De in Los Angeles wonende multi-instrumentalist (met saxofoon als hoofdinstrument) en improvisator Patrick Shiroishi beleeft een bijzonder productieve tijd als het gaat om het uitbrengen van muziek. In de maanden april, mei en juni verschenen maar liefst vijf releases, op diverse labels. Shiroishi is een ruimdenkende saxofonist die zich in verschillende bezettingen thuis voelt. De vijf hieronder besproken uitgaven zijn een bewijs van zijn veelzijdigheid én vestigen de aandacht op een aantal andere interessante muzikanten, veelal afkomstig uit het westen van de Verenigde Staten.
Byrnes/Shiroishi/Wyche – Long Day

Astral Spirits, 2020
Ted Byrnes is een drummer/percussionist die in Boston studeerde maar tegenwoordig in Los Angeles vertoeft. Hij heeft een jazzachtergrond, maar voelt zich heden ten dage ook senang in onder andere vrije improvisatie, elektro-akoestische muziek en noise. Gitarist Daniel Wyche komt uit Chicago. Hij prepareert zijn instrument en werkt met verschillende technieken en effectpedalen om tot zijn eigen sound te komen. Samen met Shiroishi staan Byrnes en Wyche garant voor robuuste en rijkgeschakeerde vrije improvisaties.
Long Day is op cassette uitgebracht, maar als je het album via bandcamp downloadt, krijg je twee tracks meer, die bij elkaar een dikke vijfentwintig minuten muziek bevatten. De muziek laat een trio horen dat vrij improviserend durft uit te halen, het maken van noise niet uit de weg gaat en daarin zelfs behoorlijk ver kan gaan. De stevige passages worden afgewisseld met ingetogen frasen, waarin de spanning om te snijden is en de klankkleur van vooral de gitaar zorgt voor een elektrische lading die om verlossing vraagt.
Drummer Byrnes is niet zozeer gangmaker als wel ritmisch wonder en onruststoker; hij is overal. Zijn drumkit heeft geen zware sound, maar klinkt licht, wat het inventieve, drukke maar soms ook subtiele spel ten goede komt. Shiroishi bespeelt een aantal saxofoons, waaronder in ieder geval alt, tenor en sopraan of sopranino. Het samenspel tussen hem en gitarist Wyche is subliem: losjes en individueel, met een goed oor voor het moment waarop ruimte moet worden genomen of gegeven. Wyche weet te imponeren met een scala aan aparte gitaartonen die hij uit zijn instrument tovert. Ook Shiroishi weet klanken aan zijn instrument te ontlokken die niet onder het kopje ‘conventioneel’ kunnen worden geschoven.
‘1’ is een korte en felle improvisatie, waarbij de gitaar alle kanten op vliegt en qua klank regelmatig doet denken aan een synthesizer. ‘4’ is aanvankelijk ook een onstuimig stuk, waarin het drietal met een punky attitude improviseert, waarna er even tijd is voor contemplatie. In de langere stukken ‘2’, ‘4’, ‘5’ en ‘6’ is er meer ruimte om gas terug te nemen, maar in de rustige passages is het vrijwel nooit rustig. Zo kent ‘2’ een ogenschijnlijk ingetogen gedeelte, waarin toch de nervositeit overheerst doordat elk van de muzikanten bedrijvig in de weer is om met nieuwe vondsten bezit te nemen van de ruimte. In de lange en prachtige afsluiter ‘6’ (op de cassette beslaat het stuk kant A) blijft het trio lang ingehouden broeden, onrustig maar ook het geduld bewarend, soms ook met ambientachtige texturen, om daarna even los te barsten, waarna fluisterzacht wordt geëindigd.
Long Day is een album van drie volstrekt gelijkwaardige muzikanten die elkaar uitdagen, die over een groot muzikaal arsenaal beschikken en die een fijn gevoel voor tegendraadse avant-garde koppelen aan opwindende vrije improvisatie.
Tom Djll & Patrick Shiroishi – Scatter Patterns

