Gizeh, 2020
Aan de stroom releases van gitarist Aidan Baker komt nooit een einde, zo lijkt het. De in Berlijn wonende Canadees vindt steeds weer wegen om zijn op ambient en drone gebaseerde muziek net even anders in te kleden, solo of in samenwerking met andere muzikanten. Samen met de Britse violist Simon Goff en de Amerikaanse slagwerker Thor Harris levert dat muziek op die, naast ambient en drone, een post-rockelement bevat. Dat was goed te horen op het in 2017 verschenen Noplace.
Nu is de opvolger van dat album daar, getiteld The Bit, en daarop worden wat accenten verlegd. De post-rock is wat naar de achtergrond gedreven, maar dat leidt niet tot een album met statische ambient en drone. Integendeel: de muziek is levend, in beweging en bevat door Harris’ inbreng een duidelijk percussief stempel. Bovendien is het een gevarieerd album, waarop Baker en Harris zich ook bedreven tonen op andere instrumenten. De hoofdmoot bestaat echter uit gitaar-viool-drums en die instrumenten staan in de handen van deze muzikanten garant voor ruim drie kwartier spannende muziek die zowel introvert als orkestraal kan klinken.
Het album opent met ‘Intro’, dat overigens ruim drie minuten duurt. Harris lijkt met zijn hihat af te tikken voor een flinke dreun, maar dat gebeurt niet. Hij roert zijn toms en doet dat beheerst, zij het steeds bedrijviger. Lagen gitaar en viool zorgen voor de ondergrond. Een repeterend motief van de viool duikt op, niet prominent op de voorgrond, maar verzonken in de droneklanken. In het titelstuk leggen met mallets beslagen toms een bedaard ritme over een gitaardrone. De viool klinkt iets naar achteren, alsof Goff zich verder van de microfoon af bevindt. Toch is hij duidelijk aanwezig en legt hij sfeervolle accenten. Later komt de viool meer naar voren en zorgt Goff voor het melodische aspect. Alles bij elkaar creëert het trio een dosis spanning, die niet wordt opgelost maar uitgebouwd.
‘Canter’ opent met een ritme van hihat, toms en een bel. Baker en Goff leggen daar mysterieuze klanken overheen. Baker speelt op dit stuk fluit. Fluit en viool hebben een gelijkwaardige rol, vullen elkaar perfect aan en kleuren prachtig bij elkaar. Het blaasinstrument is een welkome verrijking van het geluid, zeker als fluit en viool gaandeweg elk een eigen weg lijken te gaan maar elkaar niet uit het oog verliezen. Vervolgens voltrekt ‘Gait’ zich in een doom-tempo. Goff en Baker ontlokken sinister aandoende klanken aan hun instrument, terwijl Harris traag zijn bekkens en basdrum beroert. Vioolklanken komen over als vliegende vogels, terwijl daaronder de wat duistere klanken aanhouden en in kracht toenemen, niet in de laatste plaats doordat nieuwe lagen worden toegevoegd. Het prachtig opgebouwde stuk neemt zelfs orkestrale vormen aan, groots en meeslepend maar zonder dat het pompeus wordt.
In ‘Springenden’ horen we Harris op piano. Over zijn sprankelende spel wordt door Goff al strijkend geïmproviseerd, terwijl Baker voor de onderlaag zorgt. Vrij onopvallend klinken wat omgevingsgeluiden mee. Een voortstuwend ritme ontbreekt nu, maar de muziek is toch constant in beweging. Mooi is hoe Baker een ontregelende laag aanbrengt in het laatste gedeelte.
Slottrack ‘Wild at Heart’ neemt met 22 minuten bijna de helft van de totale speelduur van The Bit in beslag. Het trio neemt de tijd om de muziek zich te laten ontvouwen. Het begint klinkt rustig en aftastend, maar er hangt een zekere spanning onder de oppervlakte. Baker legt een meerlagige drone, maar improviseert daar ook mee. Goff is de bovenliggende partij: rustig maar gedecideerd strijkend, terwijl Harris percussieve accenten legt. Verderop is de slagwerker te horen op doedoek, een Armeens dubbelriet blaasinstrument, waarmee hij een gevoelvolle melodie speelt. Baker en Goff houden zich gedeisd, maar voeren onder het doedoekspel wel de spanning op met licht dreigende drones, waarbij het onderscheid tussen gitaar en viool wegvalt. Die spanning neemt, nadat de doedoek is weggevallen, bijna ondraaglijke vormen aan. Het glijdende spel op viool, enkele ijle klanken daaromheen en de donkere onderlaag van de gitaar zijn daar debet aan, evenals de spaarzame tom- en bekkenslagen. De sterkte en de gelaagdheid nemen langzaam toe, terwijl de muziek ook steeds gedetailleerder wordt. Rond de achttiende minuut wordt het parcours gewijzigd, worden harde klanken als opkomende geluidsstormen toegevoegd, terwijl de zware onderlaag juist wegvalt en ook overigens het aantal lagen wordt verminderd. De klankkleur van het stuk is compleet veranderd, maar de oorspronkelijke gedachte staat nog overeind.
Baker, Goff en Harris maken met The Bit een schilderachtig album dat variatie biedt maar qua stemming toch redelijk constant blijft. In de details is veel schoonheid te vinden en diezelfde details zorgen ervoor dat na meerdere luisterbeurten nog steeds nieuwe elementen in de muziek zijn te ontdekken. Deze muzikanten lijken voor elkaar gemaakt en hopelijk krijgt de samenwerking ook na dit album een vervolg.