A New Wave Of Jazz, 2020
Op het Belgische label A New Wave of Jazz verschenen vorige maand maar liefst acht cd’s tegelijkertijd. Er is even tijd voor nodig om al die muziek te verwerken, maar teleurstellingen zijn op het door gitarist Dirk Serries gerunde label een zeldzaamheid. Het loont dus de moeite, dat blijkt ook na beluistering van de acht nieuwe releases. Gisteren werden de eerste vier besproken. Hieronder volgt deel 2.
Daniel Thompson – Finch

De in Londen wonende gitarist Daniel Thompson is een van de vertegenwoordigers van de vruchtbare Engelse vrije improvisatie/freejazz-scene. Thompson speelt zowel solo als in samenwerkingsverband. Hij werkte onder andere met John Edwards, Steve Noble, Alan Wilkinson, Alex Ward en Evan Parker. Finch is niet de eerste cd op het A New Wave of Jazz-label waarop de gitarist te horen is. Hij speelt in het verderop te bespreken kwartet SETT en vorig najaar verscheen Boskage, een duo-album van Thompson en saxofonist Colin Webster.
De Engelse gitarist speelt akoestische gitaar. Op Finch doet hij dat in drie lange en een korte improvisatie en een miniatuurtje. Dat laatste duurt slechts 11 seconden, maar het is het titelstuk van de cd. Thompson opent met de korte improvisatie, twee minuten in beslag nemend. Zijn spel is minimalistisch en de stilte tussen de spaarzame noten is een belangrijk onderdeel van de muziek. De klanken mogen helemaal wegsterven voordat een volgend stuk volgt. In de stille momenten is de spanning om te snijden.
Finch is echter geen minimalistisch solo-album, zo blijkt uit de drie lange improvisaties. Toch heeft Thompson niet veel noten nodig om tot muziek met een grote zeggingskracht te komen. Het hard of juist zacht aanslaan van de snaren, het laten samengaan van twee of meer harmonieuze of licht dissonante klanken, het tijdens het doorklinken van klanken een nieuwe klank toevoegen die de klankkleur een andere kant opduwt: het zijn voorbeelden van ogenschijnlijk eenvoudige, maar scherpe ideeën die de muziek van de gitarist zo boeiend maken om naar te luisteren. De Engelsman komt ook robuuster uit de hoek, zoals in ‘Improvisation One’ gebeurt na zo’n drie minuten, en dan is de dadendrang een stuk groter. Toch blijft de muziek transparant klinken, ook als snelle korte frasen elkaar in hoog tempo opvolgen of als de intensiteit toeneemt.
De muziek van Thompson is zo opgenomen, dat het heel dichtbij klinkt. Je zit als luisteraar bij wijze van spreken aan de voeten van de gitarist. Zijn ademhaling is te horen en ook enkele klanken die aan zijn keel ontsnappen. Het draagt bij aan het live-gevoel dat de muziek uitstraalt. Thompson beperkt zich niet tot conventioneel spel, maar trommelt op en wrijft over zijn instrument, al dan niet gebruikmakend van voorwerpen.
Belangrijker dan de gebruikte technieken, zijn de ideeën van de muzikant en hoe hij die vorm weet te geven. Thompson doet dat op zijn eigen wijze, met gevoel voor esthetiek maar ook op weerbarstige wijze als de spontane ingeving daarom vraagt. En ja, het is handig als je als gitarist over een fijne techniek beschikt, wat bij de Engelsman zeker het geval is, maar het doel is het overbrengen van gevoel. Daarin slaagt Thompson in zijn improvisaties glansrijk.
Serries/Taylor + Verhoeven – An Evening at JazzBlazzt

In het Limburgse Neeritter is een garage midden in een woonwijk omgeturnd tot een knus zaaltje, waar onder de noemer JazzBlazzt concerten worden georganiseerd. Op 8 juni 2019 traden altviolist Benedict Taylor en gitarist Dirk Serries op, in de tweede set bijgestaan door pianiste Martina Verhoeven. Een weergave van het concert is nu als An Evening at Jazzblazzt op cd verschenen.
De opname van het concert klinkt goed, alsof je op de eerste rij aanwezig bent en zo getuige bent van de spannende interactie tussen de muzikanten, maar dan exclusief de visuele prikkel. De muziek blijft ook zonder visueel aspect moeiteloos overeind. De klankkleuren van Serries’ gitaar en Taylors altviool zijn verschillend maar passen uitstekend bij elkaar, hoe uiteenlopend hun spel ook is. Serries’ spel is onderzoekend, fragmentarisch en vindingrijk, waarbij hij ook gebruik maakt van objecten als een veer, een strijkstok en een aboriginal boemerang. Die voorwerpen dragen bij aan Serries’ zoektocht naar nieuwe klanken. Zijn spel heeft geen vastomlijnd ritme of melodie, maar boeit vooral door het avontuur dat in het onderzoekende spel besloten ligt.
