Cargo, 2020

Sinds het verscheiden van Sonic Youth hebben de leden er al de nodige solo-escapades en andere projecten opzitten, met wisselende resultaten. Lee Ranaldo heeft tot nu toe niet echt weten te overtuigen met zijn gitaarplaten, Steve Shelley verleende met zijn niet moeilijk klinkende maar uit duizenden herkenbare drums hand- en spandiensten bij menigeen en Kim Gordon leefde zich uit in geslaagde noise-exercities met Body/Head en bracht haar eerste solo-album uit, het voor Opduvel om onbegrijpelijke redenen goed ontvangen No Home Record.

Gitarist Thurston Moore heeft van de Sonic Youth-leden de meest consistente solo-carrière, al is ook zijn output van wisselende kwaliteit. Opvallend is dat Moores muziek een zekere popsensibiliteit kan hebben (en dat was ten tijde van Sonic Youth al zo), maar zo nu en dan ook flink rockt en uit kan monden in een gitaarstorm of een flinke bak noise. Daarnaast schuwt hij het experiment nooit. Het zijn die elementen die Sonic Youth tot zo’n goede band maakte en waarmee Moore op zijn beste momenten solo weet te overtuigen.

Op zijn nieuwe album By The Fire doet Moore waar hij goed in is: gitaarspelen, op slacker-achtige wijze zingen en melodieën produceren die al dan niet uitmonden in een gitaarstorm of een jam. Hij krijgt op het album bijstand van gitarist James Sedwards, bassiste Deb Googe (My Bloody Valentine) en drummer Jem Doulton. Steve Shelley is slechts op één stuk van de partij. De subtiele elektronica wordt bediend door Jon Leidecker (Negativland). Van zes van de negen nummers zijn de teksten geschreven door Radieux Radio, op wie Moore al vaker een beroep deed voor tekstuele bijstand.

De eerder genoemde popsensibiliteit komt goed naar voren in opener ‘Hashish’ en het rockelement in ‘Cantaloupe’, waarin enkele gitaarstukken zelfs neigen naar hardrock of metal. Uiteraard overschrijdt Moore die grens niet. In ‘Calligraphy’ en ‘Dreamers Work’ doet Moore het slechts met gitaren, dus zonder de andere muzikanten, waarbij beide stukken een fraai staaltje van ’s mans gitaarkunsten laten horen, melodieus en ritmisch en ook qua timbre. De titel van het laatste stuk is raak gekozen, want muzikaal is het makkelijk wegdromen op de toegankelijke en ongevaarlijke gitaartonen. Een groot bezwaar is dat overigens niet en het stuk past goed tussen twee minder voor de hand liggende stukken muziek.

Het dubbelalbum bevat een aantal opvallend lange werken, die stuk voor stuk goed uitpakken, al kan het soms even wennen zijn. Zo doet het bijna zeventien minuten durende ‘Locomotives’ wellicht een beroep op het uithoudingsvermogen met zijn door ambient beïnvloedde lange eerste gedeelte, maar luister drie of vier keer en het valt allemaal op zijn plaats. Geduld is een schone zaak. Het gitaarwerk in ‘Breath’ is dan weer eh… adembenemend (excuus) en Moore komt zelfs weg met de wel erg banale zangmelodie door zijn aangename stem en de onopvallende maar belangrijke unisono achtergrondvocalen van Googe. De noise-uitbarsting op het eind had nog wel langer mogen duren.

By The Fire kent verschillende momenten waarop de uiteenlopende kanten van Moore samenkomen in één stuk. Dat gebeurt in ‘Sirens’, waarin de gitaarmelodieën hemels zijn en het ritme gestaag doorgaat, maar waarin je ook de avant-gardistische kant van de gitarist hoort als het vaste ritme wordt losgelaten en het experiment wordt ingezet. In het laatste gedeelte komt de gezongen popmelodie naar voren. Alles is perfect in balans en het klinkt in zijn totaliteit behoorlijk toegankelijk. Het gebeurt ook in ‘They Believe In Love (When They Look At You)’, waarin het rockaspect in het zonlicht wordt gezet, de elektronica een fraaie en subtiel ontregelende rol heeft en de gitaarpartijen spannend en weerbarstig zijn maar – ook hier – met een goed gevoel voor melodie.

Het album wordt afgesloten met een instrumental van ruim veertien minuten. ‘Venus’ kenmerkt zich door gitaardrones, ambientstructuren en een onderhuidse spanning. Geen gitaarsolo’s hier, maar het algehele geluidspalet dat het moet doen. Een opvallende rol is weggelegd voor het sublieme spel op cimbalen van Doulton. De manier waarop met een toenemende intensiteit wordt toegewerkt naar een (overigens bescheiden) geluidsstorm, is ronduit indrukwekkend, evenals de spannende uitloop daarna.

Moore doet waar hij zin in heeft en hij leeft zich zich lekker uit op By The Fire, zonder restricties maar ook zonder opdringerige geldingsdrang. Het maakt misschien niet meer zoveel indruk als destijds Sonic Youth deed (en in de laatste jaren van zijn bestaan deed die band dat ook al minder), maar het is nog steeds erg goed en bij vlagen verslavend mooi, zeker als Moore zich van meerdere zijden laat bewonderen. Verrassend is het misschien niet altijd, maar de klasse straalt ervan af.

Thurston Moore website