Fonó Budai Zeneház, 2020

En dan is daar ineens de nieuwe Besh o droM. Al een paar maandjes uit ook. Even niet opletten en weer wat gemist. Hoewel, even? Het vorige album van de Hongaarse band, Kertünk Alatt, dateert uit 2011. In de tussentijd is de band wel actief gebleven, maar een nieuw album zat er kennelijk niet in. Met 20 bewijst de band dat er nog volop leven in Besh o droM zit. In de studio; live zat het de afgelopen jaren ongetwijfeld al snor.

De nieuwe plaat markeert tevens het twintigjarig bestaan van de in Boedapest opgerichte band. Dat was overigens in 1999, maar debuutplaat Macsó Hímzés verscheen in 2000. De rond de kernleden Ádám Pettik (percussie en zang) en Gergely Barcza (altsaxofoon, kaval, EWI en klarinet) geformeerde groep kende in de loop der jaren de nodige bezettingswisselingen, maar is zijn kenmerkende stijl altijd trouw gebleven.

De band haalt zijn invloeden uit de balkan en het midden-oosten en uit folk en gypsy en de muziek wordt regelmatig met een flinke dosis rock geïnjecteerd. De verschillende invloeden in combinatie met de stevige aanpak maken dat de muziek van Besh o droM zich onderscheidt van die van de vele balkangroepen die de afgelopen twintig jaar ook in West-Europa voet aan de grond hebben proberen te krijgen. Daarnaast is het spel vaak virtuoos zonder dat daarbij een spatje energie verloren gaat.

De vorige plaat van Besh o droM was niet de sterkste uit het oeuvre van de band. De songs waren net een tikje minder dan die op de voorgaande platen en Barcza toonde zich nogal verliefd op zijn EWI (Electronic Wind Instrument), waardoor dat instrument een te prominente rol vervulde op het album. Nu is Besh o droM een band met oog en oor voor moderne klanken, maar het geluid van de EWI kleurde niet optimaal bij dat van de overige (blaas)instrumenten. Dat de mede-oprichter ook live veel met zijn EWI in de weer was, blijkt ook uit het fotoboek met foto’s van concerten waarin het nieuwe album is verpakt.

Op 20 neemt de band, en vooral ook Barcza, op daverende wijze revanche. Het songmateriaal is dik in orde en de EWI wordt veel minder ingezet. Het instrument is wel regelmatig onderdeel van razendsnelle motieven en riffs die Besh o droM op de luisteraar afvuurt, maar ligt ingebed in de algehele sound. Dan blijkt de klankkleur van het instrument wel degelijk te passen bij het instrumentarium. Bovendien kunnen sommige extreem snelle loopjes met behulp van dit instrument makkelijker worden genomen.

Gebleven is de wat minder volle sound ten opzichte van de eerste tien jaren van het bestaan. Die tendens was op het vorige album al ingezet en de lijn wordt nu doorgetrokken. Dat wil niet zeggen dat de rock aan invloed heeft ingeboet. De muziek ademt gewoon wat meer. Daar is ook de puike productie debet aan, want 20 klinkt als een klok. Nergens wordt de soms toch behoorlijk drukke muziek een brij en vooral het basgeluid is magnifiek.

Dat laatste is een duidelijk verschil met de vorige platen en je zou zelfs kunnen denken dat Besh o droM een nieuwe bassist in de gelederen heeft. Niets is minder waar, maar de elektrische bas van Attila Herr klinkt hard, zuiver en droog en vormt met subtiele maar ook rockende en zelfs funky baslijnen een perfecte ondergrond voor het melodieuze werk van de blaasinstrumenten, cimbalom en accordeon. De invulling met saxofoon(s) en klarinet levert nog altijd prachtige klanken op en het hese geluid van de kaval is zoals altijd een belangrijke factor in een aantal songs.

Bovenal is 20 een feest om naar te luisteren. Zo is ‘Noch Dazu’ een dansbaar, door de kaval geleide instrumental, waarin halverwege een bijna funky groove wordt gevonden, terwijl de balkansound overeind blijft. De slapping bass in opener ‘Atom Csocsek’ is ook een mooie invulling in de sowieso heerlijk rockende opener. Besh o droM is ten opzichte van Kertünk Alatt, niet geswitcht van zangeres en Lili Kaszai bewijst haar waarde onder andere in het melodieus en qua muzikale invulling fraai opgebouwde ‘Száll A Kakukk’ (samen met Pettik) en het gevoelvolle ‘Jamange’. Curieus is het citaat uit de Sex Pistols-song ‘God Save The Queen’ in de rocksong ‘Vaságy’. Tot slot doet het uitbundige ‘Bál’ een gooi naar de titel “polka van het jaar”, al is de song in feite al een paar jaar oud en is ook een ska-invloed te horen.

Besh o droM doet op 20 vooral waar het goed in is: het traditionele en het moderne verenigen en van een flinke scheut energie voorzien. Dat levert op dit album twaalf pakkende songs op, soms ronduit opwindend, soms met een melancholieke ondertoon. Goed dat er een nieuwe plaat is. Nu niet weer negen jaar wachten, alsjeblieft.

Besh o droM website