Taylor speelt al even onderzoekend als Serries, maar op een andere manier. Grootste verschil is dat de altviolist ook melodische frasen in zijn spel legt, waar in Serries’ gedachtekronkels het melodische aspect minder belangrijk is. Taylor wisselt korte, felle gestreken noten af met pizzicato spel en lange halen met de strijkstok gaan in een fractie van een seconde over in staccato accenten. Met de strijkstok beroert Taylor de snaren achter de kam en ook het staartstuk. Geluiden ontstaan ook doordat de Engelsman over de snaren wrijft of doordat hij met de strijkstok snaren in de lengte bestrijkt. Het muzikale parcours is divers en onvoorspelbaar.
Na de pauze voegt Verhoeven zich bij de twee andere muzikanten. Er ontstaat direct een heel ander muzikaal krachtenspel, zonder dat Serries of Taylor enige concessie doen. Verhoeven bewerkt de binnenkant van de piano met een kleine mallet. Zo ontstaan percussieve klanken en tonen, afhankelijk van welk onderdeel van de piano wordt beslagen. Met een brush wrijft Verhoeven ook over het instrument. Het klavier wordt slechts beroerd voor een paar goed geplaatste klanknuances, passend bij het spel dat Serries en Taylor creëren. Serries plaatst een satéprikker tussen zijn snaren en met een strijkstok maakt hij lange klanken. Ook Taylors bron van muzikale vondsten blijkt nog lang niet uitgeput en hij gebruikt zelfs zijn poetsdoek om daarmee nieuwe klanken aan zijn altviool te ontlokken.
Het tweede stuk dat in trioverband wordt gespeeld, toont twee verschillende kanten van de improvisatiekunde van het drietal. In het eerste gedeelte wordt enigszins aangesloten bij het eerste stuk en is het spel onderzoekend met ruimte voor expressief spel. Daarna lijkt het stuk ten einde, maar met een enkele pianonoot geeft Verhoeven de aanzet tot een prachtig verstild tweede gedeelte, waarin elke klank van even groot belang is, maar ook de ruimte tussen de noten een voorname rol speelt. Het is een mooi en ontroerend einde van een memorabel concert.
Serries / Verhoeven / Webster – Praxis

Een ander trio waarin Serries en Verhoeven deelnemen, is dat met saxofonist Colin Webster. Deze drie muzikanten kunnen zo’n beetje als kernleden van A New Wave of Jazz worden gezien. Verhoeven en Webster zijn lid van verschillende incarnaties van Serries’ minimal music-project Tonus, maar ook daarbuiten zijn deze drie muzikanten vaak in elkaars gezelschap te vinden.
Op Praxis horen we Serries op akoestische gitaar, Verhoeven op piano en Webster op altsaxofoon. Het album telt zeven improvisaties waarin de muzikanten experimenteren met geluiden, met onconventionele speltechnieken en met interactiemogelijkheden. Er zijn overeenkomsten met het trio met Benedict Taylor, maar de verschillen zijn groter en talrijker. Een ander instrument (saxofoon in plaats van altviool) en een andere mindset zijn er debet aan dat Praxis niet lijkt op An Evening at Jazzblazzt.
In ‘Carbon Patience’ wordt lange tijd een hobbelig parcours uitgestippeld, met korte en nerveuze passages met veel korte, staccato noten. Een lange hoge klank van de altsax drijft de muziek voorzichtig een andere kant op. Verhoeven speelt nu op het klavier, in plaats van dat zij de snaren van de piano met haar handen beroert. Serries is constant in zijn niet-constant zijn. Dat wil zeggen dat zijn spel, met en zonder gebruik van hulpmiddelen, a-ritmisch, percussief en onvoorspelbaar is. De Belg blijft nooit lang bij hetzelfde idee hangen.
Webster is net als Serries een speler die een snelle opeenvolging van ideeën niet schuwt. Zijn technieken zijn bijna zonder limiet. Zo klinkt zijn sax heel verschillend: pruttelend of zuigend, grofkorrelig of strak, zonder of met toon. Soms hoor je alleen de kleppen van het instrument. Verhoeven schraapt soms over de snaren van de piano, gebruikt voorwerpen om de snaren te beroeren en in ‘Retro Formality’ benut zij veelal de lage tonen van het instrument. De drie muzikanten voelen elkaar perfect aan, weten wanneer ruimte genomen en wanneer ruimte gegeven moet worden.