Eigen beheer, 2020
Scatter Patterns is een eenentwintig minuten durende track van Shiroishi en de elektronica- en trompetpionier Tom Djll. Op deze korte uitgave beperkt Djll zich tot Serge-, Bug Brand- and Bastl-elektronica. Shiroishi speelt zowel alt- als tenorsax. Het betreft een improvisatie op afstand, opgenomen in Los Angeles en Belmont, Californië.
Djll is niet de elektronische begeleider van Shiroishi’s saxspel. Hij neemt regelmatig de leidende rol op zich, hoewel van een hiërarchie niet echt sprake is. Beide muzikanten laten hun fantasie de vrije loop en dat levert een afwisselend levendig, spannend en vreemd stuk op waarin de muzikanten het experiment laten prevaleren zonder in kunstjes of technisch machtsvertoon te vervallen. Het klinkt soms zo druk als een ouderwets computerspelletje, maar er valt meer te beleven.
In de rustige passages kruipt de spanning onderhuids en voelen zowel Djll als Shiroishi haarfijn aan hoe die spanning te handhaven. De elektronica wordt subtiel ingezet maar kan plots uitschieten en Djll weet een paar keer dwars door een saxriedel te lubberen. Shiroishi gebruikt zijn stem, die door het instrument enigszins wordt vervormd. Beide muzikanten deinzen niet terug voor een extreem geluid hier en daar; zowel sax als elektronica produceren soms ongemakkelijk piepende klanken. Fascinerend zijn de elektronische draaiende bewegingen die Djll legt onder de hoge klanken die Shiroishi uit zijn altsax tovert.
Het is geen gemakkelijke kost die de twee mannen van de Amerikaanse westkust de luisteraar voorschotelen. Je moet houden van elektronische piepjes en bliepjes en van nerveus heen en weer schietende patronen, plus een voorliefde hebben voor vrije improvisatie. Diegene wacht een ruim twintig minuten durende, enerverende en dynamische improvisatie.
Baiza/Fogel/Shiroishi – The Hound, the Toad and the Hare

Personal Archives, 2020
Joe Baiza was de gitarist van Saccharine Trust en later van Universal Congress Of. Dat is een tijd geleden, maar Baiza is nog steeds actief, getuige ook het twee jaar geleden verschenen Two Duos (met Jason Kahn en Felix Gebhard). De gitarist is thuis in zowel (post-)punk en (post-)hardcore als (free- en funk-)jazz. Corey Fogel is een drummer uit Los Angeles die thuis is in rock, jazz, noise, folk en kamermuziek.
Het is verleidelijk om The House, The Toad and the Hare te vergelijken met Long Day. Het gaat immers om twee sax/gitaar/drums-trio’s. De dynamiek is heel verschillend. Het gitaargeluid van Baiza is al zo anders dan dat van Wyche, dat vergelijken eigenlijk geen zin heeft. Dit is een trio dat weliswaar ook vrij geïmproviseerde muziek maakt maar op heel andere wijze dan het trio Byrnes/Shiroishi/Wyche.
Dit trio houdt de improvisaties relatief compact, al lopen ze min of meer in elkaar over. Geen van de stukken is langer dan zes minuten. De muziek heeft raakvlakken met jazz en rock en is speels, avontuurlijk en bedrijvig. Zelfs in op het eerste gehoor inleidende schermutselingen (zoals opener ‘I’) testen de muzikanten uitdagend de mogelijkheden af en is er leven in de brouwerij. Baiza’s gitaartoon is helder, in snelle loopjes neigt het geluid een enkele keer naar surf, maar met die muziek heeft die van dit trio niet zoveel uit te staan.
Fogel is druk in de weer en heeft een zware sound in de basdrum, die goed doorklinkt en soms ook echt als een bas klinkt. Het is nergens log of traag, maar speels en fantasierijk. Shiroishi is de inventieve saxofonist die zich van verschillende technieken bedient, knetterhard en fluisterzacht kan spelen (wat hij allebei doet in afsluiter ‘VI’), maar ook weet wanneer hij stil moet houden om drums en gitaar ruimte te geven. Zo kent ‘III’ een prachtig duet met bekkens en staccato gitaar. ‘IV’ laat zowel het melodieuze vernuft als het ruwe improvisatietalent van Baiza en Shiroishi horen. Fogel is de onrustig woelende factor. Hij imponeert ook met nadrukkelijk spel op de toms in ‘V’.
De muziek kan alle kanten uit bij dit trio, maar de muzikanten voorkomen dat het te veel gaat uitwaaieren. De focus gaat nooit verloren. Daar komt bij dat behalve het individuele spel ook de sound van het trio als geheel indrukwekkend is.
Patrick Shiroishi & Dylan Fujioka – Neba Neba

