De immer productieve Rutger Zuydervelt, ook bekend onder de naam Machinefabriek, maakt niet alleen solo muziek, maar zoekt regelmatig de samenwerking met anderen. Zo werkte hij in duoverband samen met onder andere Mariska Baars, Michel Banabila, Chantal Acda, Tim Catlin, Jaap Blonk, Gareth Davis, Gonçalo Almeida, Bill Seaman, Aaron Martin, René Aquarius, Dirk Serries en Sarah Payton. Onlangs zijn weer twee uitgaven verschenen waarin de elektronica-pionier te horen is.
Rutger Zuydervelt & Bruno Duplant – L’incertitude

Crónica, 2020
Bruno Duplant is een uit het noorden van Frankrijk afkomstige muzikant die in zijn composities gebruik maakt van field recordings. Net als Zuydervelt gaat hij vaak samenwerkingsverbanden aan, maar het is de eerste keer dat deze twee muzikanten samenwerken. Dat is gebeurd door op afstand geluiden/composities uit te wisselen, zonder daar van tevoren uitgebreid over te discussiëren. De muziek is dus vrij intuïtief tot stand gekomen.
Het heeft geleid tot twee stukken van rond de 23 minuten, die bij het Portugese label Crónica op cassette zijn verschenen. Het is vaak moeilijk te onderscheiden wie van de twee een bepaald geluid maakt, maar dat doet er ook niet toe. Het is de manier waarop de elektronische geluiden, field recordings en muziekfragmenten zijn samengevoegd die zorgt voor een muzikale reis langs verschillende plaatsen. Welke dat precies zijn, is niet altijd duidelijk en dan is het aan de fantasie van de luisteraar om het verder in te vullen.
‘Le doute’ begint met pianoklanken en het geluid van aanspoelend water, maar onverwacht wordt de route gewijzigd doordat meer abstracte geluiden worden toegevoegd. Het is alsof je wordt opgetild en meegenomen naar nieuwe, onherbergzamer plekken. Of die plekken zich op aarde of elders bevinden, mag ieder voor zich uitmaken. Opduvel kreeg het gevoel door een vliegende schotel op reis meegenomen te worden.
Mooi is hoe Zuydervelt en Duplant met rust en onrust weten te spelen en hoe spanning en vreedzame taferelen tegelijkertijd kunnen optreden. In het eerste stuk worden bijvoorbeeld in toenemende mate dreigende elektronische geluiden en het rustgevende geluid van vogels gecombineerd. Verderop gaan trage luiden van klokken op de achtergrond gepaard met een dreigend ritme in de diepte. Daarnaast zijn spaarzame pianonoten te horen in combinatie met sinistere elektronische geluiden. Het stuk is een aaneenschakeling van fragmenten, maar niet dermate collage-achtig dat de muziek van het ene uiterste in het andere schiet. In een vrij lang gedeelte van ‘Le doute’ is een rustige en constante spanning aanwezig.
‘L’espoir’ begint met het geluid van stromend water, een fluisterende vrouwenstem en lange klanken, die opkomen en wegsterven. Als het geluid van water wegvalt, waan je je in een lange gang. Iemand zingt, een andere persoon praat en er is een gestaag ritmisch geluid op de achtergrond, terwijl een drone er doorheen beweegt. Verschillende elementen worden gecombineerd in een stuk dat minder rechtlijnig klinkt dan het eerste werk. Stemmen (pratend of zingend), water, harde elektronische geluiden, zachte of juist geprononceerde drones, percussieve objecten, muziekfragmenten, glijdende en soms ondefinieerbare klanken: het wordt allemaal gebruikt om een gevarieerd maar in zekere zin ook coherent muzikaal landschap te creëren.
De twee stukken op L’incertitude zijn verschillend, maar passen goed bij elkaar, waarbij ‘Le doute’ standvastiger klinkt dan ‘L’espoir’. Bij een eerste, oppervlakkige beluistering loop je het risico de draad kwijt te raken. Aandachtig luisteren is vereist om de logica en schoonheid te kunnen ervaren. Dan openbaren zich twee fascinerende muzikale landschappen.