Het minimalisme van Tonus klinkt door in geduldige passages, maar is deze keer geen doel, maar onderdeel van het proces, van de gezamenlijke improvisaties waarin in principe alles mogelijk is. Toch schiet de muziek niet doelloos alle kanten op: er is controle en de muzikale ideeën passen binnen het idioom van de muzikanten, die er gelijkgestemde geesten op nahouden. Het spel is onvoorspelbaar binnen een niet van tevoren bepaalde vorm, maar in elk stuk is er wel een vorm, zij het een hele vrije. Het biedt aanknopingspunten om de muziek te verbinden, terwijl de stukken onderling weer behoorlijk verschillen. De interactie en de bijna hoorbare concentratie van de muzikanten maakt deze muziek extra spannend om naar te luisteren.
SETT – First and Second

Van alle verschillende combinaties van muzikanten en instrumenten binnen het A New Wave of Jazz-label, is het kwartet SETT misschien wel de meest bijzondere. Het kwartet bestaat uit Dirk Serries en Daniel Thompson op akoestische gitaar, Benedict Taylor op altviool en John Edwards op contrabas. Voor laatstgenoemde is het zijn eerste verschijning op een uitgave van het label. Onbekend is hij allerminst. De Britse veteraan speelde met o.a. Evan Parker, Veryan Weston, Phil Minton, Roscoe Mitchell en Lol Coxhill (de lijst is veel langer).
Het opvallende van dit kwartet is natuurlijk dat het om vier strijkinstrumenten gaat, dus geen blazer(s), geen slagwerk en geen piano. Dat dit geenszins een verarming betekent, bewijst het kwartet op First and Second in twee lange improvisaties van elk vijfentwintig minuten. Van alle acht cd’s die tegelijkertijd zijn verschenen, is dit de meest uitdagende. Er is geen uitgestippelde koers, geen vooropgezet plan en geen vangnet. Er is alleen het moment.
Met een bezetting met vier snaarinstrumenten zou je kunnen denken dat de muzikanten, allemaal vrij improviserend, elkaar in de weg kunnen zitten. Niets daarvan blijkt bij SETT. Het kwartet kan zeer verstild musiceren en dat zoiets ook kan met staccato klanken, bewijst het viertal in beide improvisaties. Er zijn echter ook robuuste passages waarin alle vier de muzikanten tegelijkertijd en door elkaar heen spelen. De mogelijkheden die de instrumenten bieden, zijn eindeloos. Niet alleen conventioneel gebruik van het instrument, maar vooral ook het onconventionele aspect van het (samen)spel maakt de muziek uitdagend en spannend.
Alle instrumenten kunnen met de vingers, pizzicato, worden bespeeld, maar ook met een strijkstok of objecten. Op de klankkast en de snaren kan worden geslagen, of er kan over worden gewreven, met vingers of nagels, maar ook met de voor- of achterkant van de strijkstok. Met vier instrumenten in de bezetting, kunnen de verschillende mogelijkheden tegelijkertijd worden benut. Zo kent ‘First SETT’ een prachtige passage waarin Serries en Thompson tokkelen op hun gitaar, terwijl Edwards en Taylor de snaren van hun instrument met een strijkstok beroeren. Er wordt ook ruimte gecreëerd; niet elke muzikant hoeft constant in de weer te zijn. In de eerste set levert dat na zo’n dertien minuten een verstild gedeelte op waarin gitaarklanken mogen doorklinken en de bas en altviool licht ontregelen met korte klanken.
In de tweede set valt onder meer op hoe verschillend de gitaristen spelen als zij tegelijkertijd in de weer zijn. Het percussieve element is aanwezig in beide sets, maar het is niet waar het om draait. Het gaat om de interactie, om de ingevingen en hoe die in het moment af te stemmen met de andere muzikanten. De muziek is zeer speels maar heeft ook een serieuze dictie. Zelfs in de meest rustige passages is de muziek constant in beweging.
Met vier muzikaal gelijkgestemde maar vooral individuele geesten, kan het niet anders dan dat de muziek veelomvattend is. De ideeën blijven constant stromen en dat betekent dat er steeds iets gebeurt. Wie naar rust aan zijn oren verlangt, moet hier niet zijn. Het is muziek voor wie het avontuur zoekt, voor wie kan genieten van spontane ingevingen in veelvoud. Het is niet zo dat het zich allemaal in hoog tempo afspeelt, maar in vrijwel elke muzikale frase is er meer aan de hand dan je zou vermoeden of verwachten. Herhaald beluisteren wordt aanbevolen; het wordt alleen maar mooier.