Cacophonous Revival, 2020
Drummer Dylan Fujioka en Shiroishi zijn geen onbekenden van elkaar. Beiden maken ze deel uit van de progressieve rockband Upsilon Crux. Twee jaar geleden maakten ze samen met keyboardist Paco Casanova het album Kage Cometa. Vorig jaar verscheen een uitgave met saxofonist Vinny Golia en drummer/percussionist Alex Cline onder de titel Borasisi. Neba Neba is wel de eerste release van Fujioka en Shiroishi in duoverband.
Fujioka is een drummer die in zijn eentje de hele ruimte kan vullen. Hij is de perfecte sparringpartner voor Shiroishi, die flink tegengas krijgt. Daar blijft het echter niet bij, want in de twee lange tracks en een kort stuk laten de muzikanten horen ook zeer subtiel in de weer te kunnen zijn. Ook is er ruimte voor solopassages. Ondanks de lengte en afwisseling van ‘Lucky Boys’ (25 minuten) en ‘Chorizo’ (29 minuten), blijft sprake van een zekere flow, waardoor de muziek blijft stromen en nergens inzakt.
Mooi is hoe Fujioka ritmische patronen weeft rond het spel op alt- of baritonsax van Shiroishi, die zijn melodische kant volop benut maar ook technieken gebruikt waarbij hij bijvoorbeeld zijn stem inzet. De drumkit klinkt vol en omdat er geen derde muzikant in het spel is, komt het sublieme spel van de drummer volledig uit de verf. Spannend is het gedeelte in ‘Chorizo’ waarin Shiroishi slechts lucht blaast en Fujioka alleen de bekkens beroert. De drumsolo die erop volgt, doet bijna vermoeden dat er meer dan één muzikant aan het werk is. Die solo wordt dan weer gevolgd door een gedeelte waarin Shiroishi zijn riet met een aparte techniek laat trillen en zijn instrument polyfonisch laat klinken.
De aangehaalde passages zijn maar enkele voorbeelden van wat er zoal gebeurt op Neba Neba. De muzikanten dagen elkaar uit en hebben daar hoorbaar plezier in. Het hele album straalt een ongekende spelvreugde uit, of er nu fel wordt uitgehaald of juist uiterst behoedzaam wordt gemusiceerd. In beide aspecten tonen Shiroishi en Fujioka zich zeer bekwaam.
Radu Malfatti – Benkyou

B-Boim, 2020
Radu Malfatti is een Oostenrijkse componist en muzikant, die als een van de leidende figuren binnen het reductionisme wordt beschouwd. Benkyou is een compositie van zijn hand die hij heeft opgedragen aan Shiroishi en schrijver/dichter Andrew Choate. Shiroishi voert het werk uit op altsax.
Het gaat bij deze muziek echter niet alleen om gespeelde noten (dat is er overigens maar een), maar om wat daaromheen gebeurt. Het werk bestaat uit stilte die herhaaldelijk wordt onderbroken doordat Shiroishi een noot speelt. De lengte van die noot varieert, maar niet extreem. De saxofonist speelt met veel valse lucht, zodat je niet een zuivere noot hoort, maar ook variaties in het spelen met lucht. Het betreft ook geen klinische studio-opname waarin alle omgevingsgeluid is weggepoetst. Je hoort wanneer de saxofonist zijn instrument naar zijn mond brengt en dat hij met zijn lippen zijn mondstuk en riet beroert als hij gaat spelen of stopt met spelen.
Op de achtergrond is het geluid van verkeer te horen, evenals het zachtjes ruisen van de opname. Dat doet de vraag rijzen wat stilte nu eigenlijk is. “How hard is it to find a silence that hasn’t already been found?”, luidt de interessante vraag van Francis Brown, die als motto staat vermeld bij Benkyou. Bestaat echte stilte, of bestaat een stilte die niet gehoord wordt? Zijn er verschillende soorten stilte? De stilte na een ingrijpende gebeurtenis, is een andere dan de verwachtingsvolle stilte voor een positieve belevenis. En er bestaat natuurlijk de ongemakkelijke stilte. Of je die auditief ervaart of alleen geestelijk, is een nieuwe vraag.
In het werk van Malfatti is de stilte geen statisch gegeven. Dat komt niet alleen door de omgevingsgeluiden, maar ook door het saxspel van Shiroishi. De pauzes tussen de noten zijn geladen, roepen een zekere spanning op of geven juist een rustig gevoel. Het hangt waarschijnlijk ook van je stemming af. Dat is het interessante van Benkyou: de stilte is geen stilte, of – als je het anders wilt bekijken – is variabel. Dat zorgt er weer voor dat het luisteren naar dit minimalistische werk een boeiende en actieve bezigheid is.