Machinefabriek with Anne Bakker – Oehoe

Where To Now?, 2020
Van een geheel andere orde is Oehoe van Machinefabriek en Anne Bakker. Bakker is een violiste, altvioliste en vocaliste die thuis is in verschillende muzikale werelden. Zij maakt(e) deel uit van Quibus en het Göksel Yılmaz Ensemble en daarnaast werkte zij met onder meer Michel Banabila, Blaze Bayley, Thomas Zwijsen, Celine Cairo, Kristoffer Gildenlöw en Agnes Obel. Bakker is ook singer-songwriter en in 2018 verscheen haar eerste solo-ep Vox/Viola.
In tegenstelling tot Duplant, werkte Zuydervelt al vaker met Bakker. Samen zijn zij te horen op onder andere Halfslaap II (2015 en 2017), Crumble (2016), Deining (2017) en Short Scenes (2018). Er kan gesproken worden van een vruchtbare samenwerking, waarbij de muzikale focus bij elke uitgave anders ligt. Weliswaar is het nieuwe album Oehoe enigszins te vergelijken met Short Scenes als het gaat om de korte tijdsduur van een aantal stukken, maar de muzikale uitkomst is heel anders.
Dat komt met name doordat Bakkers stem op het nieuwe album een prominente plaats heeft gekregen. Het viool- of altvioolspel gaat veelal vergezeld van woordloze zang en die combinatie vormt regelmatig de leidraad. De (alt)vioolklanken en stem zorgen voor een wonderschoon muzikaal bad, dat door de elektronica-muzikant van een experimentele rand wordt voorzien: aanvullend, ondermijnend, ontregelend of versterkend. Soms werkt het ook andersom, of weven de twee muzikanten elkaars klanken gelijkwaardig door elkaar heen.
In ‘Sirene’ is sprake van een ontregelend effect. Het serene en klassiek geschoolde geluid van Bakker wordt met drukke elektronica beantwoord, alsof Zuydervelt nerveus rond zijn muzikale partner cirkelt. In dezelfde track komt hij verderop tot rust en vloeien elektronische en akoestische klanken in elkaar over. In Schim lijken de klanken soms vanuit het duister op te duiken, en dat geldt niet alleen de elektronica maar ook de vioolklanken. Met een combinatie van statische, bewegende en ritmische geluiden wordt een enerverend stuk geschapen.
‘Harrewar’ is het meest noisy klinkend stuk op Oehoe. Rommelige klanken starten het stuk, waarna een drone van Zuydervelt en snelle klanken van de viool invallen. Het gerommel gaat ondertussen door, verdwijnt even en steekt weer de kop op. Bakkers zang is de rustgevende factor, maar die moet regelmatig opboksen tegen een veelheid aan klanken. In Stuiver wordt het muzikale parcours verstoord door elektronische klanken die van alle kanten lijken te worden afgevuurd. Bakker speelt en zingt stoïcijns door, ook als zij zichzelf met pizzicato spel ritmisch tegenwicht geeft.
Ondanks de grote elektronische inbreng, klinkt Oehoe niet overheersend elektronisch, getuige ook het titelstuk, dat in drie delen over het album is verdeeld, waarin Bakker een bedaarde, enigszins klassieke sfeer weet te scheppen waar Zuydervelt zijn klanken op aanpast. Dat staat in scherp contrast tot het korte ‘Stemmig’, waarin Bakkers stem van echoënde effecten is voorzien en met een zeer levendig elektronisch motief wordt omringd. ‘Voorwaarts’ doet zijn titel eer aan met een gestaag ritmisch patroon dat als basis dient. De verschillende lagen van viool en altviool weven een netwerk van klanken dat hypnotiserend werkt. Dat effect duurt echter maar kort, maar keert verderop in een andere gedaante terug.
Voor meer prachtige muzikale vondsten geldt dat ze een relatief kort leven zijn beschoren. Bakker en Zuydervelt wensen niet te veel in herhaling te vallen en dat maakt dat het album, ondanks de korte tijdsduur, een grote hoeveelheid muzikale ideeën bevat. Oehoe is een gevarieerd elektro-akoestisch album, een kunstwerk met een speelse experimentele inslag, en bijzonder mooi bovendien.