Setola di Maiale, 2020

Mia Zabelka is een van oorsprong klassiek geschoolde Oostenrijkse violiste, improvisator en componiste die zowel elektrische als akoestische viool speelt, elektronische effecten gebruikt en ook haar stem als instrument inzet. Zij gebruikt geluid als een fysiek fenomeen, zoekt grenzen op in experimentele performances en zet vraagtekens bij gevestigde begrippen. Op geluidsdrager is de violiste te horen in uiteenlopende muziekvormen, variërend van ambient-texturen tot felle vrije improvisaties.

Hoe intens de muziek van Zabelka kan zijn, komt goed tot uiting op haar in 2017 verschenen derde solo-album Cellular Resonance. De Oostenrijkse durft extreem te zijn en zoekt de grenzen op van rock, vrije improvisatie, drone en noise. Om de muziek op dat solo-album op waarde te kunnen schatten, is het verstandig om als luisteraar je verwachtingspatroon opzij te schuiven en met een open geest naar de muziek te luisteren. Dan openbaart zich de lawaaiige schoonheid van de muziek.

De elektronische kant van Zabelka wordt achterwege gelaten op Myasmo. Dat is een live-album bestaande uit vier solo-improvisaties die zijn opgenomen in vier verschillende steden. Zabelka beperkt zich tot akoestische viool en vocalen, waarbij zij zich een bedreven stemkunstenaar toont. Dat de violiste geen elektronica inzet, betekent geenszins dat de improvisaties minder intens, weerbarstig en grensoverschrijdend zijn. De Oostenrijkse is nu eenmaal een muzikante met een hart voor de ruwe kant van vrije improvisatie.

Overigens zijn de stukken op Myasmo niet helemaal vrij geïmproviseerd. Er is sprake van een raamwerk waarbinnen de violiste opereert. Zij neemt echter de vrijheid om buiten dat raamwerk te treden en laat zich daarbij inspireren door de plaats waar zij verblijft en de ruimte (inclusief toehoorders) waarin zij opereert.

Zabelka opent ‘London​​’ met een aantal frasen die haar klassieke achtergrond verraden. De violiste is in staat om ‘mooi’ te spelen. Van daaruit wordt haar spel steeds vrijer. Dat begint met het spelen van pizzicato noten en breidt zich uit naar spel waarin de vocalen een rol spelen. Die vocalen dienen als extra instrument en variëren van fluisteren tot woordloos murmelen en grommen tot het uiten van snelle klankstoten. In het vioolspel na die fase is opvallend hoe vol de klank van het toch vrij kleine instrument kan zijn. Zabelka wisselt technieken af: spel met een harde attaque gaat in no time over naar het spelen van gebonden passages en vice versa. In het laatste gedeelte wordt de agressieve kaart getrokken met felle hoge tonen en het geselen van de snaren met harde strijkbewegingen.

Ook ‘Le Havre​​’ heeft een redelijk klassiek vertrekpunt, maar klinkt toch volstrekt anders dan ‘London’. Het melodieuze spel bevat gaandeweg een paar weerbarstige en ontregelende trekjes en zodra de stemkunst zijn intrede doet, samengaand met pizzicato spel, wordt het vertrekpunt losgelaten en kan de muziek al improviserend alle kanten op gaan. Met haar vocale spel weet Zabelka aan te sluiten op het snelle vioolspel, inclusief schrapen en krassen. Het fijne gevoel voor melodie en de hang naar compromisloze improvisaties gaan goed samen in het gedeelte dat daarna komt. Magnifiek is het spel met ijle, piepende klanken, gevolgd door door rockmuziek beïnvloedde harde klanken en de manier waarop Zabelka die twee elementen combineert. Het stuk eindigt met tinkelende vioolklanken.

Het derde stuk is opgenomen in ‘Vienna’, de geboorteplaats van de violiste. Dit stuk opent met een aantal korte frasen achter elkaar, waarin Zabelka al strijkend melodieus spel afwisselt met gestreken en geplukte staccato noten. Dit mondt uit in een gedeelte waarin de Oostenrijkse op haar viool meerdere partijen tegelijkertijd lijkt te spelen. De stem fungeert weer als extra instrument en daarmee wordt het eigenwijze experiment benadrukt. Daarna speelt Zabelka lange noten, die van kartelrandjes worden voorzien met een paar goed geplaatste accenten, vaak aan het begin of het einde van een frase. Die randjes zijn de voorbode van de krassende en schurende fase die volgt. Dat gebeurt op zo’n sublieme manier, dat je bijna niet kunt geloven dat je luistert naar slechts één instrument, bespeeld door twee handen en een strijkstok, zonder elektronische input of andere hulpmiddelen.

‘Tønsberg’ is met ruim 18 minuten het langste stuk op het album. Ook nu opent Zabelka met korte frasen, waarin het spel afwisselend robuust, kwiek en gevoelvol klinkt. De ideeën zijn helder, het is geen chaotisch parcours dat de violiste aflegt. Wel is de ideeënrijkdom groot, waarin het snelle schakelen tussen technieken bewondering wekt. Uiteraard ontbreekt het vocale gedeelte niet en daarin toont Zabelka zich nog wat expressiever dan in de andere drie stukken. Mooi is hoe de muzikante speelt met stilte in een gedeelte waarin zeer korte fragmenten worden gespeeld en die stilte als onderdeel van de muziek kan worden gezien. Het spel wordt experimenteler, met soms een percussieve inslag, soms een melodieuze opleving, maar ook met schurende en wringende geluiden waarvan je niet zou denken dat die aan een viool te ontlokken zijn, zeker niet tegelijkertijd.

De vier stukken vanuit vier verschillende plaatsen gaan elk een andere richting uit, maar lijken wel een vergelijkbaar uitgangspunt te hebben. Ook in de uitwerking zijn overeenkomsten te ontdekken. De muziek is beslist niet structuurloos, zelfs niet als Zabelka extreme hoeken van het muzikale spectrum opzoekt. De ideeën zijn talrijk en de muziek vraagt weliswaar wat van de luisteraar, maar geeft uiteindelijk – al is het op compromisloze wijze – zijn schoonheid prijs.

Myasmo bandcamp

Mia Zabelka website