Inexhaustible Editions, 2020
Covid-19 of niet: Rutger Zuydervelt houdt zijn stroom releases op peil. Niet lang na verzamelaar Wheeler verschijnt Scramblings, waarop de Rotterdammer samenwerkt met de Belgische gitarist Jean D.L. (De Lacoste). Laatstgenoemde beleeft ook een vruchtbare periode, want eerder dit jaar verschenen van hem Forays (maart), een solo-album, en HOL (mei), een tape van een trio waarop naast D.L. ook Louis van der Waal en Mauro Pawlowski zijn te horen.
Het album van D.L. en Zuydervelt is tot stand gekomen door het uitwisselen van bestanden, een methode die in deze tijd zijn nut bewijst. Dat geldt zeker als het resultaat zo intrigerend is als Scramblings. Vanuit Gent is D.L. verantwoordelijk voor elektrische en akoestische gitaar en field recordings en in Rotterdam zijn de elektronica, autoharp en field recordings van Zuydervelt vastgelegd. Op één track krijgt het duo muzikale bijstand van Francesco Guerri op cello.
Scramblings is een kort album van 33 minuten waarop acht tracks zijn te vinden die onderling behoorlijk verschillen. De twee muzikanten weten hoe een experimenteel stuk muziek te maken dat toch aantrekkelijk blijft om naar te luisteren. Er is geen live-interactie maar toch kun je stellen dat D.L. en Zuydervelt elkaar muzikaal aanvoelen, dat wil zeggen weten hoe de juiste respons te geven op elkaars klanken. Die klanken zijn soms klein en subtiel en soms luider en voller. De muziek klinkt serieus maar heeft een duidelijk speels element dat ervoor zorgt dat het nergens zwaar op de hand wordt.
‘Scrambling 1′ opent met een collage van elektronische klanken en geluidsfragmenten, waaronder stemmen. Het is een abstract stuk waarin de muziek moet worden gezocht in de vreemde sfeer die wordt geschapen met onorthodoxe middelen. In het tweede stuk komt de gitaar duidelijk naar voren. D.L. beperkt zich tot een handvol noten die hij als het ware over het stuk uitspreidt. Daaromheen klinken zachte geluiden, sommige voorzichtig en teer, andere vibrerend en pulserend, fungerend als echo’s of als spanning oproepende factoren. Behalve de gitaartonen die op de voorgrond treden, zijn ook gitaarklanken op de achtergrond waar te nemen: rommelend, experimenterend en meer of minder fragmentarisch. De elektronica vormen een verbindend element als lange tonen doorklinken.
Cellist Guerri maakt zijn opwachting in ‘Scramblings 3’, een enerverend stuk muziek waarin een zeer trage beweging voorwaarts is waar te nemen waarbinnen gitaar en donkere klinkende elektronica opereren. Met de melodie van de cello drijft het stuk wat weg van de abstractie, hoewel geen concessies worden gedaan; de basis blijft ongrijpbaar. Dat geldt ook voor het vierde werk, dat wordt gelardeerd met opgenomen stemmen die op afstand met elkaar communiceren. De sfeer is gespannen. Het niet weten waar het over gaat en de onpeilbare koers dwingen aandachtig luisteren af.
In de vijfde ‘Scrambling’ wordt met elektronica zacht een repeterend ritme gecreëerd, dat naar de achtergrond verdwijnt en plaats maakt voor geluiden die aanvankelijk klinken alsof ze in een donkere grot zijn opgenomen en verderop alsof ze buiten zijn vastgelegd, nadat de uitgang is gevonden. Was er in de voorgaande tracks al sprake van spanning, dan wordt die hier overtroffen. ‘Scrambling 6’ opent met ambient gitaarklanken, waar een ietwat ongemakkelijk harmoniërende klank aan wordt toegevoegd. Vanuit de diepte komt een elektronische melodie opzetten, een bewegend motief dat bovenop de drones wordt gelegd. Halverwege wordt het melodische aspect losgelaten en vervangen door vreemde elektronische klanken en niet nader te identificeren veldopnamen. Het bewegende motief is nog niet helemaal verdwenen en komt zich nog even melden, maar nu minder dominant.
De laatste twee stukken zijn vrij kort, waarbij in het zevende werk heldere gitaarklanken en fijnzinnige elektronica fraai samengaan, terwijl er ook een licht ontregelende factor aanwezig is, evenals opnamen van menselijke stemmen. Het laatste stuk begint met een pieptoon met daarachter een klankwolk als contrast. De gitaar komt daaruit naar voren, terwijl daar ondefinieerbare geluiden als een waterige en licht golvende vloeistof omheen kabbelen. Het is een betoverende combinatie van geluiden en het had nog wel wat langer mogen duren.
D.L. en Zuydervelt weten op Scramblings steeds een combinatie van klanken te fabriceren die ervoor zorgt dat je brein geprikkeld wordt, op zodanige wijze dat je gewoonweg moet blijven luisteren naar het muzikaal gebodene terwijl je je afvraagt hoe die klanken nu precies gemaakt worden. Dat is een onderdeel van de luisterervaring, maar belangrijker is dat de twee muzikanten oog hebben voor muzikale schoonheid, ook als die schuilgaat in abstractie of in het experiment. Fascinerende kost.