Stickman, 2020

Als er iets is wat het Noorse Motorpsycho niet wenst te doen, dan is dat zichzelf muzikaal beperken. De als metalband begonnen groep is via indierock en pop uiteindelijk uitgegroeid tot een progrock-monster dat met een bewonderenswaardige regelmaat albums maakt die bol staan van de ideeën en muzikaliteit en waarin de band er niet voor terugdeinst groots uit te pakken. Daarbij wordt niet op een minuutje meer gekeken; de discografie van de Noren kent aardig wat dubbelaars.

The All Is One is er ook een. Het is het laatste deel van de Gullvåg trilogie, na The Tower (2017) en The Crucible (2019). Håkon Gullvåg is de kunstenaar die verantwoordelijk is voor het artwork van de laatste drie uitgaven, inclusief het nieuwe album, waarvoor hij het artwork speciaal heeft gemaakt. Motorpsycho trekt op het nieuwe album de lijn van de twee voorgangers door, maar ontwikkelt zijn sound zoals gebruikelijk ook door. Op The All Is One zorgt dat voor een overtreffende trap: ten opzichte van de voorgangers is de muziek grootser, ambitieuzer, beter. De plaat is bijna topzwaar van alle muzikale ingevingen, maar die worden stuk voor stuk subliem vormgegeven.

Om de muziek van Motorpsycho te kunnen waarderen, moet je een open geest hebben en niet te veel aan een genre hangen. Het Noorse drietal heeft volledig lak aan muzikale grenzen en doet waar het zin in heeft. Als luisteraar moet je aan de bak, want de band serveert geen hapklare brokken maar ingenieuze stukken muziek waar je even op moet kauwen. Als een muzikale vertelling een half uur in beslag neemt, dan is dat maar zo en wordt dat volle half uur uitgetrokken om de muziek zich te laten ontspinnen. De laatste keer dat Motorpsycho Roadburn aandeed, opende de band met zo’n track (‘Un Chien d’Espace’).

Op het nieuwe album gaat Motorpsycho nog een stap verder: het bevat een vijfdelige suite die in totaal 42 minuten in beslag neemt. ‘N.O.X.’ is oorspronkelijk geschreven voor een ballet, maar vormt nu het hart van The All Is One. Wat in het stuk voorbijkomt, is te veelomvattend om te beschrijven. Hardrock, progrock, indierock, pop, jazz, klassieke structuren, psychedelische rock, Scandinavische folk: het zijn een aantal elementen waaruit de muziek van de Noren is opgebouwd. Het ruim vijftien minuten durende vierde deel (‘Night of Pan’) groeit naar een stuwend laatste stuk dat eindeloos zou mogen duren en wordt dan nog eens overtroffen door de onweerstaanbare climax van het vijfde deel (‘Circles Around The Sun Pt. 2’). Binnen elk deel van de suite worden meerdere muzikale ideeën uitgewerkt en als geheel behoort ‘N.O.X.’ ongetwijfeld tot de hoogtepunten in het oeuvre van de band.

Vocaal is de groep sinds men zich met Let Them Eat Cake (2000) aan pop waagde enorm gegroeid. Opduvel wil nog wel eens terugverlangen naar een oerschreeuw als in ‘Nothing To Say’, maar die tijd ligt ver achter ons en de manier waarop de band nu vocaal actief is, inclusief meerstemmige koortjes, past goed bij de progressieve muziek die men tegenwoordig maakt. Met de inmiddels niet meer zo nieuwe drummer Tomas Järmyr heeft de band goud in handen: de ritmes buitelen soms over elkaar heen en de ritmisch complexe stukken klinken soepel, alsof de drummer het in een handomdraai doet.

Het kerntrio (Bent Saether, Hans Magnus ‘Snah’ Ryan en Tomas Järmyr) laat zich ook op The All Is One bijstaan door gastmuzikanten: Reine Fiske (Landberg, The Amazing, Dungen, Fire! Orchestra, Paatos en Träd Gräs och Stenar), Lars Horntveth (Jaga Jazzist, Amgala Temple) en Ola Kvernberg (Steamdome, Ingebrigt Haker Flaten en Trondheim Jazz Orchestra) verrijken het geluid met onder andere gitaar, synths, mellotron, blaasinstrumenten en strijkinstrumenten. De invloed van de gasten is ten opzichte van de eerdere albums toegenomen. De op dit album werkelijk prachtig uitgewerkte arrangementen zijn inventief en overvloedig en er is ook ruimte voor solopassages. Zo mag Kvernberg uitgebreid soleren op viool in ‘N.O.X. I: Circles Around The Sun Pt. 1’.

Tegenover de breedvoerige en diepgaande stukken, staan een paar korte rustpunten, zoals ‘A Little Light’ en ‘The Dowser’, waarin de muziek opvallend klein wordt gehouden. Ze passen prima in het extensieve geheel. Opvallend is ook het veelvuldig gebruik van de akoestische gitaar, die regelmatig mooi is ingebed in de instrumentatie, maar in ‘A Little Light’ prominent naar voren komt.

The All Is One is een plaat van een band die nooit op zijn lauweren rust. Van consolidatie is alleen sprake als het om de stijl van de band gaat (al is die opgebouwd uit verschillende elementen), maar verder ontwikkelt de band zich zoals altijd. Dat uit zich deze keer vooral in de arrangementen en de zeer veelzijdige muzikale invulling. Uitblinken in bescheidenheid deed de band nooit en op de nieuwe plaat is elk stuk een kunstwerkje op zich. In tegenstelling tot sommige andere dubbelaars van Motorpsycho, staat er dit keer geen minuut te veel op. Een prachtplaat.

Motorpsycho website