Kazemat, 2019
Lucas de Ruyter van Steveninck was gezagvoerder bij KLM. Hij reisde de hele wereld over en tijdens zijn verblijf in het buitenland maakte hij foto’s van mensen en (alledaagse) gebeurtenissen. Hij deed dat vanaf de jaren vijftig tot de jaren tachtig van de vorige eeuw. De gezagvoerder overleed in 2001, ruim tienduizend foto’s van hoge kwaliteit achterlatend. Die foto’s laten een optimistische kijk op het leven zien, zelfs al zijn een flink aantal van die foto’s in arme (sloppen)wijken genomen. In 2017 is beeldend kunstenaar Pieter Bijwaard, schoonzoon van de piloot, in het foto-archief van De Ruyter van Steveninck gedoken. Hij heeft een honderdtal van de foto’s geselecteerd en in boekvorm bijeengebracht onder de titel All Kinds.
De Ruyter van Steveninck was in het buitenland niet alleen bezig met het op beeld vastleggen van het leven aldaar; hij verzamelde ook muziek uit de streken waar hij verbleef. In zijn nalatenschap bevond zich zodoende ook een grote hoeveelheid cassettes en grammofoonplaten met traditionele muziek. Het in Amsterdam gevestigde Kazemat Records heeft een deel van de collectie van 78-toerenplaten gedigitaliseerd. Die platen heeft Ivo Bol gebruikt als basis voor zijn muziek, waarvan zeven stukken op vinyl zijn uitgebracht, eveneens onder de titel All Kinds. Bij het album is ook een gedeelte van de foto’s die Bijwaard heeft geselecteerd gevoegd.
Bol gebruikt voor zijn muzikale output de naam Vinkepeezer. Dat is een oud woord voor dief. Bol ‘leent’ ook om zijn muziek te maken. Hij werkt met gevonden geluiden, die hij heeft gesampled of zelf opgenomen. De muziek die op All Kinds te horen is, is gebaseerd op Zuid-Amerikaanse muziek. Uit de collectie van 78-toerenplaten heeft Bol stukken genomen en door middel van knippen en plakken zijn eigen muziek gecreëerd. De Zuid-Amerikaanse traditionele muziek klinkt er nog wel doorheen, maar is niet het allesbepalende element. Wie cumbia, salsa, rumba, mambo, samba, tango of merengue verwacht, komt bedrogen uit.
Wat Vinkepeezer doet, is hele korte stukjes van de platen gebruiken en dat herhalen, soms ongewijzigd maar vaak veranderingen aanbrengend. Ritmiek is overduidelijk een element in de muziek, maar is niet waar het hem om gaat. Het draait meer om de sfeer, die opvallend vaak melancholiek van aard is. De ondertoon is dus serieus, maar het mooie van de muziek van Vinkepeezer is dat de speelsheid die ook in de zijn muziek zit en zeker zo prominent aanwezig is, aanstekelijk werkt en zodoende een mooi tegenwicht biedt aan de melancholische klanken.
Vinkepeezer gebruikt behalve de muziek van de 78-toerenplaten, ook de krakende en ruisende geluiden van het vinyl. De krassen, oneffenheden die het afspelen van muziek op een grammofoonplaat met zich brengen, zijn bij de in Amsterdam gevestigde muzikant onderdeel van de muziek, die geen recht pad volgt, maar vol zit met zijsprongetjes. Zo barst opener ‘delar ama catola añunas’ van de springerige details die soms ontregelend werken, maar vooral de muziek levendigheid geven. In het laatste gedeelte wordt de muziek rustiger, maar ook donkerder. Een ruisende en sissende klank treedt op de voorgrond op bijna agressieve wijze, voordat het stuk plots wordt besloten.
Dat de samples afkomstig zijn van Zuid-Amerikaanse muziek, is goed hoorbaar in ‘les tantos muibarols’, al blijven het zeer korte fragmenten die Vinkepeezer gebruikt. Met die korte stukjes weet hij iets van een melodie te scheppen die in een gebroken ritmisch patroon wordt uitgeserveerd. Traditie en futurisme lijken een verbond aan te gaan, waarbij de tweede steeds meer de boventoon voert doordat het stuk in toenemende mate een elektronisch karakter draagt. Verderop gaat de muziek haperen, waarbij de functie van het vinyl zelf (dus niet de muziek erop) groot is. Plots duikt een zangstem op en nu is het de Zuid-Amerikaanse invloed die overheerst. ‘cuyon chaseño kazhuca’ is een miniatuurtje en fungeert als rustpunt op kant A van de vinylschijf.
Die kant wordt besloten met ‘narello docazul racoon’, waarop Vinkepeezer een onderbroken ritme creëert met een fragment waarin piano, bas, slagwerk en gitaar zijn te onderscheiden. Het ruisen en kraken van het vinyl is goed hoorbaar en dient als volwaardig instrument. Mooi is hoe op het eind na een korte stilte het hoofdfragment in een gewijzigde vorm terugkeert. Kant B opent met ‘jesu varellon mute’, een stuk met een nerveuze ritmiek met daarbovenop ultrakorte en bibberende fragmenten. Korte stukjes die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben, worden aan elkaar gekoppeld en dan blijkt er op wonderlijke wijze logica in te zitten. Het is een opeenvolging van klanken die komen opdraven, waarbij sommige even blijven en andere een heel korte levensduur hebben. Alle piepkleine onderdelen vormen samen het stuk.
Op kant B van de plaat is ‘añalna’ het korte rustpunt. Het wordt gevolgd door sluitstuk ‘nalaña’, dat opent met gekraak van het vinyl en een repeterend, voor Vinkepeezer-begrippen lang fragment van een pianostuk. De krassen klinken even luid als, of zelfs luider dan de piano en zijn dus – ook hier – een onlosmakelijk onderdeel van de muziek. De pianomuziek verdwijnt tergend traag naar de achtergrond, zodat het ruisen en kraken nu de hoofdmoot vormt. Subtiel wordt af en toe een snippertje Zuid-Amerikaanse percussie erin gemengd, zonder het patroon van kraken en ruisen, dat van meerdere vinylplaten afkomstig is, te verstoren.
Bij het luisteren naar All Kinds kan het je als luisteraar soms duizelen. Er is een paar luisterbeurten nodig om de vele nuances die de muziek herbergt, te kunnen vatten. Vinkepeezer maakt geen liedjes, maar het als geluidskunst of musique concrète afdoen, is ook te kort door de bocht. De gesamplede muziek laveert een beetje tussen verschillende genres. Het is niet alleen interessant om naar te luisteren; de stukken die Vinkepeezer bij elkaar heeft gesampled en op vinyl heeft vastgelegd, zijn stuk voor stuk intrigerend. Dat laatste woord gaat ook op voor het album als geheel.