Insub., 2020

Carl Ludwig Hübsch, uit de Zuid-Duitse stad Freiburg, is een muzikant wiens biografie een brede smaak en kennis verraadt. Hij groeide op als klarinettist, maar wisselde later naar tuba. Hij speelde echter ook drums in verschillende punk- en rockbands. Als muzikale invloeden noemt de Duitser Frank Zappa, King Sunny Ade en Dead Kennedys. Hübsch is ook een geschoold muzikant. Hij leerde improviseren en studeerde zang, slagwerk, theorie en elektronische muziek.

Pierre-Yves Martel komt uit het Canadese Ontario, maar vestigde zich later in Montereal, waar hij zich zowel met geïmproviseerde als oude muziek bezighield en werkte met muzikanten met diverse culturele achtergronden. Aanvankelijk legde Martel zich toe op de contrabas, maar sinds 2008 focust hij op de viola da gamba, een instrument dat maar zelden in hedendaagse muziek wordt gebruikt. Daarnaast is de Canadees oprichter en artistiek directeur van Quartetski, een groep die werken van grote componisten (Érik Satie, Duke Ellington, Henry Purcell, Tonbias Hume, John Cage) herintepreteert in een geïmproviseerde context.

Uit het Oostenrijkse Tulln komt Philip Zoubek, maar hij leeft in en werkt als pianist en componist in de Duitse stad Köln. Hij studeerde jazz, aanvankelijk in Wenen en later ook in Köln en hij speelde samen met onder andere Frank Gratkowski, Wilbert de JOode, Thomas Lehn, Clayton Thomas en Paul Lytton. Verder is hij oprichter en lid van het Kölner Kollektivs für Improvisation & Aktuelle Musik.

Het zijn drie muzikanten met een rijke historie als het gaat om muziek en muzikale invloeden. Ize is het vierde album van het gezelschap als trio, na June 16th (2013), Drought (2016) en Otherwise (2018). Het bestaat uit vijf stukken, variërend in lengte van een klein vier minuten tot ruim zeventien minuten.

Als trio improviseren Hübsch, Martel en Zoubek op het scherpst van de snede. Wie dan denkt aan uitbundige of extreme muzikale uitspattingen, is eraan voor de moeite, want wat dit drietal doet is de scherpe randjes opzoeken in het minimalisme. Het aparte instrumentarium (tuba, objecten, viola da gamba, harmonica stemfluiten, piano en synthesizer) staat al garant voor een aparte luisterervaring, maar de muziek van de Oostenrijkers en Canadees is veel meer dan dat. Het is een masterclass in dosering, reductie, timing en het creëren van spanning.

Het instrumentarium biedt veel mogelijkheden en het is de kunst om daaruit alleen het essentiële te destilleren, alleen dat te spelen wat echt ter zake doet. Daarbij dient elk van de muzikanten rekening te houden met de inbreng van de andere twee leden van het trio. De drie improvisatoren lijken echter zo op elkaar ingespeeld, dat de muziek als vanzelf lijkt te stromen, hoe minimaal ook wordt gemusiceerd. De muziek klinkt vaak ook niet of nauwelijks geïmproviseerd, maar neigt qua opzet en klanken naar hedendaagse gecomponeerde muziek.

In de muziek van Hübsch Martel Zoubek zijn zowel de individuele klanken als de samenklanken belangrijk. ‘Any’ opent met dissonante akkoorden die meteen spanning oproepen en daarmee de oren doen spitsen. In het uitgeklede spel van het drietal schuilt een grote rijkdom aan klanken en elke vrijwel klank lijkt voor de muzikanten een onderzoeksobject, of vormt in ieder geval een deel van het gezamenlijke onderzoek naar hoe je muzikaal interessante en boeiende muziek kunt maken, als een schilderij dat tot stand is gekomen met slechts enkele penseelstreken.

‘Kolt’ is het langste stuk op het album. Zoubek kiest een paar pianonoten, Martel speelt een tweetonig motief op de viola da gamba, daarmee een beheerste cadans creërend, en Hübsch in de weer met een speelgoedpiano en andere kleine muziekinstrumentjes. De mooie, donkere en sombere toon van de tuba wordt verderop geïntroduceerd en daarmee verandert de klankkleur van het stuk, niet radicaal maar wel onmiskenbaar. Elke toon heeft een functie, vormt een cruciaal onderdeel in de breekbare muziek. Dat breekbare wordt benadrukt door de aanzetten van de tuba, die zacht zijn en soms gepaard gaan met het blazen van lucht. Een enkele keer beperkt Hübsch zich tot dat laatste aspect. De muziek kent overigens wel dynamische verschillen. Er zijn passages waarin de muzikanten hun activiteiten gelijk op laten gaan en dan ontstaan de meeste prachtige samenklanken.

De elektronische component wordt behoedzaam ingezet; de muziek klinkt merendeels akoestisch. Aan het eind van ‘Kolt’ is de invloed van de synth wel groot, als de muziek ritmische bewegingen gaat maken. Zeer spannend is het bijna onheilspellend klinkende ‘Lettik’, waarbij Martel klanken uit de viola da gamba peurt die je niet voor mogelijk zou houden, Zoubek de snaren van zijn piano rechtstreeks met de hand en met een voorwerp beroert en Hübsch zijn tuba zacht en sonoor laat klinken. Dat minimale muziek niet per se stilstaande muziek betekent, blijkt uit het begin van ‘Bard’, waarin jachtige klanken te horen zijn. Die maken verderop plaats voor dreiging, gemaakt met klanken die soms vanuit stilte lijken te ontstaan, maar keren ook weer even terug. Dat het minimalisme niet per se op fluistertoon hoeft te worden gebracht, bewijst het trio met het zeer luide gedeelte tegen het einde van ‘Bard’. In ‘Kult’ komen de ‘basisinstrumenten’ tuba, viola da gamba en piano vrijwel zonder toevoeging van andere instrumenten of objecten aan bod, met een even spannend resultaat als in de andere vier stukken op het album.

Het muzikale parcours is onvoorspelbaar, een belangrijke kracht van de muziek van dit trio, evenals het op rustige wijze steeds wisselende timbre. Het is ook geen minimalisme om het minimalisme: dit is simpelweg de muzikale taal die de drie muzikanten in onderling verband spreken. Het is een overtuigende taal waarin met abstracte middelen een levendig muzikaal universum wordt gecreëerd.

Ize bandcamp

Carl Ludwig Hübsch website

Philip Zoubek website