Raw Tonk, 2020
In het zuidoosten van Londen ligt een kleine winkel en bar met de opvallende naam waterintobeer. Men schijnt er een enorm scala aan bieren te verkopen. Daarnaast is het etablissement de thuisbasis van de BRÅK-improvisatieavond. Iedere maand spelen drie duo’s, bestaande uit drie gasten die elk worden gekoppeld aan een van de organisatoren: Cath Roberts, Tom Ward en Colin Webster. Tijdens een van deze avonden, op 6 april 2019, speelde Webster samen met de uit België afkomstige Martina Verhoeven. Een registratie van dat concert is nu als cd-r verschenen bij Websters Raw Tonk-label.
Webster en Verhoeven zijn geen onbekenden van elkaar. Zij maken samen deel uit van enkele incarnaties van Tonus, het minimal music-project van Verhoevens levenspartner Dirk Serries. Ook daarbuiten hebben de paden van de twee muzikanten zich met enige regelmaat gekruist. Zo speelde Verhoeven ooit een gastrol als contrabassist bij een concert van het Kodian Trio en verscheen eerder dit jaar de cd Praxis van het trio Serries/Verhoeven/Webster, waarop Verhoeven piano speelt en Webster zijn vertrouwde altsax.
Webster doet dat ook op Live at BRÅK, waar Verhoeven opvallenderwijs cello speelt. Beide muzikanten zijn thuis in vrije improvisatie en in muzikaal minimalisme en beide aspecten komen op het live-album aan bod, zij het – wat betreft het minimalisme – op een andere manier dan bij Tonus. Gedurende een kleine 28 minuten dagen de twee muzikanten elkaar uit, niet op opzichtige wijze, maar vindingrijk en met hoorbaar vertrouwen in elkaars mogelijkheden. Alles is in principe mogelijk, maar Verhoeven en Webster vinden een gezamenlijke muzikale taal, een met een aantrekkelijk maar ook dwars vocabulaire. De twee muzikanten zorgen daarbij voor een wisselende zinsbouw.
De interactie tussen de celliste en saxofonist zorgt voor spanning. De muziek klinkt dichtbij, alsof je op de voorste rij aan de voeten van het duo zit. Webster opent met zijn kenmerkende bibberende klanken, waar Verhoeven haar piepende en krakende tonen tegenover stelt. De saxofonist zet zijn spel kracht bij door het spelen van staccato noten, die hij afwisselt met ploppende klanken en robuuste riedels. Verhoeven strijkt, waarbij zij hoge iele klanken en lage volle klanken afwisselt. Er is geen doorlopende lijn, de muziek beweegt van frase naar frase.
Na vijf minuten volgt een percussief stukje, dat als vanzelf overgaat in een eerst energiek en vervolgens ingetogen gedeelte. Webster onderzoekt zijn hoge register, waar Verhoeven de samenklanken van de snaren beproeft. Mooi is het gedeelte waarin Webster met lucht speelt en Verhoeven langere tonen produceert. Maar niets duurt lang; het duo is alweer vertrokken voor de volgende muzikale ingeving voordat je beseft wat zojuist is gebeurd. Het gebeurt zonder haast, bijna als een vanzelfsprekendheid, waarbij elk van de muzikanten een gelijke inbreng heeft. Initiëren, reageren en luisteren lijken vrijwel gelijktijdig te geschieden.
De muziek van het tweetal kan hard en tegendraads klinken, rond de twaalfde minuut zijn beide luidruchtig in de weer, maar met hetzelfde gemak wordt overgegaan tot fluisterzacht spel, een paar minuten later. Dat is een lang gedeelte waarin Webster vooral met lucht speelt, zonder toon, en Verhoeven lange lage noten speelt, waar Webster weer op reageert met lange iele klanken. De muzikale bedrijvigheid heeft plaats gemaakt voor contemplatie, bedachtzaam spel waarin een zekere melancholie doorklinkt. Met enkele cellostreken en een paar saxnoten wordt op minimale wijze een spanningsboog gecreëerd. De muzikanten lijken zich in dit gebied thuis te voelen; een paar keer lijken ze toe te werken naar een luide passage, om vervolgens toch weer in het ingetogen spel terug te vallen. Maar dan natuurlijk weer anders dan voorheen.
Pas als het volume helemaal tot nul is teruggebracht, volgt weer een bedrijviger deel. Het is een behoorlijk contrast, maar het werkt als een soort bevrijding. De stemming is optimistischer, het spel frank en vrij, alsof in de laatste minuten nog gauw een flink aantal ideeën moet worden vormgegeven. Zo’n drie minuten voor het einde vinden Verhoeven en Webster elkaar, kleuren de instrumenten harmonieus bij elkaar. Het is een kort moment, ingeklemd tussen twee stukken waarin de muzikanten elkaar op inventieve maar ook luide wijze uitdagen.
Live at BRÅK is een album waarop Verhoeven en Webster ieder hun eigen muzikale ingevingen en fantasie gebruiken in een lange improvisatie waarin veel mogelijk is. In het spel van de twee zit een overeenkomst als het gaat om spelopvatting en om speelsheid, zelfs al wordt soms dwars tegen elkaar in gespeeld. De muzikanten klinken in al hun tegendraadsheid gelijkgestemd. Het levert een mooi half uurtje vrije improvisatie op met creatief en onconventioneel spel.