Tartarus, 2020
Throwing Bricks is een vijftal uit Utrecht. Voorheen was het een hardcoreband, maar de groep heeft zijn stijl omgebogen naar een mengeling van sludge, doom, hardcore, black metal en screamo. Het is voorstelbaar dat het hardcore-jasje te krap is komen te zitten en daarom de blik is verruimd. Het nieuwe album What Will Be Lost, op tape verschenen bij het Tartarus-label, getuigt van een open geest en een frisse benadering van een aantal stevige genres.
Een van de sterke punten van Throwing Bricks anno 2020 is dat de band weet te doseren en variëren. Verschillende stijlelementen zijn herkenbaar, maar de Utrechters springen niet van de hak op de tak en overdrijven niet. Het is geen kwestie van “kijk eens wat wij allemaal kunnen”. Overgangen passen binnen de context van de songs en ook als album klinkt What Will Be Lost behoorlijk coherent, ondanks de grote variëteit.
Tweede pluspunt is dat de muzikale ideeën zijn gekanaliseerd in goede songs die niet te lang duren. Het langste stuk op de cassette duurt zesenhalve minuut. De stukken blijven overzichtelijk, het is niet overdone en verveling krijgt geen kans op toe te slaan. Binnen een beperkte tijdsduur weet Throwing Bricks een veelheid aan ideeën te bewerkstelligen die – hoe onwaarschijnlijk soms ook – bij elkaar passen. Nergens is sprake van een geforceerde kruisbestuiving. Zo gaan bijvoorbeeld trage doom en razendsnelle black metal bij deze band prima samen.
Opener ‘What Will Be Lost/Won’t Happen Again’ is traag en somber. Er zit rust in de gitaarpartij aan het begin. De muziek straalt meer wanhoop uit dan woede, al schreeuwt zanger Niels Koster dat het een lieve lust is. De vocalen liggen niet te dik bovenop de muziek, maar maken er onderdeel van uit. De band vindt een goed evenwicht tussen melodie (in de gitaarpartijen) en kracht. De doom overheerst, maar op het eind volgt een explosie van energie en komt de black metal-invloed naar voren.
Een zware bas die bij Kyuss of de oude QOTSA niet zou misstaan trekt de logge modderschuit die ‘The Day He Died’ heet, op gang. In de trage sludge met een sterke doom-rand blijkt de schreeuwende Koster goed uit de voeten te kunnen, maar het zijn vooral de donkere riffs die de koers bepalen. Mooi is dat de melodie in de tweede gitaar niet te overheersend is; die klinkt ongeveer even hard als de riff. Met andere woorden: de sound is mooi uitgebalanceerd. De solo van de diep klinkende bas van Jordi van Putten heeft een emotioneel effect en vormt de perfecte opmaat voor het kolossale einde. Dat vormt een groot contrast met het begin van ‘Constant Failure’, waarin de band vanaf de eerste seconde op volle snelheid ligt. De blastbeats vliegen om je oren, maar het is geen pure black metal die Throwing Bricks brengt. In de zang is de hardcore-invloed duidelijk hoorbaar en zodra de band in het middenstuk het tempo naar beneden bijstelt, is het de zware sludge die overheerst. Het heen en weer schieten tussen twee tempi gaat de band goed af.
‘Ceremony’ begint met een ronkende gitaar plus feedback. De drone-metal à la Sunn O))) is een aangename verrassing. Koster schreeuwt in de verte maar wordt door de zware klanken overstemd. De vocalist klinkt alsof hij in nood is en geholpen moet worden, maar hoe kom je bij hem? De gitaarmuur is ondoordringbaar. Het is een gewaagde zet om een drone-stuk van zes minuten in het hart van het album te plaatsen. Het werkt wonderwel, maar vraagt ook om verlossing. Die komt er met ‘Patterns Rise’, dat begint als een agressieve aanval op de trommelvliezen. Het tempo wordt echter al snel drastisch naar beneden gebracht om opnieuw in sludge en doom-stand te gaan, zodat het opnieuw de radeloosheid is die overheerst. Elementen uit oude heavy metal (de riff die na tweeënhalve minuut opduikt) worden vermengd met een hedendaagse sound.
‘Glass Queen’ is het kortste stuk op de plaat. In een redelijk langzaam tempo gaat de beuk erin, maar ook nu is er plaats voor nuance: soms verdwijnt de zware riff naar de achtergrond en duiken tremolo-gitaren op, waarna het riffwerk weer wordt opgepakt, maar anders dan in het begin. Er passen veel ideeën in tweeënhalve minuut. ‘Galling’ begint ingetogen, berustend, alsof de wonden worden gelikt na een verloren slag. De melodieuze gitaarpartijen neigen naar post-rock. De berusting is schijn, want er moet nog een dosis frustratie worden uitgeschreeuwd. De emotie ligt aan de oppervlakte. Er wordt nog een tandje bijgeschakeld, alsof men in blinde woede terug rent naar het slagveld. Onderweg wordt een paar keer van tempo gewisseld.
Het slotstuk is ‘Ready To Fall’, waarin sludge en doom weer een verbinding aangaan. Mooi is de overgang naar een rustig gedeelte, waarin even tijd is voor contemplatie, waardoor de verwoestende uithaal erna des te harder aankomt. Als vanzelf vindt de band weer melodieuzer terrein voor het slot, bijna zonder dat je het in de gaten hebt. Deafheaven zou het niet beter doen.
Throwing Bricks breekt geen records als het om extremen gaat. Het is een combinatie van factoren die What Will Be Lost zo appetijtelijk maken. De mix van stijlen is op zich niet origineel, maar de manier waarop het gebeurt geeft de band wel een eigen smoel. Wat dit vijftal doet, doet het goed, in alle opzichten. De composities zitten goed in elkaar en het is variatie troef. Puristen zullen er niets mee kunnen, maar Opduvel vind dit buitengewoon goed metalalbum. Hoed af en diepe buiging.