onderzoekende en creatieve geest. Daarbij houdt Almeida het beluisterbaar. Dat wil zeggen dat hij geen extremiteiten om de extremiteiten, geen experimenten om de experimenten en geen technische foefjes om de technische foefjes in zijn spel legt. Hier is iemand speels maar serieus bezig met geluidsonderzoek en met onderzoek naar de mogelijkheden die zijn instrument biedt. En ja, dat klinkt onconventioneel maar dat is niet het uiteindelijke doel maar het expressiemiddel waarmee de muzikant zijn verhaal vertelt.
Op Solo Sessions *|||| maakt Almeida slechts gebruik van zijn trompet en bijbehorende demper. Daarmee weet hij een veelheid aan muzikale mogelijkheden te creëren. De verschillende blaastechnieken maken dat geen van de improvisaties op elkaar lijken. Het is steeds duidelijk dat het om een trompet gaat, maar de Portugees brengt je soms aan het twijfelen.
Opener ‘Awkward’ is een fraai staaltje van muzikale beheersing en een verbluffende techniek. Lage tonen, snelle tongbewegingen, afgeknepen tonen en ontsnapte lucht zijn een paar van de vele ingrediënten waaruit de improvisatie bestaat. ‘Alternate’ constrasteert met het eerste stuk doordat nu een conventionele trompetklank de boventoon voert. Achter melodieus spel speelt Almeida een spel met lucht. De muziek is zo weergegeven dat je als luisteraar de muzikant dicht op de huid zit. Elke kleine klank of beweging is goed te horen. ‘Membrane’ wordt agressief ingezet. Met de trompet wordt een stevige ruisklank in veel facetten neergezet en het spel klinkt aanvallend. In het laatste gedeelte volgt een korrelige trompetklank.
‘Points’ doet zijn titel eer aan doordat Almeida losse noten speelt, als punten die op een doek worden gezet. Het spel met korte, vaak staccato tonen en stilte er tussenin is spannend. Gaandeweg wordt meer ingevuld en komen andere klanken aan bod. Zo weet Almeida vegende klanken uit het instrument te toveren, evenals trillende en glijdende bewegingen. Het timbre is grillig. In ‘Stuck’ begeleidt de trompettist zijn tonenmotieven aanvankelijk met percussieve klanken. Verderop zet hij zijn stem in om een extra laag te creëren. De bewegingen zijn snel, waarbij je ook de ventielen hoort. Mooi is hoe Almeida zijn spel fantasierijk houdt terwijl hij de consistentie van de improvisatie niet uit het oog verliest.
Het langste stuk op het album is ‘Train’, waarin in de snelle notenreeksen en met een beetje inlevingsvermogen inderdaad het geluid van een rijdende trein te herkennen is. Almeida’s spel met trompetklanken en lucht is adembenemend. Steeds weet hij een nieuw motief, een nieuwe beweging te creëren. Op repeterende patronen wordt gevarieerd. In het laatste gedeelte speelt de trompettist met de geluidssterkte, waarbij hij met korte noten een basis legt voor snelle en speelse loopjes. In ‘Steps’ lijkt Almeida met een bijna bevroren adem te spelen. Daarmee creëert hij een ijzige wind die hij door het instrument laat gieren. De bewegingen van de ventielen vormen een belangrijk onderdeel van de muziek en soms klinkt de trompet als een fluit. Het is een razend spannende improvisatie.
In slotstuk ‘Wobble’ is weer een trompetklank te horen, maar niets is normaal in Almeida’s muziek. De klanken zijn niet zuiver en helder, maar klinken klaaglijk en onvast, alsof een pijn lijdend persoon zijn best doet zich voort te bewegen en daar steeds met de nodige moeite in slaagt. De muziek komt tot stand vanuit stilte en keert daar regelmatig kort naar terug. Losse speelse elementen worden als plaagstootjes ingezet.
De acht improvisaties op Solo Sessions *|||| zijn experimenteel, inventief en uitdagend en verraden een fijn gevoel voor timing en een surplus aan techniek. Almeida houdt zijn improvisaties behapbaar, het wordt nergens zwaar op de hand door de speelsheid die er steeds in doorklinkt. Tegelijkertijd laat de muziek heel wat aan de verbeeldingskracht van de luisteraar over. Een excellent solodebuut van een buitengewone trompettist.