Small Scale Music, 2020
De Canadese saxofonist Yves Charuest is al muzikaal actief sinds de jaren tachtig. Toch is Le Territoire de l’Anche zijn eerste soloplaat. Charuest maakte van 1985 tot 1990 deel uit van het Peter Kowald Trio en speelde ook vaak met de Zuid-Afrikaanse drummer Louis Moholo. Daarnaast heeft hij samengewerkt met verschillende improvisatoren (onder andere William Parker, Nate Wooley, Roscoe Mitchell, Mark Sanders, Steve Noble) en elektro-akoestische componisten (Jean-François Denis, Jef Chippewa, Jean Piché).
Heden ten dage is de saxofonist betrokken bij vele projecten, zoals Duo Charuest-Caloia, Now and Then, Charuest/Shalabi/Caloia, Ratchet Orchestra, Charuest/Ellis/Valsamis, een duo met de Britse violist Benedict Taylor en een duo met danseres Alanna Kraaijeveld. Tevens werkt de Canadees aan specifieke projecten met elektro-akoestisch componiste Gilles Gobeil en het Bozzini Quartet.
Charuest heeft zich dus zowel beziggehouden met geïmproviseerde als met genoteerde muziek, en ook met combinaties van die muziekvormen. De brede muzikale belangstelling en vele muzikale samenwerkingen hebben geleid tot een solo-album dat de nodige opzien baart. Hoeveel ervaring de saxofonist ook heeft, er is werkelijk niets routinematig aan dit album. De Canadees is een muzikaal avonturier en hij is beslist niet uit op het pleasen van zijn publiek. Op Le Territoire de l’Anche experimenteert Charuest volop en op eigenzinnige wijze. Dat levert een niet al te makkelijk, maar uiteindelijk zeer bevredigend album op met uitdagende improvisaties.
De muziek die Charuest speelt op zijn solo-album is niet in overeenstemming met de schoonheidsleer. Wie een zwoele, gepolijste of ‘normale’ saxofoontoon verwacht, komt bedrogen uit. De man uit Montréal onderzoekt de niet-conventionele akoestische mogelijkheden van de altsaxofoon. Vaak klinkt de muziek alsof hij het zichzelf moeilijk maakt, hindernissen creëert waardoor de tonen moeizaam tot stand komen of lastig te controleren zijn. Dat levert een spanningsveld op en die spanning brengt hij ook over op de luisteraar.
Die moet waarschijnlijk wel wat moeite doen om de muziek te kunnen appreciëren. De beloning is echter groot. Vergelijkingen maken met andere saxofonisten is eigenlijk ondoenlijk, maar er zijn wat raakvlakken met het solowerk van Albert Cirera en Achilleas Polychronidis, twee muzikanten met een voorliefde voor het experiment en een broertje dood aan gangbare esthetische normen.
Maar waar luisteren we precies naar op dit album? In ieder geval naar een muzikant voor wie naast de toon van het instrument ook de geblazen lucht en het bewegingsmechanisme van de altsax als belangrijk onderdeel van de muziek worden gezien. Een aantal terugkerende muzikale uitingsvormen zijn robuuste en rauw trillende tonen, doorschieten naar het topregister en terug, het geluid van dichtslaande kleppen en lucht die langs het mondstuk wordt geblazen. Je zit er als luisteraar dicht op; alles is hoorbaar: van piepende, schelle tonen tot fluisterzachte passages met ruisende lucht.
In ‘Stretched Sketch’ komt de speelsheid van de muziek goed naar voren. Het doet soms denken aan druk in de weer zijnde jonge vogeltjes, die een enorme hoeveelheid externe prikkels hebben te verwerken. Vooral het gedeelte waarin nauwelijks een toon te horen is, maar de lucht en kleppen des te meer, is fascinerend. Regelmatig is de toon van de saxofonist bijtend en fel, bijvoorbeeld in ‘Arundo Donax, Adorno Don’t Ask’, waarin met de nodige agressie rondom, maar vooral vaak in het altissimo-register wordt gespeeld, met extreem hoge en schelle tonen als uitschieters. Dat het spel rondom het hoogste register ook met iets meer rust mogelijk is, wordt bewezen in ‘Rohrwurm’.
In ‘Die Überzeugungskraft der Luft’ wordt, zoals de titel doet vermoeden, gespeeld met lucht. Af en toe klinkt een piepende toon tussendoor en de nerveuze bewegingen van de kleppen zijn ook een essentieel onderdeel van het stuk. In ‘Sourd Comme l’Oreille d’une Cloche’ krijg je het gevoel niet naar een elegant gevormde saxofoon te luisteren, maar naar een industrieel vervaardigde buis met kleppen waar geluid uit komt. Vegende, schurende en zagende klanken worden gecombineerd met een metalige toon.
Het spel van Charuest bivakkeert veelal in de hogere regionen, maar in het lange ‘Exquisite Corpus Callosum’ wordt ook het lagere register verkend. Natuurlijk geschiedt ook dat op geheel eigen wijze, met onder meer experimenten met verschillende aanzetten, staccato spel, trillende tonen en snelle zenuwachtige loopjes.
Le Territoire de l’Anche telt elf stukken, elk met zijn eigen specifieke kenmerken. Soms lijkt de muziek vanzelf een richting op te schieten, alsof het instrument een eigen leven leidt zonder dat de muzikant er controle over heeft. Dat is uiteraard schijn, want steeds blijkt bij doorluisteren dat Charuest de volledige beheersing over zijn altsax heeft en exact die klanken fabriceert die hij wil. Het is uneasy listening, maar voor de avontuurlijk ingestelde, open minded muziekliefhebber een feest voor de oren.